Dit verandert op 1 mei

Dit verandert op 1 mei

Veel verandert er niet vanaf 1 mei, daarom geven we hier een overzicht van de laatste stand van zaken over de coronamaatregelen:   Dit gaat in vanaf 26 april:   – We mogen buiten weer met meer mensen op hetzelfde moment samenkomen. De buitenbubbel vergroot dan van vier naar tien personen. Essentieel blijft daar wel om voldoende afstand te houden en het mondmasker te dragen.   – De niet-medische contactberoepen mogen de deuren weer openen. Het gaat dan onder meer om kappers en schoonheidssalons, die tijdens de paaspauze de deuren weer hadden moeten sluiten.   – Het is niet meer nodig om te reserveren in niet-essentiële winkels. Tijdens de paaspauze moest je nog een afspraak maken om bijvoorbeeld een half uur in een kledingzaak rond te lopen, dat moet dan niet meer. De coronamaatregelen blijven uiteraard wel gelden. Zo blijft het dragen van een mondmasker verplicht, moet je je handen ontsmetten bij het betreden en verlaten van de zaak en dien je afstand te houden tot anderen.   – Testevenementen en pilootprojecten in een wetenschappelijke context zijn mogelijk. Dat kan in de culturele en de sportsector.   Dit gaat in op 8 mei, de dag waarop volgens het Overlegcomité 70 procent van de 65-plussers gevaccineerd zal zijn:   – De moeilijkste discussie voor het Overlegcomité draaide rond de heropening van de horeca, en dan meer bepaald de terrassen. Onder meer Vlaams minister-president Jan Jambon en PS-voorzitter Paul Magnette hadden er eerder voor gepleit om die op 1 mei te heropenen, anderen noemden 15 mei een meer aangewezen datum. In zaterdag 8 mei werd een compromis gevonden. Dan mogen horecazaken hun terras weer buiten zetten.   – De avondklok wordt vervangen door een samenscholingsverbod voor groepen vanaf vier personen. In Brussel gaat dat verbod in om 22 uur, in de rest van het land om middernacht. Het loopt af om 5 uur.   – We mogen thuis twee knuffelcontacten ontvangen in plaats van één. Ze moeten wel tot hetzelfde huishouden behoren.   – Georganiseerde buitenactiviteiten kunnen met 25 personen.   – Buiten mogen cultuurevenementen en erediensten georganiseerd worden voor een maximum van 50 personen.   – De rest van het ‘buitenplan’ gaat ook in. Pretparken kunnen weer openen en buiten sporten mag dan ook met maximum tien personen. Publiek mag daar niet bij zijn. Ook professionele brocante en rommelmarkten worden mogelijk.   – Voor kinderen en jongeren kunnen buiten georganiseerde activiteiten plaatsvinden met maximum 25 aanwezigen, met als leeftijdsgrens 18 jaar. Binnen mag het met 10 aanwezigen, met als leeftijdsgrens 12 jaar.   Op langere termijn werd beslist dat de horeca binnen weer open zal mogen zodra het aantal coronapatiënten op intensieve zorg onder de 500 duikt. Juni moet dan weer de maand van het binnenplan worden, met versoepelingen die mondjesmaat genomen kunnen worden. De overheid mikt erop tegen dan alle 65-plussers en kwetsbare personen gevaccineerd te hebben, waardoor zowel binnen als buiten meer mogelijk zal worden.   Vlaams minister van Volksgezondheid Wouter Beke denkt aan de invoering van een coronapas. Maar de CD&V-minister koppelt er wel een aantal voorwaarden aan. Zo mag het systeem niet discrimineren en moet ook iedereen de kans hebben gehad om zich te laten vaccineren.
Kind in quarantaine, ouder mag betaald thuisblijven

Kind in quarantaine, ouder mag betaald thuisblijven

Wat de kleurcode voor corona ook is, de kans bestaat dat jouw kind door een coronabesmetting tijdelijk verplicht in quarantaine moet. Hoe los je dat als werkende ouder op?

