Verkiezingen 2024

Uit een onderzoek van GVA over het vertrouwen in onze politici komt men tot verrassende resultaten.

De Vlaming is duidelijk niet tevreden over de politiek en de politici. De helft van de ondervraagden in de GVA-enquête zegt geen enkele politicus te vertrouwen. 57,5% van hen is echt boos op de politiek, slechts 30% vindt dat ons land goed bestuurd wordt en maar liefst 80% van de ondervraagden meent dat het vroeger beter was.

Die mening is gebaseerd op een zekere interesse. 57,5% van de ondervraagden zegt wel degelijk geïnteresseerd te zijn in politiek. Bij de mannen ligt dat percentage zelfs op 69,9%. Wat ook blijkt: mensen praten graag over politiek.

55,4% van de geïnterviewden zegt dat ze met vrienden en familie over politiek praten. 40,5% zegt zelfs er graag over te discussiëren. En merkwaardig: zelfs van de groep die aangeeft eigenlijk niet in politiek geïnteresseerd te zijn, zegt 30,9% dat ze erover praten.

Groot wantrouwen

Uit de cijfers kun je afleiden dat die gesprekken tot weinig optimisme aanleiding geven, wel tot boosheid, wantrouwen, klachten over slecht bestuur en meningen als “vroeger was het beter”. Op de vraag ‘Denkt u dat uw kinderen het later slechter zullen hebben dan u?’ antwoordt 61,4% van de volwassenen ja.

En toch lijken veel mensen de politiek als een soort van noodzakelijk kwaad te beschouwen, want 73,8% van de ondervraagden is blij dat er mensen zijn die het nog zien zitten om in de politiek actief te zijn.

Blij dat ze er zijn dus, die politici, maar dat is geen reden om er niet boos op te zijn of om ze te wantrouwen. 51,2% van de ondervraagden zegt gewoon geen enkele politicus te vertrouwen, slechts 28,2% heeft vertrouwen in de politiek in het algemeen.

Doe het dan zelf, zou je denken. Maar daar hebben maar weinig Vlamingen zin in. 77% zegt nooit op een lijst te willen staan. Slechts 20,7% zou eventueel (meer) politiek actief willen zijn. Aan de ene kant heb je dus de heftige gevoelens van wantrouwen en boosheid jegens politici, aan de andere kant beroert de politiek de gemoederen ook weer niet zo hard. Zo worden op Facebook zelden mensen uitgesloten wegens een politieke post. Slechts 13,3% zegt dat ooit gedaan te hebben.

Ruzie maken over politiek doen we ook niet zo vaak. Slechts 13,4% zegt dat het weleens gebeurt. En ook tussen de generaties zorgen politieke gesprekken niet voor spanningen. Slechts 7,2% van de vol-wassenen ergert zich aan de politieke uitspraken van hun kinderen. En 11,4% van de kinderen ergert zich aan de politieke mening van hun ouders.

Er is in de meeste gezinnen dan ook geen reden om politieke gesprekken te verbieden aan de kersttafel. Slecht 23% van de ondervraagden is dat van plan.

De verkiezingskoorts bij de partijen begint duidelijk toe te nemen en ze verzinnen van alles om de kiezers voor zich te winnen. Opmerkelijk is de campagne van CD&V die een oude bekende het woord laat voeren, 😉

Minister Weyts onder vuur

Minister Weyts onder vuur

De onderwijsbonden beschuldigen Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) van woordbreuk. Weyts heeft volgens hen een eerdere belofte gebroken over een pensioenregeling voor leraren die de voorbije jaren minder uren zijn gaan werken via een speciaal verlofstelsel. Volgens de onderwijsbonden was destijds beloofd dat die uren zouden meetellen voor de berekening van hun pensioen, maar Weyts zegt nu dat dat “onrechtvaardig” zou zijn tegenover de leraren die meer uren werken.

