Verkiezingen 2024

Verkiezingen 2024

Volgend jaar 2024 zijn er verscheidene verkiezingen.

Daarom zullen we geregeld verkiezingsnieuws, partijstandpunten, verkiezingspeilingen, opinies en commentaren publiceren in een nieuwe rubriek.

De regelmatige peilingen laten al goed merken dat veel kiezers het beleid van de huidige regeringen, zowel de nationale als de Vlaamse, zwaar bekritiseren.

Volgens de laatste Knack-enquête zijn nagenoeg 1 miljoen Vlamingen  tegen de huidig gevoerde politiek en kritisch voor de werking van justitie en de media.

Hoe kijken Belgen naar de democratie? Op verzoek van Knack hield onderzoeksbureau Kantar een online enquête bij 1012 Belgen van 18 jaar of ouder. De resultaten zijn bij momenten alarmerend.

Laten we maar met de deur in huis vallen: bijna één derde van de Belgen vindt dat we niet in een democratie leven. Bij Franstaligen leeft dat gevoel iets sterker dan bij Nederlandstaligen, maar het valt vooral op dat dit sterker leeft bij jongeren: 37% van de 18- tot 35-jarigen vindt België geen democratie, tegenover 24% van de 65-plussers.

Het kan nog erger: bijna 40% van de ondervraagden oordeelt dat de Europese Unie geen democratie is. Maar opvallend, de jongeren zijn hierover positiever gestemd dan de ouderen: 36% van de jongeren zegt dat de EU geen democratie is, tegen 43% van de ouderen. De Belgische democratie heeft het dus vooral verkorven bij jongeren, de EU-democratie eerder bij ouderen.

Zo’n 38% van de Belgen vindt dat een coalitie van verschillende partijen de beste manier is om een land te besturen, 16% opteert een regering met één partij. Als we dieper in de cijfers duiken, merken we dat ouderen duidelijk enthousiaster zijn over coalitieregeringen dan jongeren. Nog opmerkelijk: in Vlaanderen is 43% ervan overtuigd dat coalitieregeringen het beste zijn, in Wallonië slechts 28%.

Een regering gevormd door experts of een burgerpanel, een kleine vaste groep inwoners die geregeld wordt bevraagd over bepaalde onderwerpen, wordt telkens door 14% genoemd als de efficiëntste manier om het land te besturen.

Maar hier zien we toch grote verschillen. Terwijl in het zuiden van het land 23% gelooft dat een burgerpanel de beste bestuursvorm is, vindt dat maar bij 8% van de mensen in het noorden weerklank. Ook het houden van referenda scoort onder de taalgrens met 22% beter dan de 14% boven de taalgrens. Maar in Vlaanderen meent dan weer 18% dat een regering met experts de beste bestuursvorm is, tegenover 9% in Wallonië. Vlaanderen neigt meer naar deskundigen, Wallonië meer naar de mening van de bevolking als het gaat over efficiënt besturen.

Het idee dat verkozenen door lottrekking moeten worden aangeduid, zoals bijvoorbeeld auteur David Van Reybrouck bepleit om alvast de Senaat te bevolken, wordt door een ruime meerderheid afgewezen: 65% van de Nederlandstaligen ziet dat niet zitten, tegenover 58% van de Franstaligen.

Bijna de helft van de Belgen, 46%, vindt dat de regering samen met het parlement de meeste macht heeft in ons land. Zo’n 35% oordeelt dat de politieke partijen hier de macht uitoefenen, op de voet gevolgd door de rijkste mensen, financiële markten en banken. Voor 15% van de landgenoten zit de meeste macht in ons land in handen van de vakbonden.

Volgens 56% van de ondervraagden is onze democratie in gevaar. In Wallonië en bij jongeren leeft dat oordeel sterker, rond de 65%. Degenen die vinden dat onze democratie bedreigd wordt, wijzen vooral migratie, desinformatie en extreemrechts als de grootste gevaren aan. Ook hier zijn er enkele regionale verschillen: 45% van de Nederlandstaligen noemt migratie een bedreiging, tegen 33% van de Franstaligen. En omgekeerd ziet 45% van de Franstaligen extreemrechts als bedreiging, tegen 31% van de Nederlandstaligen. Maar ze vinden elkaar als het gaat over extreemlinks: telkens 30% bestempelt dat als een bedreiging voor onze democratie.

