by Frans Dams | aug 6, 2023 | Economie
Tijdens de zomervakantie zijn er veel studenten die een vakantiejob doen.
Welke regelgeving is er voor studentenarbeid?
Een student moet minstens 16 jaar oud zijn (15 jaar indien hij/zij de eerste twee jaar van het secundair onderwijs heeft gevolgd) en onderwijs met een voltijds leerplan volgen. Iemand die een avondcursus volgt komt dus niet in aanmerking voor studentenwerk.
Een student die zijn/haar studies beëindigt in juni en zijn/haar diploma behaalt, kan nog tot en met 30 september van dat jaar werken met een studentenovereenkomst.
Een student die echter tijdens het academiejaar zijn/haar studies beëindigt, wordt niet langer als een student beschouwd en kan geen studentenovereenkomst meer afsluiten, zelfs indien hij/zij niet onmiddellijk zijn/haar diploma ontvangt.
De student mag maximum 12 ononderbroken maanden werken.
Lagere solidariteitsbijdrage voor studenten en contingent van 600 uur.
Studentenarbeid is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van gewone sociale zekerheidsbijdragen (ca. 28% voor de werkgever en 13,07% voor de werknemer). Indien aan de volgende voorwaarden voldaan is, is de studentenarbeid louter aan een veel lagere solidariteitsbijdrage (5,42% voor de werkgever en 2,71% voor de student) onderworpen:
De student is tewerkgesteld in het kader van een voorafgaandelijk gesloten schriftelijke studenten-overeenkomst die de wettelijk verplichte vermeldingen bevat. De studentenovereenkomst is steeds een overeenkomst van bepaalde duur (maximum 12 maanden).
Studenten mogen vanaf 1 januari 2023 tot 600 uren per jaar werken om de lagere solidariteitsbijdragen te genieten (het contingent van 600 uur). Voorheen bedroeg dit jaarplafond 475 uur. Deze maatregel is geldig in de kalenderjaren 2023 en 2024. In 2024 zal men evalueren of men het contingent van 600 uur ook zal aanhouden voor de volgende jaren. Indien de student méér werkt dan 600 uur, is vanaf het 601ste uur de solidariteitsbijdrage niet langer van toepassing, maar zullen gewone sociale zekerheidsbijdragen (zoals voor een gewone werknemer) verschuldigd zijn. De student kan zijn/haar aantal gewerkte uren opzoeken op Student@work. Daar kan de student een attest met het aantal beschikbare uren downloaden. Wij raden aan om dit vooraf bij de student op te vragen zodat u zeker weet hoeveel uur de student nog aan de voordelige solidariteitsbijdrage bij u kan werken.
De student mag alleen werken tijdens periodes waarin hij/zij niet verplicht aanwezig moet zijn in de onderwijsinstelling.
De werkgever heeft vóór aanvang van de studentenarbeid een bijzondere Dimona-aangifte voor studenten gedaan. Indien u wenst dat uw Payroll Business Partner deze aangifte doet, licht hem of haar dan minstens twee werkdagen voor de aanvang van de overeenkomst in.
Loon en arbeidsvoorwaarden
U moet minstens het minimumloon, zoals dat voor uw andere werknemers vastgesteld en van toepassing is in de sector (of op het niveau van de onderneming indien er gunstiger regels werden overeengekomen), betalen aan de student, tenzij de sector zelf in een uitzondering voorziet voor studenten. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval in PC 200 (aanvullend paritair comité voor bedienden), waar specifieke minimumlonen voor studenten bestaan.
Op de tewerkstelling van studenten zijn in algemene zin dezelfde arbeidsrechtelijke regels van toepassing als op de tewerkstelling van een gewone werknemer. Zo moeten studenten bijvoorbeeld ook een kopie van het arbeidsreglement ontvangen bij hun indiensttreding.