Om te begrijpen waar de frustraties van de vakbonden vandaan komen, moeten we terug naar 2017. Toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) maakte toen komaf met de wildgroei van verlofstelsels in het onderwijs. Drie verlofstelsels werden onder meer samengevoegd in één verlof voor verminderde prestaties (VVP).

Leraren kunnen dat verlof opnemen om een tijdlang niet of deeltijds te werken, ze hoeven dat verlof ook niet te motiveren. Volgens de bonden werd toen een regeling in het vooruitzicht gesteld waarbij leraren die via dat verlofstelsel minder uren gingen werken, die uren toch zouden mogen laten meetellen voor hun pensioen.

We moeten mensen belonen die meer werken, niet mensen die minder werken.

“In 2017 werd beloofd dat die verlofregeling geen nadeel zou opleveren voor de pensioenen”, zegt Marianne Coopman van de christelijke onderwijsbond COV. “Minister Crevits heeft daarover toen ook een brief geschreven aan de federale minister van Pensioenen (destijds Daniel Baquelaine van MR).”

Het dossier is in de vorige regeerperiode niet meer rond geraakt, maar de nieuwe federale minister van Pensioenen, Karine Lalieux (PS) nam de koe bij de horens en had nu, 6 jaar later, een ontwerptekst klaar. “Maar Ben Weyts (de nieuwe Vlaamse minister van Onderwijs (NVA), red.) heeft in een brief nu gevraagd om de uren niet te laten meetellen voor het pensioen”, zegt Coopman. Vlaanderen heeft de staart ingetrokken, bevestigt het kabinet van minister Lalieux.

Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) bevestigt dat het volgens hem niet “rechtvaardig” zou zijn dat niet-gepresteerde uren worden meegeteld voor het pensioen. “Zeker in tijden waarin we met een lerarentekort kampen, moeten we mensen belonen die meer werken, niet mensen die minder werken.” 

De onderwijsbonden zijn niet te spreken over de koerswijziging van de Vlaamse regering en hebben het over “woordbreuk”. De regeling zou van toepassing zijn op duizenden leraren die nu ofwel minder pensioen zullen krijgen dan beloofd, of langer zullen moeten werken om een volledig pensioen te kunnen krijgen.

Als je het beroep aantrekkelijk wil maken, moet de werkdruk omlaag.

Volgens Weyts is er absoluut geen sprake van woordbreuk. “Ik ben hier – van bij mijn aantreden als minister van Onderwijs – altijd open en eerlijk over geweest”, klinkt het. Zijn kabinet laat ook weten dat de minister “altijd heeft gewaarschuwd voor de impact van de regeling op het pensioen”.

Coopman hoopt dat Weyts zijn mening nog wil herzien. “De minister zegt dat er een lerarentekort is, maar de leraren die er wel zijn werken ontzettend hard: ze werken gemiddeld tot 50 uren per lesweek. Als je een goede balans wil tussen werk en vrije tijd dan is er ook ruimte nodig voor een degelijk verlofstelsel. Want als je het beroep aantrekkelijk wil maken, moet de werkdruk omlaag.”

In zijn ijver om de schuld bij voorgangers te leggen, verwaarloosde Weyts een van de hoofdoorzaken van de neergang

Volgens Groen en Vooruit had huidig minister Ben Weyts (N-VA) te veel tijd verkwanseld, volgens de N-VA zelf was de kering eindelijk ingezet, na jaren van progressieve verwaarlozing van de onderwijskwaliteit. Misschien is het op een half jaar voor de verkiezingen onmogelijk geworden om over de schaduw van de ‘het is de schuld van de ander’-debatfiche te springen. Dat is wel ­jammer, want de onderwijskwestie verdient ­urgentie.

Over die politieke aansprakelijkheid eerst dit: ze is beperkt in een land met een traditioneel breed geïnterpreteerde grondwettelijke vrijheid van onderwijs. In zo’n stelsel ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in ruime mate bij de koepels en inrichtende machten van scholen zelf, en bij de redelijk onafhankelijk opererende inspectiediensten. Alvast op dat punt heeft minister Weyts gelijk. Maar als dat excuus voor hem geldt, dan ook voor zijn voorgangers op het ­departement. Het is het ene of het andere.