Organisatorische uitdaging

Wanneer je kind positief test op het coronavirus is het, net als bij volwassenen, verplicht om in quarantaine te gaan. Ook een clusterbesmetting bij klasgenootjes op school of in de kinderopvang van jouw kind kan ervoor zorgen dat die locatie gedeeltelijk of volledig gesloten wordt. Dit heeft als gevolg dat jouw kind ook tijdelijk verplicht in quarantaine moet. Voor werkende ouders is zo’n situatie vaak een praktische en organisatorische uitdaging.

Nieuwe maatregel

Ouders die de mogelijkheid hebben om van thuis uit te werken, kunnen de quarantaine van hun kind een pak makkelijker organiseren. Door het telewerk kunnen ze alsnog de zorg voor hun kind combineren met hun werk. Toch kan niet elke werkende ouder telewerken. Een nieuwe maatregel van de federale regering maakt het voor hen iets makkelijker.

Hoe het was

Tot voor kort had je als ouder van een kind in quarantaine niet zoveel opties. Omdat je als ouder niet zélf in quarantaine moest (maar jouw kind wel), kon je geen beroep doen op “tijdelijke werkloosheid door corona”. Een mogelijke oplossing was om verlof zonder wedde of een tijdelijke arbeidsduurvermindering aan te vragen bij je werkgever. Geen ideale situatie dus voor zowel de werknemer als de werkgever …

Hoe het nu is

Om deze situatie uit te klaren besliste de federale regering op 6 november 2020 om een aantal nieuwe maatregelen in te voeren.

Eén van die maatregelen is het invoeren van een vereenvoudigde procedure voor “tijdelijke werkloosheid door overmacht corona”. Hierdoor krijg je als werkende ouder een uitkering wanneer je thuis moet blijven om voor je kind in quarantaine te zorgen.

Deze uitkering bedraagt 70% van het loon (met een plafond van 2 754,76 euro bruto) + een vermeerdering van 5,63 euro per dag. Om hiervoor in aanmerking te komen, voorziet de RVA wel een aantal formaliteiten die je moet vervullen.

Makkelijker

Deze nieuwe maatregel van de federale regering zorgt ervoor dat het voor heel wat werkende ouders een stuk makkelijker wordt om er in tijden van coronabesmetting te zijn voor hun kind. Zo zijn zowel de ouder als het kind bij een verplichte quarantaine niet het kind van de rekening…

Lees ook: 5 vragen over je quarantaine als werknemer    Bron:  Jobat

Rijken moeten meer belasting betalen

Corona: fiscaal vaccin tegen sociale ongelijkheid dringend nodig.

Met de coronacrisis lijkt het debat over belastingen voor de rijksten niet meer te vermijden. Dat bolwerken van het mondiale kapitalisme zoals het IMF of zelfs de president van de Verenigde Staten deze eis stellen, is wellicht het opvallendst. Maar er is meer aan de hand.

De economisch-sanitaire crisis leidt op twee manieren tot dit debat. Enerzijds roepen de almaar oplopende begrotingstekorten en schulden een onontkoombare vraag op: wie zal dat betalen? Anderzijds doet de toenemende ongelijkheid het debat herleven over de bijdrage van wie over de meeste middelen beschikt, in de eerste plaats wie door de crisis niet is verarmd maar verrijkt.

Een onderzoek van de Nationale Bank toont aan dat de gezinnen met de laagste inkomens het hardst door de crisis zijn getroffen. Vooral specifieke categorieën hebben het hard te verduren: zelfstandigen, tijdelijk werkloze werknemers en jobstudenten lijden een inkomensverlies van gemiddeld meer dan 30 procent.

Tegelijk stelt men vast dat momenteel 40 procent van de Belgische beursgenoteerde bedrijven dividenden uitkeren die hoger liggen dan het jaar voordien. Sommige van de Bel-20-bedrijven doen het erg goed. Umicore – waarvan GBL van de familie Frère de belangrijkste aandeelhouder is – verwacht een “uitstekende prestatie” in 2021. Ook de waarde van Sofina – de holding van de familie Boël – is in het eerste kwartaal van 2021 met 9,6 procent gestegen, een toename van bijna een miljard euro in slechts drie maanden tijd.

Deze situatie is uiteraard niet specifiek voor België. Maar ons land is een van de eerste waar de crisis de kwestie van een bijdrage van de rijksten op tafel heeft gelegd, dankzij een wetsvoorstel dat de PVDA al in april 2020 heeft ingediend om een solidaire coronataks op multimiljonairs in te voeren.