Toch zijn er enkele uitzonderingen op dit algemeen principe. Zo bevat de arbeidsovereenkomst van studenten een proefperiode van 3 dagen; mogen studenten minder dan 1/3 van de wekelijkse arbeidsduur werken (bij een 38 uren week, betekent dit dat studenten minder mogen werken dan 13 uur per week) en is nachtarbeid in de meeste gevallen verboden voor minderjarigen.
Inschrijvingsbewijs
Als werkgever moet u kunnen aantonen dat de tewerkgestelde persoon wel degelijk student is. De RSZ vereist dan ook dat u een inschrijvingsbewijs voor het lopende school- of academiejaar kan voorleggen op hun verzoek.
Om die reden raden wij dan ook ten sterkste aan om aan de student een kopie van zijn inschrijvingsbewijs te vragen vóór de start van zijn overeenkomst en dit te bewaren.
Uitbreiding contingent 600 uur voor de zorgsector.
Zoals hierboven aangegeven kan een student maximum 600 uur per kalenderjaar aan de lage solidariteitsbijdrage werken.
Tijdens de coronacrisis wilde de regering het mogelijk maken jobstudenten in te zetten om de verhoogde werkdruk in de zorgsector aan te pakken. Daarom werd er beslist om de uren die een student presteerde in de zorgsector tijdens o.a. het jaar 2022 niet mee te laten tellen voor het contingent. Er werd beslist om deze maatregelen te verlengen voor het eerste kwartaal van 2023. Studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector tijdens het eerste kwartaal van 2023 wordt dus niet aangerekend op het jaarplafond van 600 uur.
Op jaarbasis zullen sommige studenten dus meer dan 600 uur kunnen werken aan de lage solidariteitsbijdrage. De overige bovenstaande principes blijven geldig (Dimona, schriftelijke studentenovereenkomst, etc.).
Wat moet u doen als werkgever?
Vóór de indiensttreding van een student:
Opvragen inschrijvingsbewijs en attest Student@work
Studentenovereenkomst ondertekenen
Dimona-aangifte doen – informeer Pro-Pay!
Bij indiensttreding: de student een afschrift van het arbeidsreglement bezorgen en hem/haar vragen om een ontvangstbewijs te ondertekenen.
by Frans Dams | aug 6, 2023 | Economie
De loonkloof tussen man en vrouw krimpt, maar grote verschillen tussen de sectoren blijft bestaan.
Het loonverschil tussen voltijds werkende vrouwen en mannen is bijna volledig weggewerkt. In Wallonië verdienen vrouwen gemiddeld zelfs meer dan mannen.
Uit cijfers van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen blijkt dat mannen gemiddeld 8 % meer verdienen dan vrouwen. Dat is een daling, maar vrouwen stoten toch nog vaker op moeilijkheden dan hun mannelijke collega’s.
De gemiddelde loonkloof – het verschil tussen het loon van mannen en dat van vrouwen – bedraagt vandaag 8%, becijferde het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Alleen blijkt dat percentage behoorlijk te variëren tussen verschillende sectoren.
In de energiesector (+23,4%), de autosector (+27,5%) en financiële sector (+29%) liggen de lonen van mannen wel degelijk een stuk hoger dan die van hun vrouwelijke collega’s. Opgelet: bij die cijfers werd de arbeidsduur van werknemers niet gelijkgetrokken in de tijd, en werd dus geen rekening gehouden met het feit dan vrouwen vaker deeltijds werken dan mannen. Gecorrigeerd naar voltijdse banen kom je in deze sectoren nog altijd uit op respectievelijk 16,2%, 15,6% en 19,5%.
Daaruit blijkt dat het feit dat vrouwen deeltijds werken een belangrijke factor is die de loonkloof in stand houdt.