De minister heeft op nog wel meer punten gelijk. De inzet op een taaltest bij jonge kinderen, op centrale toetsen, op een leesoffensief of de ­focus op taal en wiskunde in de lagere school zijn allen beloftevol. En het is inderdaad nog te vroeg om een kentering te kunnen zien. Maar Weyts vergeet wel iets. In zijn ijver om de schuld bij zijn voorgangers te leggen, verwaarloosde hij een van de hoofdoorzaken van de neergang: het algemene tekort aan leerkrachten in de klas. Ook dat tekort is niet zijn fout, maar de daadkracht kwam pas laat – té laat – op gang, omdat eerst nog politieke rekeningen vereffend moesten worden. Andere prioriteiten – een loopbaanpact, eindtermen in het lager onderwijs, herwaardering beroepsonderwijs enzovoort – laten op zich wachten.

Wat Vlaanderen zorgen moet baren, is dat ook huishoudens die door migratie of sociale positie kwetsbaar zijn, niet aan die remming ontsnappen. Het contrast is groot met andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, waar kinderen uit migratie wel beter presteren, precies omdat zij de drang om zich te verbeteren nog wel voelen. Bijna nergens is de kloof zo breed tussen leerprestaties, afhankelijk van de thuistaal, als in Vlaanderen. Links zal zeggen dat structurele achterstelling van generatie op generatie ontmoedigt; rechts zal zeggen dat ouders zelf te weinig verantwoordelijkheid nemen door bijvoorbeeld Nederlands te leren. Beide verklaringen sluiten elkaar niet uit.

Voor een politicus als Ben Weyts zou deze analyse de kans moeten bieden om breed te mobiliseren rond een herstelplan voor het onderwijs op basis van kennisoverdracht, eerherstel voor elk opleidingsniveau, met taal als verbindende, emancipatorische factor. Dat moet zowel rechtse als linkse conservatieven na aan het hart liggen. Genoeg met de nieuwlichters die van buitenaf de boel komen opschudden, met nefaste gevolgen, zoals nu weer blijkt in het duaal beroepsonderwijs.

De reactie in de N-Va Nieuwsbrief probeert de rol van Weyts uiteraard te minimaliseren en bevestigt het nieuwe PISA-onderzoek  dat de talrijke onderwijshervormingen broodnodig zijn. Vijftienjarige leerlingen geboren in 2006 scoren na meer dan 10 jaar in het Vlaams onderwijs slechter dan leerlingen in eerdere afnames – en dat voor zowel wiskunde, lezen als wetenschappen. Het PISA-onderzoek ligt zo in de lijn van andere internationaal onderzoek in de laatste 20 jaar. “Dit mag ons niet ontmoedigen: het moet ons juist aansporen om door te zetten met het arsenaal aan hervormingen dat we sinds 2019 uitrollen.”, zegt Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts.

“We wisten dat het slechter zou gaan terwijl we alles in het werk stellen om het beter te doen gaan. De recente hervormingen kwamen te laat voor de leerlingen in dit onderzoek, maar ze zijn noodzakelijk voor de toekomst. Deze resultaten belangen ook ouders aan. Zo zien we dat jongeren met migratieachtergrond het slechter doen dan autochtone leerlingen, maar ook dat hun prestaties fors verbeteren als ze thuis Nederlands spreken”.

Het nieuwe PISA-onderzoek bevestigt nogmaals dat de doorgevoerde en geplande ingrepen meer dan ooit nodig zijn om onze onderwijskwaliteit op te krikken. De resultaten van de Vlaamse leerlingen gaan significant achteruit voor zowel wiskunde, lezen als wetenschappen. De daling is telkens scherper dan gemiddeld binnen de OESO. Er zijn slechts vier landen (Nederland, Finland, IJsland, Griekenland) waar de resultaten voor wetenschappen en voor lezen nog sterker zijn gedaald. Voor wiskunde zitten we nog nipt bij de internationale kopgroep, voor lezen en wetenschappen zijn onze leerlingen afgegleden naar de internationale middenmoot. Vergeleken met het OESO-gemiddelde zijn er in Vlaanderen nog altijd meer toppresteerders en minder laagpresteerders, maar het aantal toppresteerders neemt wel af en het aantal laagpresteerders neemt toe. Minder leerlingen halen het basisniveau. De achteruitgang is er zowel in ASO, als in TSO, BSO en KSO.

