by admin | feb 3, 2021 | Economie
Er is alweer 500 miljoen euro extra tekort in de Vlaamse begroting. Daardoor zal de Vlaamse begroting in 2021, door de coronafactuur, nog groter worden tot een tekort van 3,3 miljard.
In 2019 stegen de misgelopen inkomsten voor Vlaanderen tot 591 miljoen euro. De Vlaamse regering heeft de hefbomen om de put te dempen, maar maakte daar geen gebruik van. Dat schrijft De Tijd.
De taxshift van de regering-Michel beoogde een verschuiving van de belastingen op arbeid naar belastingen op kapitaal en consumptie. Een verhoging van de belastingvrije som en een aanpassing van de belastingtarieven en -schijven in de personenbelasting moesten werken lonender maken en de koopkracht van de Belg aanzwengelen.
Vlaanderen en de andere gewesten heffen echter opcentiemen op de federale personenbelasting. Doordat de taxshift een knip zette in die belasting vallen de inkomsten uit de opcentiemen lager uit. In 2016 bleven die minderinkomsten voor Vlaanderen beperkt tot 69 miljoen euro, maar in 2018 liepen ze op tot 388 miljoen. In 2019 volgde voor Vlaanderen de zwaarste dobber met bijna 600 miljoen aan misgelopen belastinginkomsten. ‘Die minderinkomsten zullen volgens ramingen van de FOD Financiën stijgen tot ruim 800 miljoen euro per jaar’, zegt coauteur Koen Algoed, secretaris-generaal bij het departement Financiën en Begroting.
Nu de Vlaamse begroting in 2021 door de coronafactuur afdaalt naar een tekort van 3,3 miljard was ruim een half miljard euro aan extra inkomsten welkom geweest. ‘Vlaanderen kan de taxshift ook terugdraaien door de opcentiemen te verhogen. Niemand verhindert dat’, zegt professor Publieke Financiën André Decoster (KU Leuven). ‘De autonomie betekent net dat je de mogelijkheid hebt om niet akkoord te gaan met wat federaal besloten is, maar Vlaanderen maakte vooralsnog geen gebruik van die bevoegdheid’, zegt Decoster tegen De Tijd, die een studie van het Vlaamse departement Financiën en Begroting die de dynamische budgettaire gevolgen van de zesde staatshervorming in kaart brengt kon inzien. De Leuvense onderzoeksgroep Vives publiceert de studie donderdag.
Dat dat de begroting bezwaart, is een prijs die de N-VA en de Vlaamse regering – ook de huidige – willen betalen. ‘Ons land kent een hoge belastingdruk. Die verhogen lijkt me onverstandig’, zegt Vlaams minister van Financiën en Begroting Matthias Diependaele (N-VA).
Bron: Trends
by admin | feb 3, 2021 | Sectoren
In februari 2019 werd gestaakt tegen een voorstel van loonnorm van 0,8%. Vandaag zijn die kruimels nog eens gehalveerd…naar 0,4% opslag.
Na maanden waarin de werkenden duidelijk maakten wie alles doet draaien, worden ze beledigd wat hun loon betreft. Een marge van maximaal 0,4% is onaanvaardbaar.
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven geeft advies inzake de marge voor de loononderhandelingen op nationaal niveau. Deze onderhandelingen kaderen in het Interprofessioneel Akkoord (IPA) tussen vakbonden en bazen.
Het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd bijgesteld van 0,9% opslag tot maximaal 0,4%. De reden? De loonnormwet voorziet in een veiligheidsmarge van 0,5%. Voor alle duidelijkheid: de ‘veiligheid’ waarvoor marge wordt genomen, heeft geen betrekking op onze sociale veiligheid maar op de winsten van de bedrijven. Het toont aan hoe de bazen de wetgeving naar hun hand zetten. Dan doen ze ook door de berekening van de “loonkost” steeds abstracter te maken (onder meer door fiscale en andere cadeaus van de overheid niet in mindering te brengen). De bazen bepalen de regels, spelen samen met de overheid vals en vertellen achteraf dat dit nu eenmaal de regels zijn.
De diepe economische crisis, mee versneld en verdiept door de pandemie, maakte onder meer in Europa duidelijk dat een aantal van die ‘regels’ niet in steen gebeiteld zijn. Om het systeem overeind te houden, werden regels als de beperking van de staatsschuld en de vereiste van begrotingen in evenwicht zonder problemen overboord gegooid.