‘Vier op de tien vrouwen kiezen er tijdens hun carrière voor om deeltijds te gaan werken, terwijl slechts een op de tien mannen die keuze maakt’, zegt het Instituut. ‘We stellen vast dat er in de leeftijdscategorie tussen de 34 en de 45 jaar een stagnering is in de lonen van vrouwen. Vrouwen kiezen niet enkel vaker voor deeltijds werk, maar ook om andere redenen dan mannen. Zo kiezen vrouwen er op die leeftijd vaker voor om meer in te zetten op de zorg voor kinderen of andere familieleden. Mannen gaan in veel gevallen deeltijds werken om er een extra baan bij te nemen of omdat ze een opleiding gaan volgen. Het gemiddelde brutoloon van mannen in dezelfde leeftijdscategorie blijft dan stijgen.’
Ondervertegenwoordigd
Deeltijds werk is niet de enige oorzaak voor de loonkloof. Zo zijn vrouwen oververtegenwoordigd in functies die traditioneel minder goed verdienen, zoals de zorgsector en het onderwijs. Ook hebben vrouwen het lastiger om door te stoten tot leidinggevende functies en zitten ze minder in adviesraden. Daarbovenop werken vrouwen vaak in sectoren met onzekere contracten, zoals de dienstenchequesector.
Vaderschapsverlof
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen wijst op het belang van proactief beleid. Het pleit voor een meer prominente rol van de vaders in het gezin.
‘Vandaag hebben papa’s recht op 20 vrije dagen na de geboorte van een kind, en kunnen ze vier maanden ouderschapsverlof opnemen. In de praktijk zien we dat veel jonge vaders zelfs die 20 dagen niet opnemen en sneller weer aan het werk gaan. Het is belangrijk dat de overheid vaders aanmoedigt om die vrije dagen op te nemen’, klinkt het.
Ook een nieuwe Europese regel moet een oplossing bieden. Die verplicht bedrijven om looninformatie openbaar te maken, en om in te grijpen als de loonkloof groter is dan 5%. ‘In de publieke sector is het probleem minder groot, omdat daar volgens loonschalen wordt gewerkt. Maar in de privésector onderhandelen werknemers vaker over hun loon, en zien we dat vrouwen gemiddeld minder verdienen dan hun mannelijke collega’s met dezelfde functie en hetzelfde opleidingsniveau’, zegt het Instituut.
Ook een betere bezoldiging en meer waardering voor sectoren waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn, zouden moeten helpen om de loonkloof te verkleinen.
Arbeidsters hebben nog de langste weg af te leggen om de kloof met hun mannelijke collega’s te dichten. ‘Vrouwelijke arbeiders zijn een bijzonder kwetsbare socio-professionele groep. Het gaat daarbij onder andere om huishoudelijk personeel, keukenhulpen en productiemedewerksters. In die beroepen komen onzekere contracten, deeltijds werk en zware arbeidsomstandigheden vaker voor. De lage lonen vergroten ook het risico op bestaansonzekerheid’, zegt Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut.
Toch gaan de cijfers volgens het rapport ook in die sector de goede kant op. Stevens: ‘Het is bemoedigend dat de loonkloof voor die categorie werkneemsters kleiner wordt.’ Bron: Knack.
by Frans Dams | aug 6, 2023 | Varia
Tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 neemt de fiscale aftrekbaarheid van plug-inhybrides en andere auto’s met verbrandingsmotor systematisch af.
De spelregels rond de fiscale aftrekbaarheid van niet-emissievrije bedrijfswagens werden de voorbije jaren almaar strenger. Sinds 1 juli 2023 is de volgende belangrijke deadline voor de autofiscaliteit. ingegaan. Wat houdt die precies in?
Drastische wijzigingen in de wetgeving rond autofiscaliteit duwen bedrijven en hun werknemers almaar meer in de richting van duurzame elektromobiliteit. Wagens met een klassieke verbrandingsmotor werden de voorbije jaren al onderworpen aan strengere regels. Plug-inhybrides (die een verbrandingsmotor combineren met een elektromotor) bleven relatief lang buiten het vizier: tot eind 2022 gaven ze in veel gevallen nog altijd recht op een fiscale aftrek van 100 procent van alle autokosten, inclusief de kosten voor fossiele brandstoffen en laadstroom. Ze hoefden enkel te voldoen aan twee voorwaarden om niet beschouwd te worden als een ‘valse hybride’:
De batterijcapaciteit bedraagt minstens 0,5 kWh per 100 kilogram die de auto weegt.