“Niemand moet uitvluchten of excuses zoeken voor deze resultaten. Ook de coronapandemie is hier geen excuus, want die sloeg ook toe in andere landen en toch gaan onze leerlingen sterker achteruit”, zegt Weyts. “Iedereen moet erkennen dat de besliste hervormingen nodig zijn, ook al zijn ze soms pijnlijk en gaat het per definitie traag. Bij de presentatie van de ook al slechte PISA-resultaten in 2019 heb ik gezegd dat het zeker 10 jaar zal duren voor we de resultaten gaan zien. Daar blijf ik bij. Maar we moeten doorzetten, samen met iedereen in het onderwijs. We focussen op de essentie – Nederlands en Wiskunde – we leggen de lat hoger met de minimumdoelen, we hervormen de lerarenopleidingen en we voeren de Vlaamse Toetsen in, waarmee we kunnen ingrijpen in scholen waar zich een probleem stelt”.

Ierland als voorbeeld

Hervormingen kunnen lonen, zo bewijst bijvoorbeeld Ierland in dit meest recente PISA-onderzoek. Vroeger ging de leesvaardigheid in Ierland ook schrikbarend achteruit, maar het land is erin geslaagd om die trend te keren. Dankzij een doorgedreven 10-jarenplan en een sterke focus op lezen is Ierland het enige Westerse land waar de leesscore toenam tussen 2009 en 2022. Vlaanderen heeft de Ierse aanpak integraal gekopieerd met het in 2021 gelanceerde Leesoffensief.

Welbevinden scoort beter

Nog opmerkelijk: in vragenlijsten die ingevuld werden na het PISA-onderzoek zitten enkele positieve resultaten rond welbevinden. Zo ligt het aantal spijbelaars zeer laag en er lijken ook iets minder leerlingen aan te geven dat ze gepest worden. “Onze scholen hebben de voorbije jaren sterk ingezet op het welbevinden van de leerlingen”, zegt Weyts. “Dat is goed, maar we moeten óók meer inzetten op de essentie: kennisverwerving, zeker wat cruciale competenties Nederlands en Wiskunde betreft. Leerlingen die goed presteren, zullen zich ook goed voelen”.

Stakingen bij De Lijn en het spoor

Stakingen bij De Lijn en het spoor

Dinsdagavond 5 december om 22 uur was opnieuw een 48 urenstaking bij het spoor begonnen, tot en met donderdag 7 december. De NMBS voorziet een alternatieve treindienst op basis van het werkwillige personeel. Op woensdag en donderdag zullen slechts drie op de vijf IC-treinen rijden.

In november was er ook al een 48 urenstaking waar de drie vakbonden aan deelnamen. Deze keer besloot de christelijke vakbond ACV Transcom om zijn stakingsaanzegging in te trekken. De socialistische en liberale vakbond beslisten om wél door te zetten met de 48 urenstaking, omdat ze naar eigen zeggen niet genoeg vooruitgang zagen na de staking van november.

HR Rail, de juridische werkgever van het spoorpersoneel, zegt dat de staking van de socialistische vakbond ACOD Spoor en de liberale vakbond VSOA Spoor “totaal onverantwoord en onaanvaardbaar is ten aanzien van de treinreizigers”.

De NMBS voorziet een alternatieve treindienst. Zowel vandaag als morgen rijden drie op de vijf IC-treinen, twee op de vijf L-treinen en S-treinen en de meeste P-treinen rijden niet.