Iets meer dan een kwart van de Belgen beschouwt religie als een bedreiging voor onze democratie. Doorgevraagd over welke religies het dan gaat, duidt 82% de islam aan. In Vlaanderen (89%) ligt dat duidelijk hoger dan in Wallonië (75%), bij ouderen (89%) ligt het hoger dan bij jongeren (79%). De andere religies scoren heel wat lager: 22% noemt het christendom een gevaar, 15% het jodendom, 11% het boeddhisme en 7% het hindoeïsme.

Zowat de helft van de Belgen vindt dat zijn of haar stem niet telt. Dat gevoel geldt in gelijke mate voor mannen en vrouwen, Nederlands- en Franstaligen, jong en oud, en ook hoe lang men heeft gestudeerd maakt geen verschil: welke bevolkingsgroep je ook bekijkt, de helft vindt dat hij/zij niet meetelt.

De enquête peilde ook naar wie of wat een essentiële tegenmacht moet vormen om de democratie te waarborgen. De politieke oppositie komt dan met 39% het vaakst uit de bus, gevolgd door de burgerbeweging (33%), vakbonden (28%), burgerpanels (27%), de media (25%) en sociale media (16%). Ook hier schatten de Franstaligen de burgerbeweging en -panels hoger in, samen met de vakbonden. De Nederlandstaligen hechten wat meer waarde aan de media en sociale media.

Op de vraag wat nuttig is om je stem te laten horen en de democratie te bevorderen, antwoordt 64% ‘gaan stemmen’. Verder noemt men een petitie ondertekenen (35%) en vreedzaam manifesteren (29%) ook nuttig. Voor zo’n 10% mag dat zelfs niet-vreedzaam manifesteren zijn of burgerlijke ongehoorzaamheid. Als vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid vindt 25% dat het geoorloofd is om bedrijven te boycotten en 23% om openbare ruimte te bezetten. Opvallend is dat slechts 6% het toegelaten vindt om zich vast te kleven of te ketenen, een actievorm die de laatste tijd in trek is.

Er zijn regionaal wel grote verschillen als het gaat over de tolerantie voor burgerlijke ongehoorzaamheid: 59% van de Nederlandstaligen zegt dat geen enkele vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid toegelaten is, tegen 27% van de Franstaligen. Ook hier is er een groot verschil tussen jongeren en ouderen: van de 18- tot 35-jarigen verwerpt 25% burgerlijke ongehoorzaamheid, bij de 65-plussers is dat 63%.

Slechts 3% van de Nederlandstaligen vindt dat een burgerbeweging de wet mag overtreden, tegenover 8% van de Franstaligen. Zo’n 10% van de jongeren vindt dat men zich niet aan de wet hoeft te houden, bij de ouderen is dat minder dan 1%. Nederlandstaligen en ouderen willen duidelijk minder weten van burgerlijke ongehoorzaamheid dan Franstaligen en jongeren.

Meer dan de helft van de Belgen, zo’n 56%, voelt zich niet vertegenwoordigd door de federale staat. Regionaal zit er een licht verschil op: 58% van de Nederlandstaligen vindt zich niet gerepresenteerd door de Belgische overheid, tegen 54% van de Franstaligen. En bij ouderen ligt het cijfer ook hoger dan bij jongeren (60 tegen 53%). Meer mensen die alleen een diploma lager secundair hebben, voelen zich in vergelijking met de landgenoten met een diploma hoger (universitair) onderwijs minder vertegenwoordigd (62 tegen 52%).

