Een onderzoek van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) schat dat meer dan 35 miljoen werknemers in de 27 lidstaten niet op vakantie kunnen gaan omdat hun lonen te laag zijn. Dat onthult het Franse dagblad l’Humanité.

Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) voerde aan de hand van officiële Eurostat-statistieken een onderzoek over vakantieongelijkheid. De uitkomsten zouden in de hele Europese Unie (EU) wel eens tot discussie en verontwaardiging kunnen leiden. Volgens het onderzoek kunnen namelijk meer dan 35 miljoen werknemers het zich niet veroorloven weg te gaan en echt op vakantie te gaan omdat hun lonen te laag zijn. In Frankrijk zijn 3.664.232 werknemers financieel niet in staat te vertrekken.

Minimumlonen soms onder de armoedegrens
Het meest dramatisch getroffen Europese land is, niet verrassend na jaren van bezuinigingen, Griekenland: 88,9% van de werknemers die op de armoedegrens worden betaald, d.w.z. 60% van het mediane loon, kunnen het zich niet veroorloven een deel van hun vakantie weg van huis door te brengen. Concreet zijn dit bijna 1,4 miljoen Griekse werknemers. De cijfers zijn bijzonder hoog en schokkend in Italië (7 miljoen), Spanje (4,7 miljoen) en Duitsland (4,3 miljoen).

Minimumlonen die soms onder de armoedegrens liggen zijn de oorzaak van dit verschijnsel, dat tientallen miljoenen werknemers in heel Europa treft. Volgens de officiële statistieken van het EVV is de situatie al jaren helemaal niet verbeterd en blijven de ongelijkheden bestaan en zelfs toenemen.

In Roemenië werd een stijging van 17 punten ten opzichte van 2010 opgetekend. In Slowakije en Kroatië een stijging van respectievelijk 13 en 14 punten. Frankrijk is geen uitzondering: de ongelijkheid is er met 1,6 procentpunt toegenomen. In Luxemburg, Estland en Duitsland nam de ongelijkheid lichtjes af.

Voordelen van economische groei slecht verdeeld
In Frankrijk zijn er heel wat werkende mensen die slechts van een vakantie kunnen dromen. Vincent werkt als lokaal journalist in het Zuid-Westen. “Zelfs als je niet naar de andere kant van de wereld reist, kost op vakantie gaan een hoop geld”, zegt hij. “Ik heb een salaris waarmee ik fatsoenlijk kan leven, maar ik kan me geen extraatjes veroorloven. Vakantie is voor mij een extraatje.”

Hetzelfde geldt voor deze diëtiste met een vast contract in een groep van collectieve cateringbedrijven. “Sinds mijn 18e ben ik niet meer op vakantie gegaan. Ik moest elke zomer werken om geld te sparen. Ook al ontvang ik nu elke maand een vast salaris, op vakantie gaan betekent nog steeds een aanzienlijke kostenpost. Zelfs met twee salarissen is het lastig. Mijn echtgenoot heeft ook uitgaven, zoals alimentatiegeld. We zullen proberen dit jaar geld opzij te zetten zodat we hopelijk volgende zomer kunnen vertrekken.”

Om alle werknemers in staat te stellen op vakantie te gaan, moeten de Europese vakbonden er dus voor zorgen dat ze voldoende loon ontvangen. “Vakantie mag geen luxe zijn die is voorbehouden aan de bevoorrechte enkeling,” zegt Esther Lynch, adjunct-secretaris-generaal van het EVV. “Veel werknemers kunnen van hun vrije tijd genieten met familie en vrienden, maar miljoenen anderen kunnen dat niet, vanwege hun lage lonen.” De Ierse vakbondsvrouw voegt eraan toe: “De toename van de vakantieongelijkheid toont aan dat de voordelen van de economische groei in Europa in het afgelopen decennium niet eerlijk zijn verdeeld.”

Een ontwerprichtlijn om een kader voor fatsoenlijke lonen vast te stellen
Het percentage werkende armen in de EU is gestegen van 8,3% in 2007 tot 9,4% in 2018. De Europese Commissie werd jarenlang onder druk gezet door de vakbonden en legde in het najaar van 2020 eindelijk een ontwerprichtlijn op tafel om in elk Europees land een kader vast te stellen voor toereikende minimumlonen.

Er wordt geen minimumloon opgelegd voor de gehele EU, maar er wordt gestreefd naar het vaststellen van een kader, rekening houdend met een aantal criteria (de koopkracht, het algemene niveau van de lonen en de verdeling ervan, de gemiddelde loonstijgingen, de arbeidsproductiviteit, enz.). Het wettelijk minimumloon mag in geen geval lager liggen dan 60% van het mediaan inkomen of 50% van het gemiddelde inkomen in elk van de 27 lidstaten.

“De EU-richtlijn betreffende toereikende minimumlonen moet worden aangescherpt om ervoor te zorgen dat ze nooit zo laag zijn dat werknemers het risico lopen tot armoede te vervallen. Daarnaast moeten collectieve onderhandelingen overal de norm worden om werkelijk billijke lonen voor iedereen te waarborgen”, aldus Esther Lynch. Volgens een andere studie van het EVV, die in het voorjaar van 2021 is gepubliceerd, zou de toepassing van de drempel voor een fatsoenlijk loon in de EU een onmiddellijke loonstijging betekenen voor 24 miljoen werknemers op het hele continent. Misschien nog niet genoeg om de kloof te overbruggen voor alle werknemers die niet op vakantie kunnen gaan, maar wel genoeg om ervoor te zorgen dat dit niet langer een “extraatje” is voor te veel Europeanen. Bron: Solidair

(Artikel gepubliceerd in l’Humanité op maandag 2 augustus 2021)

De Commissie verandert niets.
In de EU hebben momenteel 21 van de 27 lidstaten een minimumloon op nationaal niveau. In deze landen varieert het minimumloon van 332 euro bruto per maand in Bulgarije tot 2202 euro bruto in Luxemburg in de eerste helft van 2021. Frankrijk, met een minimumloon van 1550 euro bruto in dezelfde periode, staat op de zesde plaats in Europa. In Denemarken, Finland, Zweden, Oostenrijk, Cyprus en Italië wordt het minimumloon vastgesteld in collectieve sectorale overeenkomsten, d.w.z. voor elke bedrijfstak, via onderhandelingen tussen de “sociale partners”. In haar ontwerprichtlijn is de Commissie niet van plan hier verandering in te brengen.