Globaal gezien rijden er op de twee dagen ongeveer evenveel treinen. “Enkel regionaal zijn er kleine verschillen”, zegt Dimitri Temmerman van de NMBS. “Maar het is niet zo dat als je trein vandaag rijdt, die ook automatisch op donderdag zal rijden.”

Reizigers die tijdens de 48 urenstaking de trein moeten nemen, kunnen daarom best vanaf vandaag de alternatieve treindienst raadplegen via de online reisplanner van de NMBS of via de app.

Waarom wordt er gestaakt?

Bij het spoorwegpersoneel is er heel wat onvrede over de interne reorganisatie en “productiviteitsmaatregelen” die directie wil doorvoeren. Onder meer de plannen om de opstarttijd van treinbegeleiders te halveren tot 10 minuten stoot op veel verzet.

Meer algemeen vragen de bonden de “stopzetting van de productiviteitsverhoging ten nadele van het spoorwegpersoneel”. “Tweemaal een 48 urenstaking is zeer ongebruikelijk, maar het ongenoegen op de werkvloer is dan ook nog nooit zo groot geweest”, zegt Günther Blauwens, Vlaams voorzitter van ACOD Spoor, in een persbericht. “De heersende personeelstekorten verhogen de werkdruk. Het personeel wordt elke dag geconfronteerd met falende werktools en een onwerkbare spoorwegstructuur.  Er is meer dan ooit nood aan stabiliteit bij het spoor.”

Wat als ik hinder ondervind?

Reizigers die door de staking (te) laat op hun werk of school zijn aangekomen, kunnen op de website van de NMBS een hinderattest downloaden. Dat attest is tot 7 dagen na de staking beschikbaar.

Of reizigers ook aanspraak kunnen maken op een financiële compensatie, hangt af van geval tot geval. De algemene regel is dat reizigers recht hebben op een volledige compensatie als ze tijdens hun treinreis meer dan 60 minuten vertraging hebben opgelopen of wanneer hun trein niet rijdt. Maar dat geldt niet wanneer ze al gewezen werden op de vertraging vooraleer ze een vervoersbewijs hebben gekocht.

Reizigers met een abonnement kunnen wel een volledige terugbetaling van hun treinrit aanvragen als de trein uit het alternatief aanbod toch niet gereden heeft of meer dan 60 minuten vertraging had. Maar als die reizigers uit voorzorg gebruik gemaakt hebben van een ander vervoermiddel, door bijvoorbeeld met de auto naar het werk te gaan, kunnen ze dan weer geen compensatie aanvragen. De NMBS raadt aan om bij grote vertragingen contact op te nemen met de klantendienst. Zij kunnen dan beslissen of je al dan niet recht hebt op een compensatie

Dienstenchequesector verder onder druk

Dienstenchequesector verder onder druk

Vakbonden hekelen “blanco cheque” voor dienstenchequebedrijven: “Vlaamse regering laat huishoudhulpen vallen als baksteen”.

De vakbonden bij de dienstenchequebedrijven vrezen dat poetshulpen niets te zien zullen krijgen van de bijkomende 50 miljoen euro die de Vlaamse regering uittrekt voor de sector. “De regering heeft de huishoudhulpen laten vallen als een baksteen.”

Bij elke aangekochte dienstencheque past de Vlaamse overheid normaal 18 euro bij. Dat bedrag heeft de regering vanaf oktober tot en met november opgekrikt met 3,2 euro, zo blijkt uit de modaliteiten die de Vlaamse regering vrijdag goedkeurde. Dat zou de sector volgens de ramingen van de regering 48,9 miljoen euro extra opleveren.

De regering bepaalde wel dat 20 tot 25 procent van het geld moet doorvloeien naar “de koopkracht van de dienstenchequewerknemers”. Maar de grote vakbonden vrezen dat niets bij de poetshulpen zelf terecht zal komen. “Werkgeversorganisatie Federgon weigert immers te onderhandelen over een sectoraal akkoord voor de huishoudhulpen”, hekelen ze maandag in een gezamenlijke mededeling. “Zonder sectoraal akkoord wordt het een onmogelijke taak om te garanderen dat iedere huishoudhulp een koopkrachtverhoging krijgt.”