Voor de bazen is 0,4% nog te veel. Er is geen ruimte voor enige loonsverhoging, riepen ze de voorbije weken. VBO-topman Timmermans waarschuwde voor een “ontsporing” van de lonen en suggereerde dat zo’n ontsporing nadien moet ‘rechtgezet’ worden met maatregelen als een indexsprong. Kortom: we mogen al ‘blij’ zijn dat er niets afgenomen wordt. Aangezien 0,4% dicht genoeg bij nul ligt, hopen de werkgeversfederaties nu op “sereen overleg”.
Na jaren van ‘loonmatiging’, waarvoor de bazen bij alle traditionele partijen bereidwillige politici vonden, is het aandeel van onze lonen in de totaal geproduceerde waarde afgenomen. Onze levensstandaard heeft met andere woorden de vooruitgang niet gevolgd. De bazen willen dat het liefst zo houden en gebruiken opnieuw alle mogelijke argumenten.
Natuurlijk is er het argument dat ernstige loonopslag niet kan in een diepe crisis. Het is evenwel niet voor iedereen crisis en bovendien blijft de vraag wie zal opdraaien voor die crisis. De gewone werkenden of diegenen die de afgelopen jaren steeds rijker werden? De 2.153 miljardairs in deze wereld bezitten meer dan de 60% armsten. Bloomberg merkte op dat de 500 rijksten hun rijkdom in 2019 met maar liefst 25% zagen toenemen. In coronatijden ging Jeff Bezos van Amazon er met 67 miljard dollar op vooruit, dat is ruim 2000 dollar per seconde. Je zal maar in de zorg of de distributie werken en per maand nog niet verdienen wat Bezos per seconde binnenhaalt. Haal het geld bij de superrijken, niet in onze zakken! Voor alle duidelijkheid: als we het over ‘superrijken’ hebben, bedoelen we niet de werkenden die wat spaarcenten hebben. Er zijn in ons land 29 miljardairs. Of denk aan de CEO’s van beursgenoteerde bedrijven: zij waren in 2019 goed voor een gemiddeld jaarloon van 2,46 miljoen euro en gingen er op een jaar tijd met 30% op vooruit.
Breek de loonnorm, breek de loonwet
In het verleden was er een indicatieve loonnorm, waarbij op sector- en/of bedrijfsniveau kon beslist worden om meer opslag toe te kennen. Dit is gewijzigd in een dwingende loonnorm, met de mogelijkheid van sancties. In bedrijven waar het personeel sterker staat, wordt de loonnorm in de praktijk nog regelmatig overschreden. Dat gebeurt onder meer via extralegale voordelen. Het loonpakket wordt hierdoor steeds individueler ingevuld, wat de bazen meer ruimte biedt voor willekeur en verdeeldheid. Bovendien wordt op deze manier een stuk loon aan de sociale zekerheid onttrokken.
Twee jaar geleden werd de loonnorm van 0,8% opgetrokken tot 1,1% na een goed opgevolgde staking in februari 2019. Ook nu zal strijd nodig zijn om de loonnorm fors op te trekken. Bovendien moet deze strijd ook de loonwet op zich in het vizier nemen. Een terugkeer naar een indicatieve loonnorm zou het minimum moeten zijn. Het zou het mogelijk maken om bijvoorbeeld in de supermarktsector en het transport substantiële loonsverhogingen te realiseren. Of vinden de bazen en hun politici dat deze helden van de coronacrisis dat niet waard zijn? Daarnaast moet ook de eis van een hoger minimumloon, van minstens 14 euro per uur, in de strijd worden opgenomen.
Waarop wordt gewacht om een goed voorbereide campagne, met werkenden uit essentiële sectoren vooraan, op te zetten om de belangen van de werkende klasse te verdedigen? De vakbondsleiders klagen terecht aan dat 0,4% een belediging is. Wie beledigd wordt en daar niets tegen doet, wordt onder de voeten gelopen. Er is nood aan een offensieve strijd. De werkende klasse heeft potentieel een enorme kracht om te reageren, maar dat vereist organisatie en een strijdbaar programma.