Evenveel burgers, 55%, voelen zich niet vertegenwoordigd door het Vlaams, Brussels of Waals Gewest. We zien hier dezelfde kleine verschillen als bij de vraag over de federale overheid: 56% van de ondervraagden uit het Vlaams Gewest voelt zich niet vertegenwoordigd door het Vlaams Gewest, dat geldt voor evenveel Brusselaars ten opzichte van het Brussels Gewest en voor 51% van de inwoners van Wallonië voor het Waals Gewest. Ouderen en mensen met een lager diploma voelen zich niet alleen minder gerepresenteerd door de federale overheid, maar ook door hun regionale overheid.

Bijzonder interessant wordt het als de uitkomsten op beide vragen aan elkaar worden gekoppeld. Dan blijkt dat het grotendeels dezelfde mensen zijn die zich niet vertegenwoordigd voelen door de nationale regering én de regionale regering. Zo’n 45% van de Belgen voelt zich noch door de federale overheid, noch door de regionale overheid vertegenwoordigd. En 70% van de mensen die vinden dat hun stem niet meetelt, voelt zich door niets vertegenwoordigd.

Liefst 70% van de ondervraagden zegt dat de politici in België hun eigen belangen boven die van het volk stellen. Die overtuiging wordt breed gedragen door alle bevolkingsgroepen, al zien we het iets meer bij Nederlandstaligen en ouderen, maar ook bij de anderen gaat het steeds om zo’n 65%.

Drie op de vier Belgen zijn er voorstander van om de inkomsten van politici te plafonneren op het gemiddelde loon. Dat idee wordt opnieuw door velen gedeeld, welke positie ze ook bekleden in de samenleving. Zo’n 70% vindt dat het cumuleren van openbare ambten onder alle omstandigheden moet worden verboden. Vooral Franstaligen, ouderen en hoger opgeleiden zijn die mening toegedaan.

Iets meer dan de helft van de ondervraagden, 54%, vindt dat de meeste Belgische politici incompetent zijn. Zowat de helft van de Belgen vindt zelfs dat de meeste politici corrupt zijn. Terwijl de uitspraak dat politici ‘incompetent’ zijn door zowat alle lagen van de bevolking evenveel wordt uitgesproken, ligt dat voor ‘corrupt’ lichtjes anders: bij Franstaligen, jongeren en mensen met een lager diploma ligt dat aandeel iets hoger.

Van de Belgen die vinden dat de meeste politici corrupt zijn, verwerpt de helft een coalitieregering als de efficiëntste manier van besturen. De grootste voorkeur van die groep mensen gaat uit naar een regering met één partij (69%) of naar het organiseren van referenda (66%). Een regering van experts (55%) of een burgerpanel (51%) vinden wat minder instemming. Een op de drie onder hen zegt dat een dictatuur het beste zou zijn.

Van de mensen die vinden dat hun stem niet meetelt, oordeelt 72% dat de meeste politici in België corrupt zijn.

Twee op de drie Belgen vindt een democratie het meest efficiënte politieke systeem. Opnieuw is dat een overtuiging waarin veel Nederlandstaligen en Franstaligen, mannen en vrouwen, jong en oud, kort en lang opgeleid zich kunnen vinden. Het grootste deel van die mensen, 75%, is ervan overtuigd dat een coalitieregering de beste bestuursvorm is, en veel beter dan bijvoorbeeld een regering gevormd door één partij of door experts.

Maar een derde van onze landgenoten vindt dat de macht moet worden uitgeoefend door een sterke leider, zonder invloed van het parlement. Die overtuiging is iets groter bij de Franstaligen (36%) dan bij de Nederlandstaligen (30%), wat misschien verwondering kan opwekken omdat in het noorden van het land een partij als het Vlaams Belang hoog scoort.

Opmerkelijk is ook dat heel wat jongeren (43%) voor zo’n sterke leider zijn in tegenstelling tot de 65-plussers (25%). Een vergelijkbare breuk zien we bij lager opgeleiden (46%) en mensen met een hogere studie (24%).

Van de Belgen die voor een sterke leider zijn zonder inspraak van het parlement denkt 52% dat een dictatuur de efficiëntste bestuursvorm is voor ons land, voor 50% mag het ook een burgerpanel zijn en voor zowat evenveel landgenoten een regering gevormd door één partij. Voor bijna 40% kan ook een regering gevormd door experts zorgen voor doortastend beleid.