Ze wijzen naar de coronahulp die de dienstenchequebedrijven kregen. “In 2021 bleek dat twee op de drie dienstenchequebedrijven het geld misbruikt hadden dat ze kregen om huishoudhulpen te beschermen tijdens de coronacrisis. In plaats van beschermingsmiddelen te kopen, hadden vele bedrijven dit geld in eigen zak gestoken”.  Eenzelfde scenario dreigt zich nu te ontvouwen, of erger nog.

De vakbonden betreuren dat de regering de extra middelen niet heeft gekoppeld aan de voorwaarde van een sectoraal akkoord en aan bijkomende maatregelen om de werkomstandigheden te verbeteren. “De conclusie is duidelijk: de Vlaamse regering en minister van Werk Jo Brouns hebben de huishoudhulpen laten vallen als een baksteen.”

Maar de dienstenchequebedrijven klagen dan weer. Meer dan de helft van de dienstenchequebedrijven zou verlies lijden, blijkt uit een financiële doorlichting op vraag van de drie grootste werkgeversorganisaties uit de sector. “We roepen eenstemmig op om de waarde van een dienstencheque per direct met 5 euro te verhogen”, klinkt het bij de werkgeversfederaties. “Het is een noodkreet, want de sector staat op omkantelen. Komen die extra middelen er niet, dan dreigen faillissementen en zal het systeem van de dienstencheque imploderen, met alle negatieve gevolgen van dien voor werkgevers, huishoudhulpen én gebruikers.”

De cheques kosten in Vlaanderen momenteel 9 euro per uur aan de gebruikers. Maar voor de duidelijkheid: dat hoeft niet meteen 14 euro te worden. Het gaat de bedrijven om de zowat 27 euro per cheque die ze van de overheid krijgen en waarmee ze de lonen en de kosten betalen. Dat bedrag kan in theorie omhoog zonder dat die meerkost integraal aan de gebruikers wordt doorgerekend. En er kan gemorreld worden aan de fiscale aftrekbaarheid van 1,8 euro per cheque. Na ingave in de belastingbrief kost een uur poetshulp momenteel 7,2 euro.

De cheques zijn sinds 2014 niet meer opgeslagen. “De marges zijn aan het wegkwijnen”, zegt co-CEO Jo Mellemans van Het Poetsbureau. “Grote bedrijven maken wel nog minimale winst, maar veel van de kleinere bedrijven draaien verlies. Wekelijks zijn er die zich aanbieden om zich te laten overnemen, maar zien wij al snel dat ze nooit rendabel kunnen zijn. Ik verwacht een faillissementsgolf.”

Ook Nico Daenens van Group Daenens, dat verschillende dienstenchequebedrijven overkoepelt, pleit voor een prijsverhoging. “Huishoudhulpen worden nog steeds lager verloond dan hun collega’s in vergelijkbare sectoren, en ook de meest welwillende werkgevers botsen hard op hun zeer zwakke rendementen”, zegt hij.

“De markt is oververhit omdat het systeem te goedkoop is”, zegt Mellemans. “Het komt vrij veel voor dat huishoudhulpen zelf een poetsvrouw laten komen. Ze gaan werken voor 13 euro per uur en betalen ondertussen 7,2 euro voor hetzelfde werk. Slim gezien, maar het duidt ook aan dat er ergens een probleem is. Wij zijn vragende partij om die fiscale aftrekbaarheid af te schaffen en de prijs te verhogen. Als er niets wordt gedaan aan de overconsumptie, gaat het systeem binnen dit en een jaar in elkaar klappen.”

“De vorige negen jaar trok de overheid de kaart van de 1 miljoen gebruikers van de dienstencheques, durf nu eens de kaart te trekken van de 150.000 huishoudhulpen”, zegt Daenens.