Het voertuig heeft een maximale uitstoot van 50 gram CO2 per kilometer.
Sinds 1 januari 2023 jaar zijn de regels evenwel veranderd. “Voor elke plug-inhybride die (zowel voor aankoop, leasing als huur) besteld werd of wordt vanaf die datum, zijn de kosten voor fossiele brandstoffen (benzine en diesel) slechts voor maximaal 50 procent fiscaal aftrekbaar”, zegt Laurens Palmans, senior corporate tax adviser bij KPMG. “De overige kosten (voor onderhoud, verzekering, laadstroom, enzovoort) blijven fiscaal aftrekbaar ten belope het algemene aftrekpercentage van maximaal 100 procent.”
Wat verandert er op 1 juli 2023?
De huidige spelregels blijven in de toekomst van kracht voor plug-inhybrides en andere bedrijfswagens met een verbrandingsmotor die besteld worden vóór 1 juli 2023. Maar voor bestellingen tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 neemt de fiscale aftrekbaarheid systematisch af. In 2023 en 2024 blijft hun fiscale status nog dezelfde, maar vanaf 2025 wordt die jaar na jaar teruggeschroefd. Uiteindelijk zal vanaf 2028 geen enkele fiscale aftrek meer mogelijk zijn voor eender welke wagen met een verbrandingsmotor (inclusief plug-inhybrides) die aangeschaft wordt na 1 juli 2023.
Wie wil blijven profiteren van het huidige fiscale regime, heeft dus nog een goede maand om zijn bestelling af te ronden. “Let wel: het voertuig moet niet alleen besteld zijn vóór 1 juli 2023, maar ook het leasecontract dient tegen die deadline ondertekend te zijn”, waarschuwt Laurens Palmans. “Want alleen zo blijft de fiscale aftrekbaarheid gegarandeerd over de volledige looptijd van het leasingcontract. Bovendien blijft ook de CO2-bijdrage van de werkgever in dat geval marginaal (zie verder).”
Alle bedrijfswagens met een verbrandingsmotor – inclusief de plug-inhybrides – die vanaf 1 januari 2026 worden besteld, geven sowieso geen recht meer op enige fiscale aftrek.
Automerken spelen sterk in op de naderende deadline inzake de fiscale aftrekbaarheid van plug-inhybrides. Audi heeft zelfs een aftelklok tot 1 juli 2023 op zijn website geplaatst. “Weet wel dat sommige fabrikanten plug-inhybrides met een uitstoot van meer dan 50 gram CO2 per kilometer aanprijzen”, merkt Laurens Palmans op. “Dat zijn dus ‘valse hybrides’ die op fiscaal vlak afgestraft worden. Check daarom steeds de precieze kwalificaties, of laat je bijstaan door een expert. Een CO2-uitstoot van meer dan 50 gram is meestal wel enkel terug te vinden bij de grotere en luxueuzere modellen.”
Wat met ‘full electric’ of lichte vracht?
Een volledig emissievrije auto blijft 100 procent aftrekbaar voor zover die besteld wordt vóór 1 januari 2027. De fiscale aftrekbaarheid blijft ook gelden voor alle aanverwante kosten, zoals de verzekering, het onderhoud, de laadpaal en de laadstroom. Ook na 1 januari 2027 blijft een elektrisch voertuig op fiscaal vlak nog steeds veel voordeliger dan een klassiek alternatief met een brandstofmotor. De aftrekbaarheid zal vanaf dan wel dalen, afhankelijk van het moment van de aanschaf:
Ook goed om weten: de vermelde wijzigingen in de autofiscaliteit zijn enkel van toepassing op personenauto’s die gebruikt worden als bedrijfswagen. Laurens Palmans: “Voertuigen die fiscaal beschouwd worden als een lichte vracht blijven net als andere bedrijfsvoertuigen buiten schot, zelfs al hebben die een verbrandingsmotor onder de motorkap.”