In België geldt de stemplicht voor iedereen van 18 jaar of ouder, maar voor de lokale verkiezingen in oktober 2024 is de opkomstplicht afgeschaft. Benieuwd hoeveel mensen dan zullen opdagen aan het stembureau. In elk geval wil zo’n 43% van de Belgen dat de stemplicht helemaal wordt afgeschaft en 32% zou niet gaan stemmen als het niet verplicht was. Vooral bij de jongeren leeft dat sterk: 45% van hen zou dan niet meer opdagen. Dat hoge cijfer is opmerkelijk omdat jongeren van 16 tot 18 jaar volgend jaar voor het eerst mogen stemmen (niet verplicht) voor het Europees Parlement.

Ook interessant: de helft van de ondervraagden vindt dat een blanco stem moet worden weerspiegeld in lege zetels in het parlement. En een op de drie zegt dat migranten dezelfde rechten moeten hebben als autochtonen, inclusief stemrecht. Zo’n 54% is daartegen, en daarbij zien we geen verschil tussen Nederlandstaligen als Franstaligen: in beide groepen is iets meer dan de helft tegen gelijke rechten inclusief het stemrecht voor migranten. Dat druist in tegen de vaak gehoorde overtuiging dat Vlamingen het minder begrepen zouden hebben op migranten en ‘racistischer’ zouden zijn dan Franstaligen.

Er is dus niet zoveel animo voor een opkomstplicht, wél voor referenda: 70% van de Belgen wil dat zeker over de belangrijke vraagstukken in onze samenleving telkens een volksraadpleging wordt gehouden. Ouderen (78%) zijn meer te vinden voor referenda dan jongeren (57%). Zo’n 17% van de landgenoten vindt referenda de efficiëntste manier om een land te besturen. In Wallonië staat men daar met 22% iets positiever tegenover dan in de rest van België.

Pakweg 38% van de Belgen vindt een cordon sanitaire, waarbij geen politieke akkoorden of afspraken gemaakt zouden worden met een extremistische partij zoals het Vlaams Belang, essentieel voor onze democratie. Hier zien we een groot verschil onder de bevolking: 22% van de Nederlandstaligen staat achter een cordon sanitaire, tegenover 57% van de Franstaligen. Omgekeerd vindt 57% van de Vlamingen een cordon sanitaire niet essentieel voor de democratie, tegen 18% van de Franstaligen. Ouderen en lager opgeleiden tonen zich grotere tegenstanders van het cordon.

Een derde van de Belgen vindt dat het cordon sanitaire het best wordt uitgebreid naar extreemlinkse partijen. Ook hier zijn Franstaligen (42%) grotere voorstanders dan Nederlandstaligen (25%). Ook jongeren en hoger opgeleiden zijn het idee iets meer genegen. Samenvattend zijn vooral Franstaligen, jongeren en hoger opgeleiden gewonnen voor een cordon sanitaire, zowel tegen extreemlinks als extreemrechts.

Zo’n 54% vindt dat de media extremistische partijen aan het woord moeten laten. In Franstalig België bestaat een cordon médiatique tegen het Vlaams Belang, maar 49% van de Franstaligen is het daar niet mee eens, 35% is voorstander van zo’n cordon médiatique en de rest heeft er geen mening over. Onder Nederlandstaligen vindt 57% dat de media ook extreme partijen aan bod moeten laten komen, 29% vindt van niet en de rest heeft geen mening.

Iets meer dan 40% van de Belgen zegt dat onze rechtbanken niet onafhankelijk zijn. Iets meer dan de helft vindt dat onze rechters geen voeling hebben met de realiteit. Vooral ouderen (58%) en lager opgeleiden (54%) delen die mening, Nederlandstaligen en Franstaligen verschillen daarover nauwelijks van overtuiging. Wat duidelijk blijkt: het gaat vooral op voor mensen die vinden dat hun stem niet meetelt. 70% van hen vindt rechters wereldvreemd.

