De arbeidsdeal en het loonkostenprobleem leggen andermaal de klassieke verdeeldheid tussen de werkgevers en de vakbonden bloot. De deal wordt nog besproken in het sociaal overleg, maar de ruimte voor bijsturingen is beperkt.
Werkgevers en vakbonden blijven verdeeld over arbeidsdeal
Telkens als een federale regering met voorstellen komt om de arbeidsmarkt of de fiscaliteit te hervormen, is de reactie van de sociale partners voorspelbaar. Blazen de werkgevers de loftrompet, dan zijn de vakbonden kritisch, en omgekeerd. En als de werkgevers ongelukkig zijn, dan formuleert de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka haar kritiek steevast scherper dan het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en de kmo-organisatie Unizo. Dat was ook nu het geval. Voka zit dan ook niet mee rond de tafel bij het interprofessionele sociaal overleg, dat vaak regeringsbeslissingen moet stroomlijnen.
Danny Van Assche, de gedelegeerd bestuurder van Unizo, is doorgaans genuanceerd, maar nu was hij opvallend kritisch voor de arbeidsdeal. Dat constateerde ook Paul Soete, een oud-topman van de technologiefederatie Agoria en een strijder van vele jaren in het sociaal overleg: “De milde reactie van de handelsfederatie Comeos en de scherpte van Unizo vallen op. Dat is deels te verklaren door de mogelijke aanval op het zelfstandigenstatuut en terechte bedenkingen over de platformeconomie.”
Unizo reageerde vooral fors op de nieuwe regels voor platformwerkers, zoals de koeriers van maaltijdbezorgers. Allang woedt de discussie of zij werknemers of zelfstandigen zijn. De arbeidsdeal bepaalt mee de aard van de arbeidsrelatie met een lijst van acht criteria, waaronder exclusief werken voor één bedrijf, het gebruik van geolokalisering voor andere doelen dan de levering van diensten, een beperking van de vrijheid om opdrachten te weigeren en de mogelijkheid om een apart klantenbestand uit te bouwen. Wanneer drie van de acht, of soms zelfs twee van de vijf criteria vervuld zijn, is er een vermoeden van werknemerschap. Volgens het VBO ligt die regeling in lijn met andere sectoren waar vaak een grijze zone bestaat tussen zelfstandigen en werknemers, zoals de bouw en de transportsector, en neemt de rechtszekerheid toe.
Er zijn betere brutolonen nodig: die krikken het beschikbare inkomen op en dragen bij aan de financiering van de sociale zekerheid’
Unizo ziet dat anders. “Ik vrees dat elke zelfstandige die via een platform werkt ¬ en dus ook een zelfstandig vertaler, IT-professional of hr-coach ¬ zal moeten bewijzen dat hij daadwerkelijk een zelfstandige en geen werknemer is. Is dat de bedoeling?” vraagt Van Assche zich af. “Veel zelfstandigen werken voor hun opdrachten in bedrijven met uurtarieven. Dat zou plots een criterium worden om een werknemersrelatie te vermoeden. Heel veel zelfstandigen gebruiken een platform, maar platformwerk is geen sector op zich, maar een instrument waarvan elke economische sector in meer of mindere mate gebruikmaakt. Dat gaat van sociale netwerken zoals Facebook en LinkedIn over echte handelsplatformen tot een geïntegreerde dienstverlening bij bijvoorbeeld taxi- en koerierdiensten. Pas de wet op de arbeidsrelaties toe. Daarin is een gezagsrelatie het belangrijkste criterium om van een werknemer te spreken. Die wet is de basis van het zelfstandige ondernemerschap, en dat wil Unizo zo houden.”
Volgens de Unizo-topman is het bovendien voorbarig voor België een regeling uit te werken die op Europees niveau nog niet rond is. Van Assche meent dat de regeling rond platformwerkers een reactie is op een gerechtelijke uitspraak van eind vorig jaar, die stelt dat maaltijdkoeriers zelfstandigen zijn. “Dan zeg ik: als je het in een rechtsstaat niet eens bent met die beslissing, ga dan naar het hof van beroep.”