Het is door strijd dat in 2019 de loonnorm van 0,8% naar 1,1% ging (zelfs indien er meer mogelijk was), het was eveneens door strijd dat het pensioen met punten is tegengehouden. De strijdbeweging waarmee we de bazen en de regering het meest in het defensief duwden was die van eind 2014, toen er een ernstig actieplan was met acties die telkens opbouwden naar een volgende stap. Corona mag geen excuus zijn om niet te reageren, de bazen en hun politici laten zich immers ook niet door Covid-19 hinderen om hun beleid op te leggen. Breek de loonnorm, breek de loonwet!
Bron: LSP
by admin | feb 3, 2021 | Economie
Toch groei voor Belgische economie.
KBC is redelijk optimistisch over de vooruitzichten voor de Belgische economie. De bank gaat nu uit van een groei met 2,2 procent over heel 2021. Eerder werd een groei voorspeld van amper 0,9 procent. Vooral in de tweede jaarhelft, als meer Belgen gevaccineerd zijn, zou de economie moeten aantrekken.
Voor 2020, dat volledig beheerst werd door de coronapandemie, verwacht KBC een krimp van de Belgische economie met 7,1 procent. Het vierde kwartaal was uiteindelijk iets beter dan verwacht.
Voor 2021 is de bank veel optimistischer geworden. Ze verwijst daarbij naar de jongste vertrouwensindicatoren van de Nationale Bank, ‘die verrasten in positieve zin’. Zo staat het ondernemersvertrouwen in de Belgische industrie weer op het niveau van voor de coronacrisis. En ook de Belgische consument toonde in december weer meer vertrouwen.
Ook de start van de vaccinaties biedt perspectief, al ziet KBC ook wel nog een aantal uitdagingen. Ze verwacht dat versoepelingen slechts zeer geleidelijk zullen kunnen gebeuren. Ook zijn er nog onzekerheden over de werkzaamheidsduur van het vaccin en de vaccinatiebereidheid bij de Belgen.
Daarnaast blijft ook de vrees om de volgende maanden werkloos te worden op een historisch hoog niveau. Gevreesd wordt dat de Belg hierdoor de vinger op de knip zal houden. Tot slot vormt ook de brexit een uitdaging voor de Belgische economie.
Als met dit alles rekening wordt gehouden, verwacht KBC een groei van het Belgische bruto binnenlands product (bbp) met 2,2 procent dit jaar. ‘We blijven ervan uitgaan dat het herstel van de Belgische economie tot de zomer traag zal verlopen. Vanaf midden 2021 zal de bbp-groei versnellen in lijn met het vervolledigen van de uitrol van het vaccin en het bereiken van voldoende immuniteit onder de bevolking’, klinkt het.
KBC blijft hiermee wel nog voorzichtiger dan sommige andere instellingen, waaronder de Nationale Bank. Die gaat uit van 3,5 procent groei in 2021. Voor volgend jaar verwacht KBC nog een versnelling, tot een toename van het bbp met 4,2 procent.
Bron: Trends
by admin | feb 3, 2021 | Sectoren
De lonen mogen 0,4 procent stijgen, dat is schandalig!
Het wettelijk kader waarin bedrijfsorganisaties en vakbonden over loonvoorwaarden onderhandelen, is volstrekt achterhaald, schrijft Matthias Somers, wetenschappelijk medewerker bij Denktank Minerva.
Mogen de lonen de komende twee jaar stijgen, en zo ja, met hoeveel? Dat is de inzet van de onderhandelingen tussen bedrijfsorganisaties en vakbonden. De context is natuurlijk moeilijk: in onzekere economische tijden houden bedrijven liever de hand op de knip. Vakbonden willen dan weer graag op z’n minst de inzet van eerstelijnswerkers in de coronacrisis beloond zien. Om maar een idee te geven: in sommige winkelketens moet een voltijds werkende verkoper met minder dan twee jaar ervaring het doen met een loon van net iets meer dan 1.700 euro, bruto. Zij vragen geen horecacheque als ‘beloning’. Zij vragen een leefbaar loon.
Maar de loononderhandelingen in ons land zijn niet vrij: de sociale partners moeten zich aan een strikt bepaald, wettelijk kader houden dat onder de voorgaande regering-Michel nog verstrengd is. En volgens dat kader mogen de lonen in België de komende twee jaar met amper 0,4 procent stijgen (DS 14 januari). Voor onze verkoper betekent dat een opslag van zegge en schrijve 7 euro, bruto. De vraag is dus: zit dat wettelijk kader wel juist?