Dit initiatief vond destijds vooral navolging bij radicaal links in andere landen. Nu, een jaar later, lijkt het voorstel meer en meer terrein te winnen. Natuurlijk zullen er altijd tegenstanders van een dergelijke belasting zijn. Bovendien zou het voor sommige vooraanstaande belastingadvocaten of economen die in instellingen voor vermogensbeheer werken, bijna een beroepsfout zijn om de belasting voor hun rijke cliënten te verdedigen.

Deze eeuwige critici lijken echter bijna een randverschijnsel te worden. Het is niet de bevolking die anders is gaan denken, want uit alle opeenvolgende opiniepeilingen blijkt al langer dat ongeveer 80 procent voorstander is van het belasten van grote fortuinen. Nee, het is aan de kant van de instellingen, de leiders, de opiniemakers dat we de wind voelen draaien.

Het verbaast ons dus helemaal niet dat economen als Thomas Piketty – die in februari jongstleden tijdens een hoorzitting in het Belgische federale parlement zijn steun uitsprak voor de coronataks van de PVDA – of Paul De Grauwe pleiten voor een belasting op de rijksten. Maar dat ook Peter Praet, voormalig hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank en voormalig kabinetschef van niemand minder dan Didier Reynders dit idee steunt …

Merk op dat Praet dit niet zozeer doet uit overtuiging maar eerder vanuit de vaststelling dat er bijna niet meer aan te ontsnappen valt: “Als je nog rekening houdt met de klimaatgerelateerde uitgaven en de toenemende ongelijkheid”, zegt hij aan L’Echo (20/3/2021), “doet dit alles mij denken dat wij niet aan een solidariteitsbelasting zullen ontkomen. Een belasting die niet alleen aan het inkomen, maar ook aan het vermogen zal worden gekoppeld.” De directeur van Trends-Tendances, Amid Faljaoui, volgt een gelijkaardige redenering. “De vraag is zelfs niet eens meer aan de orde”, waarschuwt hij in zijn laatste column (22/4/2021). Hij besluit: “Er is één zekerheid: de ‘rijken’ zullen deels moeten betalen voor deze crisis.”

De kracht van deze beweging ligt in het feit dat ze internationaal is. Alle landen worden tegelijk getroffen door toenemende ongelijkheid en even reusachtige als onvermijdelijke begrotingstekorten. Dit verklaart waarom de oproep afkomstig is van instanties en mensen waarvan men tot voor kort nooit had vermoed dat zij deze weg zouden inslaan, zoals het Internationaal Monetair Fonds of de president van de VS. Instanties en mensen die een almaar toenemende druk vanuit de bevolking voelen en die, in het geval van president Joe Biden, ook de heropleving voelen van een strijdsyndicalisme in de Verenigde Staten en het gewicht van radicaal links, belichaamd door onder andere Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez.

In feite is dit niets nieuws. In de geschiedenis zijn oorlogen en grote crises momenten van ingrijpende veranderingen, ook op fiscaal gebied. Na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld werd in België een uitzonderlijke vermogensbelasting ingevoerd. Tegelijk voerde de Bondsrepubliek Duitsland een buitengewone vermogensbelasting in die tot 50 procent kon gaan en die gedurende dertig jaar van kracht bleef. In 1952 was dat goed voor bijna 60 procent van het Duitse BBP. Ook de Grote Depressie van de jaren dertig in de Verenigde Staten bracht president Roosevelt ertoe een belasting in te voeren die weliswaar gericht was op de hoge inkomens en niet op de grote rijkdom, maar die wel 90 procent bedroeg. Die bleef op een zeer hoog niveau (gemiddeld 81 procent) gedurende een halve eeuw, van de jaren 1930 tot de jaren 1980.

Dat er in de huidige crisis dringend behoefte is aan een fiscaal vaccin tegen sociale ongelijkheid, in de vorm van een belasting op grote fortuinen, lijkt duidelijk. Maar er loert wel een gevaar om de hoek: dat het vaccin wordt vervangen door een placebo. Namelijk een kleine symbolische belasting, die de illusie zou wekken dat de rijken worden belast, zonder een echt alternatief te vormen voor een begrotingsbeleid dat de bevolking laat betalen.