Unizo staat met haar kritiek alleen bij de sociale partners. De vakbonden zijn vrij positief over de voorstellen voor platformwerk. De Groep van Tien moet de arbeidsdeal nog bespreken. Daar kunnen de vakbonden en de werkgevers adviezen geven om het akkoord nog aan te passen. “Dat klopt, maar wat nu gebeurt, is een aanfluiting van het sociaal overleg”, vindt Van Assche. “Een reeks maatregelen is aangekondigd bij het begrotingsakkoord van oktober. Toen beloofde de regering dat de sociale partners zich erover zouden buigen en dat ze pas zou ingrijpen als er geen akkoord was. Die afspraak is niet nagekomen. Wij moeten nu onderhandelen met het mes op de keel. Terwijl de sociale partners zelf akkoorden hadden kunnen afsluiten, zoals het recht op deconnectie” (het recht om na een bepaald uur niet meer bereikbaar te zijn voor de werkgever, nvdr).
Het recht op deconnectie en het aangepaste statuut voor platformwerkers zijn twee redenen waarom de vakbonden de arbeidsdeal niet hebben afgekraakt. Maar ook bij hen klinkt toch vooral kritiek. “Met de activering van een deel van de opzeggingsvergoeding loopt de werknemer het risico dat hij onder druk wordt gezet om een opleiding te volgen of dat hij snel een minder passende baan moet aanvaarden”, stelt de socialistische vakbond ABVV.
In het hoofdstuk over flexibiliteit duiken in de arbeidsdeal wel de klassieke tegenstellingen tussen de vakbonden en de werkgevers op. ABVV-voorzitter Thierry Bodson, die een rechtstreekse lijn met de PS heeft, is heel kritisch. Het is duidelijk dat de vakbonden er alles aan zullen doen om de al niet echt gevulde arbeidsdeal verder leeg te zuigen. Twee thema’s zijn kop van Jut: de mogelijkheid om de werkweek samen te ballen in vier dagen en de soepelere regels voor nachtwerk in de e-commerce. “Het is eerste is een zwaarwegend symbool”, zegt Bodson. “Werkdagen van 10 uur zijn voor tal van zware beroepen onmogelijk. Ze verhogen ook het risico op arbeidsongevallen. En zullen ook de scholen en de kinderopvang 12 uur per dag toegankelijk zijn? Bovendien vergt dit een aanpassing van de wet uit 1971 die de 8 urendag regelt.”
Dat pas vanaf 24 uur in plaats van 20 uur sprake is van nachtwerk in de e-commerce, kunnen de vakbonden evenmin smaken. Vooral dat de werkgever de vakbonden opzij kan schuiven door individuele afspraken te maken met de werknemers, zit hen hoog. “Dit is een negatie van het sociaal overleg”, oordeelt Bodson. “Er kwam een interprofessioneel akkoord nadat de werkgevers hun eisen over nachtwerk hadden ingetrokken. Wat wij vijf maanden buiten hebben gehouden, komt nu binnen door het raam, met dank aan de regering.” Het ABVV wil de arbeidsdeal bijsturen, anders zullen “de werknemers op straat komen om hun stem te laten horen”.
Loonkostenhandicap
Net nu de sociale partners zich over de arbeidsdeal buigen, duikt een bijna vergeten zwakheid van de Belgische economie weer op: de loonkostenhandicap tegenover onze buurlanden. De automatische indexering van de brutolonen dreigt de Belgische concurrentiekracht te verzwakken. Tussen 2008 en 2018 is de loonkostenhandicap tegenover 1996 stelselmatig afgebouwd, om in 2019 op 0 procent uit te komen. In 2022 zou hij weer stijgen naar 1,2 procent, stelt een recent CRB-rapport. De werkgevers spreken van 2 procent. “Een gigantisch probleem”, zegt Van Assche. “De regering en de sociale partners moeten daarom vervroegd samenkomen. De loonwet voorziet daarin.” Als uit de vooruitzichten blijkt dat de loonkostenhandicap zo groot is dat hij niet in twee jaar kan worden weggewerkt, kan de regering op advies van de sociale partners maatregelen nemen om de concurrentiekracht te vrijwaren, bepaalt de loonwet die de vorige regering aannam.