Hoe zit dat met de CO2-bijdrage?
Wanneer een werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt van een werknemer, die dat voertuig niet louter voor beroepsdoeleinden gebruikt (maar dus ook privé), dan betaalt die werkgever daarvoor een CO2-bijdrage – ook wel de solidariteitsbijdrage genoemd – aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Het gaat om een forfaitair maandelijks bedrag dat berekend wordt volgens een wettelijk vastgelegde formule. Die houdt rekening met het uitstootgehalte en het type brandstof van de auto.
In het verleden werd de CO2-bijdrage jaarlijks geïndexeerd, maar ook daar komt vanaf 1 juli 2023 verandering in. De bestaande formules en de gebruikelijke indexeringen blijven behouden, maar het resultaat van de berekening wordt nog eens vermenigvuldigd met een coëfficiënt. Voor bedrijfswagens die aangekocht worden tussen 1 juli 2023 en 1 januari 2025 bedraagt de vermenigvuldigingsfactor 2,25. Daarna gaat die stapsgewijs de hoogte in, tot 5,50 vanaf 2027.
Bovendien stijgt de minimale maandelijkse CO2-bijdrage geleidelijk voor alle (ook elektrische) bedrijfswagens die besteld worden vanaf 1 juli 2023. Het niet-geïndexeerde bedrag van 20,83 euro dat daarvoor momenteel geldt, wordt vanaf 2025 systematisch verhoogd.
“Merk op dat dit de niet-geïndexeerde bedragen zijn”, zegt Laurens Palmans. “Na indexatie bedraagt de minimale maandelijkse CO2-bijdrage voor 2023 al 31,34 euro – zonder toepassing van een coëfficiënt. Ik stel vast dat veel ondernemingen de impact op de solidariteitsbijdragen voor wagens aangeschaft vanaf 1 juli 2023 nog niet echt beseffen. Want ook al zijn ze volledig fiscaal aftrekbaar, ze kunnen de cashpositie van het bedrijf wel gevoelig aantasten.”
De CO2-bijdrage moet enkel betaald worden voor voertuigen van medewerkers met een werknemersstatuut. Ze is dus niet van toepassing op zelfstandige bedrijfsleiders.
Denk ook aan de TCO en het VAA
Er zijn nog andere elementen die bedrijven en hun werknemers in de richting van duurzamere mobiliteit duwen. Er is natuurlijk de alom groeiende bewustwording dat we onze planeet moeten beschermen tegen vervuilende uitlaatgassen, maar ook de total cost of ownership (TCO) voor de volledige levensduur van een elektrische wagen kan lager liggen dan die van een traditionele auto. De gunstige fiscaliteit compenseert immers deels de hogere aankoopprijs. Ook het relatief lagere voordeel van alle aard (VAA) bij privégebruik is een belangrijk pluspunt van elektrische voertuigen. Werknemers met een milieuvriendelijke bedrijfswagen ervaren een lagere belastingdruk dan zij die met een vervuilendere bedrijfswagen blijven rondrijden.
De aangekondigde wijzigingen in de autofiscaliteit zullen de impact op de TCO en het VAA alleen maar versterken. Bron: Trends
by Frans Dams | aug 6, 2023 | Varia
De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) waarschuwt het publiek voor de activiteiten van niet-vergunde kredietgevers die consumenten valse kredieten aanbieden.