Het archetype van zo’n placebobelasting is de effectentaks die door de regering Michel is bedacht en vervolgens door de regering-De Croo nieuw leven is ingeblazen. Een “symbolische” belasting (althans in de ogen van de liberale franje van Vivaldi) die amper 0,36 procent aan federale belastinginkomsten oplevert en de allerrijksten spaart. In dit verband is het interessant vast te stellen dat in het huidige debat over de invoering van een vermogensbelasting iedereen, zowel voor- als tegenstanders, ervan uitgaat dat een dergelijke belasting in ons land nog niet bestaat. Dit is een impliciete manier om te zeggen dat de effectentaks een gadget is die in deze discussies geen gewicht in de schaal legt. Het debat over een echte vermogensbelasting moet dus dringend worden gevoerd.

Marco Van Hees is federaal volksvertegenwoordiger voor de PVDA.Bron: De Wereldmorgen

Vakbonden willen meer dan 0,4%

Vakcentrales waarschuwen regering: Een ‘opgesmukte’ 0,4%  is niet het respect dat werknemers verdienen.

Na het overleg tussen premier De Croo, minister Dermagne en de Groep Van Tien, en na te hebben vastgesteld dat het onmogelijk was een akkoord te bereiken tussen de sociale partners over de evolutie van de lonen voor de komende twee jaar, besloot de premier op 29 april jl. dat de regering zelf een beslissing zal nemen omtrent de koopkrachtmarge. Vakbonden en werkgevers engageren zich in een zoektocht naar oplossingen voor andere dossiers uit het IPA overleg (o.a. het luik eindeloopbaan).

De centrales van het ACV en het ABVV waarschuwen de regering. Een regeringsbeslissing van 0,4 procent, gebaseerd op een voorbijgestreefde en slechte loonwet, zal blijvend op verzet stuiten van de vakbonden.

Sinds de start van het IPA-overleg en tijdens de drie afgelopen actiedagen gaven de vakbonden een signaal door te wijzen op het belang van echte en faire loononderhandelingen voor 2021-2022. Om redenen van sociale rechtvaardigheid, economisch herstel en een eerlijke verdeling van de geproduceerde rijkdom.

Onze leden bleven zich tijdens de crisis volop inzetten en bleven doorwerken ondanks de pandemie en ondanks het feit dat er zich regelmatig clusterbesmettingen op de werkplek voordeden. Loonsverhogingen maken deel uit van het respect dat voor deze inspanning moet worden getoond. Bovendien moeten vrije onderhandelingen een sleutelelement zijn in de post-corona herstelaanpak. Onze lonen zijn geen probleem, maar een deel van de oplossing om de reële economie weer zuurstof te geven.

Dit geldt misschien nog het meest voor de minimumlonen: opnieuw een interprofessioneel akkoord afsluiten zonder een substantiële verhoging van het minimumloon is ondenkbaar.

Sinds het begin van de onderhandelingen in de G10 houden de werkgevers zich onvermurwbaar vast aan een maximummarge van 0,4 procent voor alle werknemers. Ze worden in deze houding geholpen door een dreigende beslissing van de regering om te onderhandelen binnen het kader van de nog verstrengde loonwet door de regering Michel. Dit standpunt is onaanvaardbaar. Het getuigt van minachting voor de werknemers die de bedrijven tijdens de gezondheidscrisis de hele tijd draaiende hebben gehouden.

Temeer omdat de ongebreidelde uitkeringen van dividenden de schamele loonmarge van 0,4 procent nog bespottelijker maakt. De dwang tot uitkeringen aan aandeelhouders leidt vaak tot collectieve ontslagen van werknemers. De loonwet is alleen een dwangbuis voor werknemers terwijl diezelfde wet voorziet dat ook andere inkomens door spelregels gevat kunnen worden. Alleen is dit laatste decennialang dode letter gebleven. Inkomens uit verhuur van immobiliën, dividenden, bonussen, inkomsten uit vrije beroepen … Allemaal dode letter in diezelfde loonwet. Deze wet is fundamenteel onrechtvaardig en het is onbegrijpelijk dat de Vivaldi-regering dit als onaantastbaar heeft opgenomen in haar regeerakkoord.