Velen vinden ook de media niet onafhankelijk. Iets meer dan de helft van de Belgen oordeelt dat de media en de politiek elkaar indekken. Die conclusie wordt door zowat alle bevolkingsgroepen in onze samenleving evenveel gedragen, maar toch vooral opnieuw bij mensen die vinden dat hun stem niet meetelt: 68% van hen vindt dat de media en de politiek onder één hoedje spelen.

Conclusie De conclusie na dit onderzoek is ontluisterend. Een wel érg grote groep mensen lijkt alle geloof in de samenleving kwijt te zijn. Een vijfde van de Belgen (19% Nederlandstaligen, 21% Franstaligen met een betrouwbaarheidsmarge voor deze combinatievraag van 2,5%) is ervan overtuigd dat zijn stem niet meetelt, dat hij niet vertegenwoordigd wordt, dat de meeste politici corrupt zijn, dat rechters wereldvreemd zijn, en dat de media en de politiek elkaar indekken.

Dat betekent dat zo’n 1,8 miljoen Belgen, onder wie 1 miljoen Vlamingen, zich niet alleen afkeert van de politiek maar ook de juridische wereld en de traditionele media. Kortom: van het hele systeem. Dit onderzoek werd online uitgevoerd door Kantar van 4 september tot 8 september 2023, in opdracht van Knack en Le Vif, bij 1012 Belgen van 18 jaar of ouder, met een foutenmarge van 3,1%. 

Bron: Knack

Begrotingstekort: Inspanning van 30 miljard euro nodig

In de jaarlijkse doorlichting van de Belgische economie struikelt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over de Belgische begroting. Er is vooral langs de uitgavenkant een grote inspanning nodig om de houdbaarheid van het Belgische sociaal model te garanderen.  Het sociaal contract van België staat onder druk, zo merkt het IMF op. Dat model zorgt voor een hoge mate van herverdeling, spant uitgebreide sociale vangnetten, vermindert de ongelijkheid en verzacht de vele schokken die de Belgische economie sinds de pandemie getroffen hebben. “Maar dat model staat onder druk. De vergrijzing zorgt voor grote structurele tekorten op de begroting en een stijgende overheidsschuld. Om de houdbaarheid van het model te garanderen zijn hervormingen nodig”, zegt Jean-François Dauphin, het hoofd van de Belgische IMF-missie.

Inspanning van 30 miljard euro nodig

Het advies van het IMF aan de Belgische overheden is dus duidelijk. Stel de sanering van de begroting niet langer uit, niet alleen om het sociaal contract te beschermen, maar ook om de begrotingsbuffers te herstellen die wenselijk zijn om toekomstige schokken op te vangen. Een strakker begrotingsbeleid helpt ook in de strijd tegen de nog altijd te hoge kerninflatie.

Bij ongewijzigd beleid zal het Belgische begrotingstekort en de staatsschuld verder oplopen, waarschuwt het IMF. Tegen 2028 zou het tekort 5,5 procent bedragen bij een overheidsschuld van meer dan 115 procent. “We weten niet waar de grens ligt van de overheidsschuld, maar het is niet verstandig die grenzen op te zoeken. De kwetsbaarheid van de overheidsfinanciën moet verminderd worden”, zegt Jean-François Dauphin.

Concreet beveelt het IMF een begrotingstraject aan dat geen vrolijke lectuur is voor de volgende regeringen. “In vergelijking met het scenario van ongewijzigd beleid is een inspanning van 0,6 procent van het bbp nodig in 2024 en van 0,8 procent per jaar in de periode 2025-2030. Dat brengt de totale inspanning in de periode 2024-2030 op 5,7 procent van het bbp (wat overeenstemt met ongeveer 30 miljard euro). Die inspanning is nodig om de stijgende vergrijzingsuitgaven te compenseren  en om de schuldratio op het pad richting 60 procent van het bbp te brengen”, aldus het IMF. 