De FSMA heeft 47 nieuwe frauduleuze kredietverstrekkers geïdentificeerd, die via internet valse kredieten aanbieden aan Belgische consumenten. Consumenten komen op verschillende manieren in contact met de aanbieders: ze worden ongevraagd gecontacteerd via e-mail of sociale media (Facebook, WhatsApp,…) of ze vinden advertenties op internet. De huidige economische situatie leidt er namelijk toe dat consumenten op zoek gaan naar extra budget in de vorm van een krediet en zo in contact komen met deze dubieuze spelers.
In de praktijk gaat het om valse kredieten die worden aangeboden om consumenten geld af te troggelen. De oplichters doen zich hierbij voor als vergunde kredietgevers of ingeschreven kredietbemiddelaars, en deinzen er niet voor terug om namen of logo’s te gebruiken van bekende kredietinstellingen. In dit geval is er sprake van ‘cloned firm’-fraude.
Deze oplichters bieden leningen aan tegen zeer gunstige voorwaarden. Zo beweert de kredietverstrekker bijvoorbeeld dat hij grote bedragen uitleent aan een lage rentevoet. Hij beweert ook dat hij niet zal controleren of de consument een wanbetaler is en in het verleden leningen is aangegaan die hij niet kon terugbetalen.
Consumenten die ingaan op hun aanbieding krijgen de vraag om eerst een aantal kosten, verbonden aan het krediet, te betalen. Dit kan bijvoorbeeld een verzekeringspremie zijn, die de kredietgever moet indekken tegen het niet-terugbetalen van de lening, dossierkosten, administratieve kosten, enz. Dit zijn echter louter fictieve kosten.
Van zodra de consumenten deze zogezegde kosten betalen, verdwijnt de ‘kredietgever’ met de noorderzon en is het nagenoeg onmogelijk om de gestorte bedragen te recupereren.
De FSMA raadt dan ook absoluut af om in te gaan op dit soort kredietaanbiedingen.
De ondernemingen die op onregelmatige wijze actief zijn en waarvoor de FSMA het publiek waarschuwt, zijn de volgende: Zie de website van de FSMA
by Frans Dams | aug 6, 2023 | Sectoren
Minister Vandenbroucke wil geen ziektebriefje meer voor afwezigheid van drie dagen, artsenvereniging wil daar niet van weten.
Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) wil dat ook voor een afwezigheid van drie dagen op het werk driemaal per jaar geen ziektebriefje nodig is. Hij hoopt zo huisartsen meer ruimte te geven om patiënten te zien die daar wel echt nood aan hebben, zo zei hij op Radio 1. Artsenvereniging BVAS verzet zich daartegen.
De partij Groen heeft al meermaals gepleit voor die verandering, maar ook Vandenbroucke zelf toonde zich al vaker voorstander. “We hebben al een kleine stap gezet door mensen één dag thuis te laten zijn zonder verplicht ziektebriefje”, zei hij op Radio 1. “Want hoe het was, werkte het niet. Mensen gaan naar de dokter en die schrijft hen vaak een ziektebriefje voor meerdere dagen, terwijl één dag vaak al genoeg is. We zien dat ook in gegevens van Acerta: door die beperkte maatregel zijn er meer mensen die een dag thuis blijven, maar er zijn duidelijk minder ziektebriefjes van mensen die langer thuis zijn. Het huidige systeem is dus vooral een last voor huisartsen en het werkt eigenlijk averechts.”
Als je echt ziek bent moet je wel naar de dokter, benadrukt Vandenbroucke. “Maar overbodige paperasserij moeten we vermijden voor die huisartsen. Je moet niet voor het minste een papiertje gaan vragen bij de dokter, die mensen zijn overbelast. Ik pleit hier al lang voor en hier is momenteel geen meerderheid voor binnen de regering. Er is veel weerstand bij werkgevers ook, maar ik denk dat ze zich vergissen. Ik heb hen gevraagd om mij meer cijfers te bezorgen, laat ons naar de feiten kijken. Ik blijf hiervoor gaan.”