Het idee is dat België ‘te duur’ is, dat we met een ‘loonkostenhandicap’ kampen. Een uur werk, zo gaat het verhaal dat dit strikte kader motiveert, kost een bedrijf in België gemiddeld meer dan een uur werk in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Dus moeten we onze lonen matigen. Maar klopt die redenering wel?
Nog vóór de onderhandelingen over eerlijk loon naar werk kunnen beginnen, worden werkers al met de rug tegen de muur geplaatst
Ten eerste houdt deze zogenaamde loonkostenhandicap geen rekening met verschillen in productiviteit. Hij meet hoeveel een gewerkt uur een bedrijf kost, maar houdt geen enkele rekening met hoeveel een gewerkt uur dat bedrijf oplevert. En dat is in België gemiddeld meer dan in onze buurlanden. Maar de wet bepaalt dat die hogere productiviteit niet mag meetellen in de loononderhandelingen – meteen een eerste vervalsing van de loonkostenhandicap.
Ten tweede bepaalt de wet dat in de berekening van de loonkosten géén rekening gehouden mag worden met loonkostsubsidies, zoals de vrijstelling van het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing of de specifieke verminderingen van de werkgeversbijdragen. In 2019 waren deze subsidies aan bedrijven goed voor maar liefst 12,5 miljard euro. Voor de berekening van de loonkostenhandicap doen we alsof bedrijven die kosten wel moeten dragen, terwijl dat in werkelijk helemaal niet zo is. Meteen een tweede vervalsing van de werkelijke kost van arbeid in België.
Ten derde bepaalt de wet dat we moeten doen alsof de niet-gefinancierde taxshift van de regering-Michel nooit gebeurd is. Die taxshift gunde bedrijven een algemene vermindering van hun bijdragen aan de sociale zekerheid. Volgens berekeningen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid leverde dit bedrijven in 2019 een voordeel op van 2,8 miljard euro: bijna drie miljard minder voor de sociale zekerheid, bijna drie miljard meer voor de kas van de bedrijven. En wat zegt de wet? Dat we die miljarden moeten bijtellen bij de kosten van bedrijven: alsof ze die miljarden wel hebben betaald aan de sociale zekerheid. Dat is al de derde vervalsing van de werkelijke kost van arbeid in België.
De ‘wettelijke’ loonkost die maakt dat werknemers in België niet hoeven te rekenen op een loonsverhoging die naam waardig, is zo tot een volstrekt fictief concept verworden, dat met de werkelijke kost van arbeid geen enkel verband houdt. Nog voor de onderhandelingen over eerlijk loon naar werk kunnen beginnen, worden werkers al met de rug tegen de muur geplaatst.
Nu de crisis de winstgevendheid van (een deel van de) bedrijven onder druk zet, is verzet tegen een substantiële loonsverhoging misschien begrijpelijk. Maar dat betekent niet dat de principes achter dit strikte wettelijke kader niet in vraag gesteld moeten worden. Want ook in economisch betere tijden geeft dat kader nauwelijks ruimte voor loonsverhogingen. Zelfs al maken onze bedrijven meer winst, zelfs al zijn onze werkers productiever: het speelt allemaal geen rol. Het enige wat telt, is een fictief loonkostenconcept dat alsmaar verder verwijderd raakt van de realiteit, en de loonpolitiek in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Krijgen werknemers daar geen groter deel van de koek? Dan moeten ze ook hier op niet meer dan kruimels rekenen.
Loononderhandelingen zijn, in essentie, een strijd om de verdeling van de meerwaarde die door arbeid wordt geproduceerd: wie mag er genieten van de extra rijkdom die we in ons werk hebben gecreëerd? Het bedrijf en zijn aandeelhouders? Of werkers? De loonnormwet van 1996 is duidelijk: onze verkoper moet gelukkig zijn met 7 euro bruto en verder zijn mond houden. Bron: De Standaard
by admin | feb 3, 2021 | Onderwijs
Open brief van Wim Vercruysse, directeur, aan minister Weyts
Beste mijnheer Weyts,
U wil graag directeurs helpen. We lazen het vrijdag in de kranten. Dat is sympathiek van u. En vooral hoog nodig. Maar uw plan is niet helemaal waterdicht. Het is niet omdat u met enkele miljoenen zwaait, dat een probleem is opgelost. Voor alle duidelijkheid, u voorziet 3 miljoen om de problemen van directeurs op te lossen. Dat lijkt een riante geste. Als je dat verdeelt over de 4.000 onderwijsinstellingen van Vlaanderen, klinkt dat al heel anders.