Al onze leden blijven respect eisen. Zowel in grote als in kleine bedrijven. Daarom pleiten wij voor sterke loonakkoorden op sectoraal niveau op basis van een interprofessionele indicatieve marge. Dit is een kwestie van solidariteit. De sectorale vertegenwoordigers zijn het best in staat om de situatie in hun bedrijfssectoren te analyseren en te bepalen hoe de loonsverhogingen het best aan de realiteit kunnen worden aangepast. Een sterk kader voor loopbaankansen en eindeloopbaanregelingen is noodzakelijk om jong en oud jobzekerheid en kwaliteit van arbeid te garanderen. We hebben nood aan een faciliterend kader voor vormen van arbeidsduurvermindering en verder ook nood aan uitzonderlijke maatregelen (op vlak van eindeloopbanen) om tegemoet te komen aan de moeilijkheden van de sectoren die het zwaarst door de economische crisis worden geraakt.

Daarom aanvaarden wij in geen geval de strategie van sommigen die de sectorale akkoorden willen overslaan en rechtstreeks in de ondernemingen willen onderhandelen over eenmalige bonussen zonder bijdrage aan de sociale zekerheid. Wij aanvaarden deze strategie, die de solidariteit breekt, niet. Dit is niet hoe wij de sociale dialoog in onze sectoren zien.

De werkgevers spelen met vuur. Zij zijn de eerste en grootste verantwoordelijke voor de patsituatie waarin de interprofessionele onderhandelingen beland zijn. Wij willen een echt sociaal dialoog en eisen daarom een speelveld waarin vrije onderhandelingen mogelijk zijn. Wij vragen aan de werkgevers om sociaal overleg te herstellen op basis van respect en verantwoordelijkheid. Er moet een ander kader bepaald worden met een structurele aanpassing van de loonwet dat ernstig sociaal overleg mogelijk maakt. Een kader dat echte loonsverhogingen toelaat in de sectoren en dat een geloofwaardige oplossing biedt in het eindeloopbaandossier, verhoging van de minimumlonen en de bescherming van tewerkstelling. Wij willen blijven de hand reiken om oplossingen te vinden. Maar we zijn ook bereid om opnieuw te mobiliseren op alle niveaus als er geen vooruitgang geboekt wordt. De wil van werknemers om gerespecteerd te worden, is door de verschillende actiedagen versterkt.

Wij hopen dat de regering én de werkgevers dit begrepen hebben. De vakcentrales beraden zich over verdere acties in de sectoren om hun eisen kracht bij te zetten.

Bron: De Wereldmorgen

De Liberale Vakbond zwijgt in alle toonaarden,  Neutr-On wil een ernstige loonsverhoging en steunt de acties van de grote vakbonden.

Het recht op vaccinatieverlof

Het recht op vaccinatieverlof

Werknemers die zich wensen te laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19 en deze vaccinatie vindt plaats tijdens de werkuren, hebben het recht om met behoud van hun loon afwezig te zijn van het werk.

Wanneer een werknemer zich wenst te laten vaccineren tegen het coronavirus COVID-19 en deze vaccinatie vindt plaats tijdens de werkuren, zal uw werknemer recht hebben om hiervoor afwezig te zijn op het werk en zal u voor deze afwezigheid het normale loon moeten betalen.

1. Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van het vaccinatieverlof is beperkt tot werkgevers en werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst.

Dus ook bvb. jobstudenten, uitzendkrachten en werknemers die telewerk verrichten en het contractueel personeel van de openbare sector vallen onder deze regeling. 

2. Recht op betaalde afwezigheid op het werk

Het vaccinatieverlof wordt in de wet als een vorm van klein verlet beschouwd.

De werknemer heeft het recht om van het werk afwezig te zijn, met behoud van zijn normaal loon, met het oog op het toegediend krijgen van een vaccin ter bescherming tegen het coronavirus COVID-19. De werknemer heeft dit recht gedurende de tijd die nodig is voor de vaccinatie.