“Zonder die wet keken we wellicht op tegen een loonkostenontsporing van 2,5 procent”, legt de Unizo-topman uit. “De wet bepaalt bij het vastleggen van de loonnorm een marge van 0,5 procent, om een snellere Belgische loonkostenstijging op te vangen. De vakbonden vonden dat we die marge moesten laten vallen, zodat er ruimte kwam voor een reële loonstijging van maximaal 0,4 procent. Gelukkig hebben we dat niet gedaan.”
Maar de federale regering keurde wel goed dat bedrijven die het goed doen, een coronacheque van 500 euro kunnen geven aan hun werknemers. Bij het sectoraal overleg heeft 60 procent van de paritaire comités de cheque toegekend. In twee derde van de gevallen ging het om alle bedrijven in de sector. “Ook ondernemingen die het moeilijker hadden”, stelt Van Assche. “De helft van de werknemers heeft zo’n cheque gekregen, en zeker niet enkel in bedrijven die het heel goed hadden gedaan. Tel daar de extra indexaties en de hoge energieprijzen bij, en de situatie wordt dramatisch voor veel bedrijven. Het is onaanvaardbaar dat de vakbonden lobbyen om de loonwet te versoepelen.”
Het ABVV, het ACV en het ACLVB zijn een petitiecampagne gestart, om de loonwet op de agenda van de Kamer te krijgen en zo de regering onder druk te zetten. Ze willen een nieuwe wet met een indicatieve loonnorm, zodat gemakkelijker loonstijgingen kunnen worden toegekend.
Bedrijfswinsten zijn crisisbuffer
De vakbonden zien in de stijgende winstmarges van de bedrijven extra munitie om de loonnormwet aan te vallen en de indexeringen niet als problematisch te beschouwen. Volgens de Nationale Bank waren die winstmarges nog nooit zo hoog. In zeven jaar stegen ze in België van 39 naar 42 procent in 2020. Die stijging is beduidend hoger dan in de buurlanden, waar de marges relatief stabiel bleven sinds 2014. In de eerste negen maanden van 2021 stegen de winstmarges nog meer. Het ACV is duidelijk: “Dat betekent dat de gecreëerde meerwaarde niet doorstroomt naar de werknemers, van wie er steeds meer niet rondkomen aan het einde van de maand. Er zijn betere brutolonen nodig: die krikken het beschikbare inkomen op en dragen bij aan de financiering van de sociale zekerheid. Zonder een herziening van de loonnormwet zal de ruimte voor een loonsverhoging in 2023 nul zijn, wat elke onderhandeling over een akkoord verhindert.”
Van Assche heeft zijn repliek klaar: “Hier speelt de winstparadox. Een beperkt aantal bedrijven in de wereld boekt steeds hogere winsten, maar dat geldt niet per se voor de rest. Ik denk de situatie in België vergelijkbaar is. Als die cijfers stijgen, is dat te danken aan een aantal sterke sectoren, zoals de farma en de chemie. Maar bij de kmo’s zijn de winsten niet hoog genoeg om de loonkostenstijging op te vangen.”
Volgens cijfers van Unizo was 2019 inderdaad een klepper, maar in het coronajaar 2020 daalde het totaal van de winsten van de kmo’s met 36 procent. Van de winst van 2019 werd in 2020 slechts een fractie uitgekeerd, om zo veel mogelijk eigen vermogen in de onderneming te houden. “De kmo’s pompten ruim 23 miljard euro méér dan het jaar voordien in hun onderneming, als extra crisisbuffer”, legt Van Assche uit. “De kmo’s hebben dat jaar vooral overleefd. De doorstart is niet alleen het gevolg van de steunmaatregelen. Ik ben benieuwd naar de cijfers van 2021. In die jaarrekeningen was er geen overdacht van winst tussen 2020 en 2021, ook een zwaar jaar met strenge coronamaatregelen in het voorjaar. Ik zou de redenering van de vakbonden omdraaien. De impact van de pandemie, de loon- en de energiekosten maken het respecteren van de loonwet cruciaal voor de welvaart en de koopkracht.”
Bron: Trends