Wie de krantenartikels gelooft, leert dat directeurs heel veel opleidingen nodig hebben. Want u wil experts en organisaties inzetten die de nodige kennis en vaardigheden kunnen aanleren. Als er één ding is dat directeurs WEL kunnen, dan is het rekenen. Exact 750 euro per school. Hebt u al eens een spreker uitgenodigd, mijnheer Weyts? Met 750 euro kan je exact één persoon laten langskomen.
Maar dan zijn we er nog niet. We worden dagelijks overspoeld met webinars, infosessies, bijscholingen … Allemaal heel leuk en interessant, ongetwijfeld. Maar welke directeur heeft daar tijd voor? In onze school lopen 450 leerlingen rond en 33 personeelsleden. We hebben daarvoor maar 1 voltijds directieambt. Dat is amper voldoende om de praktische kant van een school te runnen. Laat staan dat je nog tijd hebt voor klasbezoeken, functioneringsgesprekken, interne controle of professionalisering. Als nieuwe directeur werk ik gemiddeld 60 uren per week. Je vindt mij ook op school op woensdagnamiddag, zaterdag en zondag. Zelfs in vakanties ben ik gemakkelijk 20 uren aan het werken op een week. En dat doe ik eigenlijk zuiver uit motivatie en enthousiasme. Voor net geen 3.000 euro netto per maand.
Nee, mijnheer Weyts, het is niet de coronacrisis die ons plots nekt. We roepen al jaren dat we verdrinken. We kunnen niet komen naar uw bijscholingen. We hebben het te druk. Met mails en telefoons. Met wc’s ontstoppen en gebarsten ramen laten herstellen. Met boterhammen smeren voor steeds meer kansarme kinderen. Met jagen en oplossingen zoeken voor achterstallige betalingen. Met vervangingen zoeken die niet te vinden zijn, omdat jongeren niet meer kiezen voor de job. Met zelf in de klas staan omdat onze leerkrachten ziek zijn of een burn-out hebben, terwijl ons eigen werk zich verder opstapelt. Met het motiveren en pushen van ons team, steeds verder over het randje. Met personeelsvergaderingen, ouderraadvergaderingen, schoolraadvergaderingen, schoolgemeenschapsvergaderingen, buurtvergaderingen en schoolbestuurvergaderingen. Met het aankopen van materialen, het vergelijken van prijzen, het opvolgen van bestellingen, het opmaken van subsidiedossiers en begrotingen. Met het organiseren van winstactiviteiten, take-aways, wafelverkoop en pannenkoekenslagen. Met het verhuren van onze accommodatie, het openstellen van onze terreinen, het opvolgen van onze bouwwerven.
Nee, mijnheer Weyts, we doen dat niet tegen onze goesting. Integendeel. Onze goesting is gigantisch. We willen dat allemaal goed doen. En we weten ook hoe dat moet. We hebben er gewoon geen tijd genoeg voor.
Maar er is ook goed nieuws. Er bestaat een oplossing. En die is niet eens zo moeilijk. Directeurs hebben extra uren nodig, geen betutteling. Een grotere school vraagt meer directieondersteuning. Dat is toch niet zo gek? Het werk, de zorgen, het nodige aantal uren is recht evenredig met de grootte van de school. Dat is toch logisch?
Het wordt hoog tijd dat er ernstig wordt geïnvesteerd in onderwijs. Want als er één ding is dat we nu wel hebben geleerd, dan is het dat een sluiting van een school heel erg voelbaar is in het welbevinden en de resultaten van leerlingen. Wel, mijnheer Weyts, het is dan ook uw verantwoordelijkheid om hier vandaag iets aan te doen. Anders dreigen onze scholen ook na de coronacrisis te sluiten. Niet wegens besmettingen, maar omdat er geen onderwijzers of directeurs meer zijn om de boel draaiende te houden.
Hoopvolle groeten,
Wim Vercruysse
Directeur ad interim, VBS De Twijg, Wijgmaal.
Dit bericht verscheen in De WereldMorgen