Focus op de uitgaven

Die aanbevolen begrotingsinspanning kan uiteraard op verschillende manieren gerealiseerd worden. Het IMF raadt aan vooral naar de uitgaven te kijken. “Door de hoge belastingdruk lijkt de ruimte voor extra belastingen beperkt. De uitgaven voor sociale uitkeringen en overheidslonen zijn in vergelijking met de periode voor de pandemie het sterkst gestegen. De sociale uitkeringen lagen in België 5,2 procentpunt van het bbp hoger dan gemiddeld in de geavanceerde EU-landen in 2021, terwijl de sociale resultaten niet beter waren. Er is dus ruimte voor efficiëntiewinsten”, zegt het IMF.

Het IMF pleit ook traditiegetrouw voor hervormingen in de pensioenen. “De verhoging van de minimumpensioenen in 2020 en de pensioenbonussen in 2022 doen het verwachte tekort in het pensioenstelsel in de periode 2022-2070 verder toenemen. De in juli 2023 bereikte overeenkomst om die kosten te compenseren is toe te juichen, maar de vergrijzing blijft het stelsel onder druk zetten. Hervormingen die de effectieve pensioenleeftijd verhogen, zijn nodig”, adviseert het IMF.

Verhoog productiviteit Een andere evergreen van het IMF is de smeekbede om maatregelen te nemen die de productiviteit – en dus de potentiële groei van de economie – verhogen. Dat kan bijvoorbeeld door het verschil in netto-inkomenskloof tussen werken en niet-werken te vergroten. Of door restrictieve regelgeving van de kleinhandel en van de meeste vrije beroepen af te bouwen. “Een sterkere toename van de productiviteit helpt om de impact van de begrotingssanering te verzachten en om de kosten van de vergrijzing te betalen”, zegt Jean-François Dauphin.      

Bron: Trends

Staatsschuld boven 500 miljard euro

De Belgische Staatsschuld Meter van België 2023 Teller » StaatsschuldMeter.be


Het Planbureau ziet de staatsschuld komende jaren almaar oplopen, met begrotingstekorten ruim boven 5 procent. De Belgische staatsschuld zal de komende jaren, minstens tot 2026 stevig blijven toenemen. Dat voorspelt het Federaal Planbureau in een rapport. De coronacrisis heeft een groot budgettair gat geslagen en het is niet duidelijk wanneer we daarvan zullen herstellen.
Het is geen nieuws: de coronacrisis heeft de Belgische overheden geld gekost, véél geld. Bedrijven moesten worden gered, werknemers verloren hun job en moesten uitkeringen krijgen en het zorgpersoneel kreeg premies en loonsverhogingen. Dan vergeten we nog even de kosten voor vaccins en vaccinatiecentra en teststraten.


De overheden waren nog niet bekomen van de bankencrisis die begon in 2008 en dus moest er worden bijgeleend om de coronakosten te dekken. Er is dus door de overheid fors meer uitgegeven dan er binnenkwam en dat leidt tot begrotingstekorten en die leiden dan weer tot een totale staatsschuld.


Het Federaal Planbureau heeft een rapport gepubliceerd waarin onder meer vooruitzichten staan over de begrotingstekorten en de staatsschuld en dat ziet er niet rooskleurig uit.


Voor corona waren de politieke leiders van ons land al lang blij dat het begrotingstekort – eindelijk – onder de 2 procent dook, maar volgens het Planbureau gaan we naar een langdurige periode met tekorten van meer dan 5 procent en dat doet de staatsschuld fors oplopen.


Als je jaar na jaar de rekeningen niet kunt betalen, dan stapelen je schulden op. Dat is dus ook voor de Belgische overheid het geval. Als België in één klap zijn schulden wil terugbetalen, moet het meer dan 500 miljard euro op tafel leggen.


Het Planbureau verwacht een stabilisering van de staatsschuld, omdat de economie weer fors aantrekt, maar daarna gaat het weer in stijgende lijn. Voor 2025 zouden we uitkomen op meer dan 120 procent van het bruto binnenlands product, dat is de waarde van alle goederen en diensten die in België worden geproduceerd. Zo komen we heel dicht bij het naoorlogse record van 130 procent midden jaren 90.