Jo Brouns: “We moeten financiering herbekijken”

Vlaams minister van Werk Jo Brouns (CD&V) laat weten dat extra geld vooral van de gebruikers moet komen, en vooral naar de huishoudhulpen moet gaan. “Dat het verdienmodel in de dienstenchequesector onder zware druk staat, is niet nieuw”, zegt hij. “We gaan de financiering hoe dan ook moeten herbekijken, want ook de lonen van de dienstencheque-medewerkers zijn relatief laag. Als ik met gebruikers praat, dan voel ik dat ze ervoor open staan om een hogere bijdrage te betalen als die ten goede komt van hun huishoudhulp zelf. Dat is de discussie die we dus moeten voeren. We financieren de dienstencheques vandaag al met 1,3 miljard uit de Vlaamse begroting, daar is niet zomaar marge om dat verder te verhogen.”

Volgens Neutr-On schort er inderdaad iets aan de werking van de dienstenchequebedrijven. Hun winsten zijn groot genoeg, maar ze doen niks anders dan klagen. De hoogste bazen verdienen het meest, de bedienden die er werken zijn vaak onbekwaam zodat er veel personeelsverloop is. Er bestaat geen degelijke opleiding voor de poetsmedewerkers. Daarom is er ook bij die categorie veel verloop. Sommigen krijgen al na enkele weken hun ontslag, de ene omdat ze meer op hun smartphone zitten dan aan hun werk bezig zijn, de andere omdat hij alleen zaken poetst die NIET vuil zijn, de plekken die vuil zijn zien ze niet. Bij een opmerking krijg je dan de reactie: “Dat had je toch niet gezegd dat ik dat moest doen.” Zelf werk leren zien is teveel gevraagd. En de poetsbedrijven lijken niet in staat om eens een duidelijke functiebeschrijving en takenpakket op te stellen voor de 150.000 personeelsleden. Of zijn ze er te lui voor?

En momenteel  is er zelfs  een strafonderzoek gestart naar het grote dienstenchequebedrijf  Domestic Services, dat 700 huishoudhulpen aan het werk zet. Een omstreden bedrijf, want een kleine negen maanden geleden vroegen vakbonden en werkgevers al gezamenlijk de erkenning in te trekken.

Over de huidige stand van het onderzoek of over de concrete aantijgingen wil het parket  momenteel niets meer zeggen. Volgens onze informatie  dienen ze dienstencheques in voor prestaties die niet geleverd zijn. Maar het meest flagrant is de manier waarop ze zieke huishoudhulpen consequent op technische werkloosheid zetten. Maar wel nadelig  voor de huishoudhulpen. Die kregen achteraf flinke terugvorderingen van de RVA . Ze moesten vaak honderden euro’s terugbetalen. Die mensen hadden geen idee wat ze fout hadden gedaan.”

De Vlaamse sociale inspectie heeft gedurende een jaar onderzoek gevoerd, stelde zware subsidiefraude vast en wil een terugvordering van 17 miljoen aan onterecht uitgekeerde subsidies. Op basis van dat onderzoek kwam de erkenningscommissie voor de dienstenchequebedrijven – waarin zowel vakbonden als werkgevers zitten – begin dit jaar tot een eensgezind advies:  “Trek de erkenning van het bedrijf in.”

Machtsmisbruik van grote vakbonden

Machtsmisbruik en discriminatie door grote vakbonden tegenover kleine.

Vraag van Neutr-On aan Unia.

Unia over de vakbonden en de sociale voordelen in de bouwsector.

A. Vraag over toekenning van een sociaal voordeel aan arbeiders van de bouwnijverheid.

Unia maakt deze analyse in het licht van de antidiscriminatiewetgeving, waaronder de antidiscriminatiewet van 10 mei 2007. Deze wet verbiedt discriminatie op basis van syndicale overtuiging, behalve indien er een rechtvaardiging bestaat voor deze discriminatie. Dat betekent dat het verschil in behandeling moet beantwoorden aan een legitiem doel, en proportioneel en noodzakelijk moet zijn om dat doel te bereiken.