Vandenbroucke heeft collega’s binnen hun bevoegdheden gevraagd grote kuis te houden in hun sector op de attesten die gevraagd worden, bijvoorbeeld bij sportclubs. “Stop met voortdurend vooral kinderen en jongeren naar de dokter te sturen. Van enkele collega’s heb ik daar al echt goeie reacties op gekregen.”
Er is wel verzet tegen het voorstel van Vandenbroucke voor drie dagen ziekteverlof zonder ziektebriefje, drie keer per jaar. Onder meer ondernemersorganisatie NSZ gaat in het verzet. “Zelfs als de overgrote meerderheid van de werknemers correct zal handelen, zet het afschaffen van medische attesten de deur open voor misbruik”, zegt de organisatie in een persbericht.
Volgens NSZ is ziekteverzuim een plaag, vooral voor kleine bedrijven. “Elke afwezigheid komt ongelegen en is duur, omdat de werkgever de zieke moet blijven betalen. Wie echt ziek is, verdient alle steun die hij kan krijgen. Maar dit is niet het geval voor iemand die wil herstellen van excessen of gewoon een paar extra dagen vrij wil nemen onder het mom van ziekte.”
Opmerkelijk is dat ook artsenvereniging BVAS zich tegen het voorstel keert. Jos Vanhoof, voorzitter van de Vlaamse afdeling die is aangesloten bij Unizo, vindt dat het de taak is van de huisartsen om patiënten die ziek zijn, te onderzoeken. “Het ziektebriefje is het gevolg van een vaak noodzakelijk onderzoek. De eerste klachten kunnen een indicatie zijn dat er iets meer aan de hand is. Wie het doktersbezoek dan uitstelt omdat een ziektebriefje niet meer nodig is, neemt het risico dat de aandoening verergert.”
Vanhoof wil dat de regering de administratieve last voor de artsen op een andere manier terugdringt, bijvoorbeeld door een uniform ziekteattest in te voeren voor alle werknemers.
Groen-vicepremier Petra De Sutter zit wel volledig op de lijn van haar Vooruit-collega. Zij legde volgens haar kabinet bij de begrotingsopmaak voor 2022 het voorstel op tafel om het ziektebriefje voor kortstondige afwezigheid af te schaffen. “Uiteindelijk besliste de regering om slechts een beperkt voorstel goed te keuren voor afwezigheden van één dag. We zijn blij dat Vandenbroucke ons voorstel om verder te gaan nu ook steunt”, aldus De Sutter.
Ze herinnert eraan dat de maatregel die nu van kracht is, na de zomer tegen het licht wordt gehouden. “Dan staat de deur open om het ziektebriefje tot drie dagen te schrappen. Minder attesten uitschrijven, betekent meer ruimte in de agenda voor patiënten die hulp zoeken. Met een wachtzaal vol zieken is er geen tijd voor formaliteiten”, besluit ze.
Vandenbroucke ging ook in op de supplementen die zonder dat we het weten aangerekend worden in ziekenhuizen, bij niet-geconventioneerde radiologen. “In veel ziekenhuizen vind je geen radioloog meer die volgens de gewone tarieven werkt”, zei hij. “In zowat de helft van de ziekenhuizen vind je er geen meer. Maar er zijn er gelukkig ook andere. Wat onaanvaardbaar is, is dat ook mensen met lage inkomens die toelage moeten betalen. Het blijkt bovendien om evenveel te gaan als bij mensen die meer geld hebben. Dit kan echt niet.
Hij wil daarom dat patiënten een scan kunnen ondergaan aan de officiële tarieven, en dat in elk ziekenhuis. “Daar loopt nu overleg over. Ik denk dat niemand het principe durft tegen te spreken, maar we moeten wel bekijken hoe we dat kunnen aanpakken en hoe we zover komen.” Vandenbroucke wil ook in de nieuwe wetgeving opnemen dat ziekenhuizen veel duidelijker moeten zijn wat welk onderzoek de patiënt zal kosten. “Die moet dat op voorhand weten om niet voor verrassingen te staan.” Bron: Nieuwsblad