Onderwijsinspectie heeft te weinig impact op kwaliteit onderwijs

De impact van de vernieuwde onderwijsinspectie is niet groot genoeg om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Scholen krijgen ­sneller een gunstig advies, terwijl er een waslijst aan werkpunten is, blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Antwerpen, waarover De Standaard vandaag bericht.

De UAntwerpen peilde in een onderzoek naar de gevolgen van de zogenaamde ‘Inspectie 2.0′. Die werd vijf jaar geleden in het leven geroepen door voormalig minister van Onderwijs Hilde Crevits (cd&v) en vertrok vanuit nieuwe principes. De komst van de onderwijsinspectie zorgde voorheen voor veel stress bij het schoolteam, bleek al uit eerder onderzoek. Het nieuwe systeem moest daarom vooral gericht zijn op dialoog en waardering.

“Hoewel de nieuwe aanpak ­geapprecieerd wordt, zijn de respondenten bezorgd”, zegt Jan Vanhoof, verbonden aan het departement Opleidings- en Onderwijswetenschappen van UAntwerpen. “We weten dat de uitdagingen in het onderwijs groot zijn. Grote groepen leerlingen bereiken de minimumdoelen niet. Je zou verwachten dat een grote groep scholen na het bezoek van de onderwijsinspectie achterblijft met het gevoel dat er nog stevig wat werk aan de winkel is. Die boodschap krijgen ze niet vaak meer.”

KWALITEITSUITDAGINGEN “Met het oog op de kwaliteitsuitdagingen waar ons onderwijs mee kampt, zijn we niet tevreden met de huidige impact die de onderwijsinspectie heeft op de kwaliteit van het onderwijs”, zegt Vanhoof nog. Ook schooldirecteuren geven in het onderzoek aan dat ze het gevoel hebben dat ze aan hun lot zijn overgelaten. “Voor de scholen waren er de voorbije vijf jaar weinig alternatieven voor verdere opvolging na een doorlichting. En men zal sneller zaken door de vingers zien, precies omdat het de opdracht is van ‘Inspectie 2.0′ om waarderend te zijn.” Uit het rapport blijkt ook nog dat zelfs schooldirecteurs die een goed inspectierapport kregen, bezorgd zijn om het gebrek aan opvolging door de inspectie. 

Bron: DM

Waarom is het lerarentekort zo groot?

Directeurs die voor de klas moeten staan, gepensioneerden die teruggehaald worden en leerlingen die vele uren studie in plaats van les krijgen. Hoogleraar pedagogie Els Consuegra (VUB) schetst waarom het lerarentekort zo acuut is en we de lat voor kandidaat-leerkrachten vooral niet lager moeten leggen.

Bijna een kwart van de leerkrachten geeft in een bevraging van Teacher App Vlaanderen aan dat leerlingen meerdere uren per dag geen les krijgen. In Brussel krijgen sommige scholen tot 25 procent van hun personeel niet ingevuld. Het tekort is er zo groot dat de sluiting van scholen volgens Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs, een “reële dreiging” is.

Toch is hoogleraar pedagogie Els Consuegra (VUB) niet verbaasd. “Sinds 2000 is de leerlingenpopulatie toegenomen, eerst in het lager en dat zet zich nu door in het middelbaar. Het aantal leerkrachten neemt daarentegen af. Bij leraars is er, zoals in veel sectoren, een pensioneringsgolf aan de gang. Het deel dat vertrekt, raakt niet aangevuld, omdat we steeds minder starters hebben. Velen van deze starters houden het bovendien niet lang vol in de sector.”

Nochtans heeft het Vlaams onderwijs een personeelslid per 8,4 leerlingen, veel beter dan het Europese gemiddelde van één per 9,2 leerlingen. Hoe komt het dat er dan zo veel scholen zonder leerkrachten zitten?

“Voornamelijk omdat deze personeelsleden inefficiënt verdeeld zijn. Kijk bijvoorbeeld naar Brussel, met zijn twee gemeenschappen en verschillende inrichtende machten. Op een zakdoek heb je soms een Franstalige school van het katholieke netwerk en een van de overheid met min of meer hetzelfde aanbod, en langs Nederlandstalige kant hetzelfde.”