Unia meent dat er in dit geval geen sprake is van een discriminatie op grond van de syndicale overtuiging. Het sociaal voordeel dient immers beschouwd te worden als een syndicale premie. De CAO van 25 juni 2009 betreffende de toekenning van een sociaal voordeel, gesloten in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf bepaalt immers dat het sociaal voordeel een bedrag is dat aan de arbeider wordt toegekend wegens zijn aansluiting bij één van de in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf vertegenwoordigde werknemers-organisaties.

Artikel 2 van deze CAO bepaalt: Het sociaal voordeel bedoeld in het 1 ste lid is een bedrag dat aan de arbeider wordt toegekend wegens zijn aansluiting bij een in het 1 ste lid bedoelde werknemersorganisatie.

Een sociaal voordeel kan toegekend worden door de vakbonden aan hun leden om de maandelijkse bedragen die de leden betalen te compenseren. Wie niet aangesloten is bij een vakbond betaalt die bijdragen niet en daarom kan er geen compensatie voorzien worden. Dit is dan ook meteen de reden waarom de syndicale premie enkel betaald kan worden aan wie aangesloten is bij een erkende vakbond tijdens de periode waarop de premie betrekking heeft.

Zoals aangegeven in het antwoord op het parlementaire vraag nr. 4-6651 (gesteld door mevr. Anke Van dermeersch) wordt aanvaard dat vakbondsleden bijkomende voordelen krijgen, zolang het evenredigheids-principe gerespecteerd wordt.

B. Vraag over aantal leden vakbondsorganisaties

De NAR-wet (art. 4 van de Wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad) voorziet inderdaad in een numeriek criterium wat de representativiteit van werknemersorganisaties betreft. Het ledenaantal ligt dus aan de basis van de representativiteit. Hierop werd in het verleden reeds kritiek geuit.

De Internationale Arbeidsorganisatie veroordeelde België hier in het verleden reeds voor.

Unia ontleent haar bevoegdheid aan de Antiracismewet van 30 juli 1981 en de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007 (de antidiscriminatiewet). Deze wetten omschrijven welke vormen van onderscheid verboden zijn (en dus een discriminatie vormen).

In de vraag die u ons voorlegt zijn de artikelen 11 van de bovenvermelde wetten belangrijk. Daarin staat dat wanneer een onderscheid wordt opgelegd door of krachtens een wet of decreet – wat hier het geval is – dit nooit aanleiding kan geven tot het vaststellen van enige vorm van discriminatie op basis van de antidiscriminatiewet. Wanneer evenwel een onderscheid wordt gemaakt door of krachtens een wet of een decreet dan maakt de antidiscriminatiewetgeving hiervoor een uitzondering. Dit onderscheid kan niet beoordeeld worden vanuit de bepalingen van die wetten. Daaruit volgt ook dat Unia niet meer bevoegd is om hierover te oordelen (Wetsontwerp ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, ParL St. Kamer, 2006-07, 2722/1, p. 25).

Het behoort in België tot de exclusieve bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof om na te gaan of een wet of decreet een verboden onderscheid inhoudt (en dus discrimineert). Deze vraag kan echter niet zomaar worden voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof. Dit kan namelijk enkel onder bepaalde voorwaarden, en binnen bepaalde procedures en termijnen, enerzijds via een rechtszaak waarin een prejudiciële vraag wordt gesteld of anderzijds via een beroep tot vernietiging van een wet of decreet.

Wij dienen bijgevolg te besluiten dat de antidiscriminatiewetgeving niet van toepassing is op de vraag die u aan ons voorlegt en dat Unia op grond van deze wetgeving niet kan oordelen of er sprake is van een discriminatie.

Wat uw laatste vraag over weerverletzegels betreft; behoudens vergissing kunnen deze ook via de Hulpkas worden uitbetaald.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groeten,  Unia

Het is voor Neutr-On duidelijk dat de grote bonden “bondgenoten” zijn van de grote bouwbedrijven. Neutr-On onderzoekt verder hoe het dit machtsmisbruik van de grote vakbonden kan opheffen.