Volgende aandachtspunten zijn hierbij van belang:

  • Wat betreft de tijd die nodig is voor de vaccinatie, wordt niet alleen de tijd voor het toedienen van de vaccinatie beoogd, maar ook de verplaatsingstijd van de werknemer die nodig is om zich van zijn woonplaats of werkplaats tot aan het vaccinatiecentrum te verplaatsen en terug te keren naar de woonplaats of werkplaats, indien mogelijk.
  • Indien van toepassing, wordt het recht op vaccinatieverlof toegekend voor elke vereiste injectie.
  • De werkgever moet enkel het normale loon betalen voor de volledige afwezigheidsduur van de werknemer (inclusief de nodige verplaatsingen tot aan het vaccinatiecentrum en terug). Hij moet geen bijkomende verplaatsingskosten betalen voor de afstand die de werknemer moet afleggen tussen zijn woonplaats of werkplaats en het vaccinatiecentrum en omgekeerd.
  • Voor de berekening van het normale loon, wordt verwezen naar het feestdagenloon. Dat betekent dus dat het loon voor de uren van afwezigheid wordt berekend volgens de wetgeving op de feestdagen.

3. Voorwaarden

3.1. Voorafgaandelijke verwittiging van de werkgever

Om gerechtigd te zijn op het loon moet de werknemer de werkgever vooraf én zo spoedig mogelijk verwittigen vanaf het ogenblik dat hij kennis heeft van het tijdstip of tijdsslot van zijn vaccinatie.

Dit betekent dat, van zodra de werknemer zijn tijdsslot van vaccinatie kent die in de uitnodigingsbrief zal staan, hij de werkgever hiervan zo spoedig mogelijk moet verwittigen. De werknemer krijgt deze uitnodiging in principe een tweetal weken op voorhand toegestuurd per post, met vermelding van datum en tijdslot. De werknemer dient deze afspraak te bevestigen of te weigeren. Bij weigering zal een nieuwe uitnodiging verstuurd worden.

Heeft een werknemer ook recht op vaccinatieverlof als hij onverwacht en op zeer korte termijn wordt opgeroepen voor zijn vaccinatie, bvb. wanneer hij zich via www.qvax.be op de reservelijst heeft geplaatst en de dag zelf nog wordt opgeroepen? In een eerder advies dat wij schriftelijk mochten ontvangen van de FOD WASO werd gesteld dat er in dergelijk geval geen recht is op vaccinatieverlof omdat niet voldaan wordt aan de voorwaarde dat de werknemer de werkgever vooraf moet verwittigen én zo spoedig mogelijk van zodra zijn tijdstip of tijdslot van vaccinatie voor hem bekend is. Ondertussen heeft de FOD WASO dit advies aangepast dat nu luidt als volgt: “De werknemer moet de werkgever vooraf verwittigen dat hij zijn recht op klein verlet zal uitoefenen, maar de wet legt in dit verband geen minimumtermijn op. Het recht op klein verlet kan dus ook worden uitgeoefend wanneer de werknemer op een reservelijst staat en hij tijdens de werkuren wordt opgeroepen om zich naar het vaccinatiecentrum te begeven. De werknemer zal in dat geval uiteraard wel de werkgever moeten op de hoogte brengen vooraleer hij het werk effectief verlaat. Het spreekt voor zich dat in omstandigheden waarin de werknemer in de loop van de werkdag wordt opgeroepen om zich te laten vaccineren, het recht op klein verlet moet worden uitgeoefend in goede verstandhouding met de werkgever en met eerbiediging van de principes van goede trouw bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.”

3.2. Verplicht gebruik van het verlof voor de vaccinatie

De werknemer moet dit recht op afwezigheid gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan, meer bepaald om zich dus te laten vaccineren. Hij mag zijn recht op afwezigheid dus niet gebruiken voor andere redenen.

3.3. Voorlegging van een bewijs

De werkgever kan de werknemer wel vragen om een passend bewijs te leveren voor de opname van het vaccinatieverlof. De voorlegging van de bevestiging van afspraak om op een bepaald tijdstip aanwezig te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, geldt in dit verband als voldoende bewijs.

Enkel wanneer de bevestiging niet vermeldt wanneer de werknemer aanwezig dient te zijn op een plaats waar de vaccinatie wordt toegediend, dient in de plaats daarvan de uitnodiging voorgelegd te worden.