Geraken we er dus alleen als we onze onderwijsstructuur vereenvoudigen?

“Je kunt natuurlijk niet van de ene op de andere dag de koepels en gemeenschappen afschaffen. Dit is een ontzettend complex probleem waar niet één hapklare oplossing voor is, maar het herbekijken van hoe we leraars over studierichtingen en koepels verdelen moet er zeker een van zijn. Als je als overheid deze structuur wil behouden, is het wel belangrijk dat je erkent dat dit met een kostprijs komt. Maar in plaats daarvan kiest onze overheid ervoor om bij deze begroting te besparen op onderwijs.”

Hoe komt het dat steeds minder mensen warmlopen voor een opleiding tot leerkracht?

“We proberen al lang om mensen naar het onderwijs te krijgen door alternatieve routes en verkorte trajecten aan te bieden. Zo kan je misschien op korte termijn een aantal mensen aanwerven, maar zo creëer je wel het idee dat het iets is wat iedereen kan en geen specifieke vaardigheden vereist. Dat werkt niet. Uit internationaal onderzoek weten we dat in landen waar leraars hogeropgeleid zijn, ze minder problemen hebben om aan genoeg leraars te komen. Het lijkt me dus interessant om te onderzoeken wat het effect zou zijn om bijvoorbeeld een master lager onderwijs in te voeren.

“Ook de feminisering van het beroep speelt een rol. Tegenwoordig bestaat het leerkrachtenkorps in het basisonderwijs voor meer dan 80 procent uit witte vrouwen. Een groot deel van de bevolking herkent zich dus niet in leerkrachten en voelt zich dus ook niet aangesproken om dit nog te doen. Welke man wil nu nog leerkracht lager onderwijs worden, als ze daar geen rolmodellen hebben?”

Pleit u dan voor quota in het lerarenkorps?

“Je moet toch tenminste de ambitie tonen om naar een diverser lerarenkorps te gaan. Het zou bijvoorbeeld al mooi zijn als de streefcijfers die voor Vlaamse administraties gelden, ook op onderwijs zouden toegepast worden. Dan pas kun je ze ook monitoren.”

Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) maakte het vorig jaar mogelijk dat zij-instromers tot acht jaar anciënniteit kunnen meenemen als ze overstappen naar het onderwijs om een knelpuntvak te geven. Kunnen we daar nog meer winst boeken?

“Eigenlijk is dat maar een druppel op een hete plaat. Want er zijn natuurlijk heel wat mensen die meer dan acht jaar anciënniteit hebben opgebouwd en dus uit de boot vallen. Bovendien is het veel te beperkt om alleen te kijken naar bepaalde knelpuntvakken. Zeker in grootsteden, bijvoorbeeld Brussel, gaat het probleem wel wat breder dan dat.”

Wat kunnen we doen om meer leerkrachten naar steden als Brussel te leiden, waar het tekort het hoogst is?

“Wonen in een stad als Brussel heeft een meerkost, die de overheid zou moeten erkennen. In het buitenland gebeuren bijvoorbeeld interessante experimenten, waarbij ze woonbonussen of verplaatsingstoeslagen uitdelen aan leerkrachten die in grootsteden komen werken. En zeker in scholen met kwetsbare groepen moeten leerkrachten meer ondersteund worden, want meer dan in het buitenland hebben jonge leerkrachten hier vaak het gevoel dat ze er alleen voor staan.”

Dat zijn allemaal maatregelen die over enkele jaren een verschil kunnen maken. Maar wat kunnen we op de korte termijn doen? “Net als in Nederland zouden we meer onderwijsassistenten kunnen inschakelen die de leraars helpen met bepaalde taken. We zouden het Leraar-in-opleiding-traject kunnen aanpassen, zodat leerkrachten voltijds vergoed worden, maar slechts deeltijds lesgeven en ruimte hebben om daarnaast de lerarenopleiding te volgen. Dat zou het voor veel mensen haalbaarder maken. Maar hier en daar een maatregel zal niet volstaan, we gaan alles moeten doen om het tij nog te keren.” 

Bron: DM