3.4. De afwezigheid moet samenvallen met arbeidstijd

De werknemer zal enkel recht hebben om afwezig te zijn op het werk om zich te laten vaccineren wanneer de tijd die nodig is om zich te laten vaccineren volledig of minstens gedeeltelijk zal samenvallen met zijn normale werkuren.

4. Te respecteren principes om in regel te zijn met de AVG-reglementering

Vooraleer deze wetgeving in werking kon treden, werd het advies gevraagd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit aangezien de werkgever, met het oog op de toekenning van het vaccinatieverlof, informatie ontvangt over de gezondheid van zijn werknemers. De Gegevensbeschermingsautoriteit besloot dat de oorspronkelijke tekst van het voorontwerp op een aantal punten moest worden aangepast.

Rekening houdend met het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de definitieve tekst van de wet, moeten werkgevers rekening houden met volgende principes om in overeenstemming te zijn met de AVG-reglementering:

  • De werkgever mag de informatie die hij van de werknemer verkrijgt omtrent de vaccinatie enkel gebruiken voor twee doeleinden, namelijk voor de organisatie van het werk en het verzorgen van een correcte loonadministratie;
  • Het is de werkgever niet toegestaan om onder welke vorm dan ook een kopie van de afspraakbevestiging te nemen of de informatie die ze bevat manueel over te schrijven, met uitzondering van het tijdstip van de afspraak: het is dus de bedoeling dat de werknemer zijn afspraakbevestiging enkel toont aan de werkgever zonder dat de werkgever er een kopie mag van nemen. De werkgever mag enkel het tijdstip van afspraak noteren;
  • Het is de werkgever enkel toegestaan om de afwezigheid van de werknemer te registreren als klein verlet. Het is de werkgever niet toegestaan om te reden van het klein verlet te registreren en/of te registreren dat de werknemer gezondheidsproblemen heeft: na controle van de afspraakbevestiging, kan de afwezigheid van de werknemer met de bedoeling om zich te laten vaccineren slechts geboekt worden aan de hand van de gebruikelijke looncode of vermelding waarmee het klein verlet wordt aangegeven zodat het onmogelijk is om een onderscheid te maken tussen het vaccinatieverlof en de andere gevallen van klein verlet.

5. Geldigheidsduur

Deze regeling zal in werking treden op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, meer bepaald vanaf 9 april 2021, en treedt buiten werking op 31 december 2021. Deze einddatum kan wel door een in de Ministerrraad overlegd koninklijk besluit worden verlengd tot uiterlijk 30 juni 2022.

6. Quid voor de publieke sector?

De wet is niet van toepassing op vastbenoemde personeelsleden (statutairen).  Voor hen moeten de bevoegde overheden zelf een regeling uitwerken in het kader van het statuut dat op die personeelsleden van toepassing is. 

Voor de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt werd ondertussen een regeling van dienstvrijstelling bij vaccinatie uitgewerkt.

Personeelsleden die worden uitgenodigd om te worden gevaccineerd op een werkdag, kunnen een dienstvrijstelling bekomen voor de nodige tijd. Indien toepasselijk, wordt de dienstvrijstelling toegekend voor elke vereiste injectie.

Voor de toepassing van deze dienstvrijstelling bij vaccinatie wordt verstaan onder `werkdag’, de dagen waarop het personeelslid verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die hem is opgelegd.

De dienstvrijstelling wordt toegekend voor de verplaatsing naar en van de vaccinatieplaats, de vaccinatie zelf en de rustpauze volgend op de vaccinatie.

Het personeelslid meldt voorafgaandelijk aan zijn diensthoofd dat hij wenst in te gaan op een uitnodiging tot vaccinatie en dit ten laatste twee dagen voorafgaand aan de vaccinatie. Op vraag van de overheid waaronder het personeelslid ressorteert, legt het personeelslid een bewijs van oproeping tot vaccinatie voor.

Deze regeling van dienstvrijstelling bij vaccinatie geldt vanaf 1 februari 2021 tot en met 31 december 2021. 

Bron: Coronavirus: uw werknemers hebben recht op vaccinatieverlof! | Group S