Armoede blijft een gigantisch probleem in onze samenleving. Dat constateren Caro Bridts en Lieven De Pril, beiden al lang actief in de armoedebestrijding. “Ik hou mijn hart vast voor de eindafrekeningen van energie. Voor veel mensen wordt die factuur een zware klap.”

Woedend

Al meer dan 20 jaar trekken Caro Bridts en Lieven De Pril samen het land rond om vormingen te geven over armoede. Caro is ervaringsdeskundige, Lieven is professioneel en vrijwillig actief in armoedebestrijding. Afgelopen zomer besloten ze een boek te schrijven, ‘De kansendans’, want het zit hen hoog. Ze zijn woedend over armoede, zoals de ondertitel luidt.

Iedereen kent het kinderspel de ‘stoelendans’: deelnemers lopen rond een cirkel stoelen. Wanneer de muziek stopt, gaat iedereen zo snel mogelijk zitten. Maar er ontbreekt één stoel. Eén persoon wordt onverbiddelijk aan de kant gezet. Vervolgens begint het spel opnieuw, weer met één stoel minder.

Caro en Lieven stellen vast dat er in onze samenleving ook zo’n spel opgevoerd wordt: een ‘kansendans’. “Sommige mensen vliegen eruit. Ze krijgen de kansen niet, die iedereen nochtans verdient”, schrijven ze. “Steeds meer burgers mogen niet meer meespelen.”

Waarom eist die kansendans steeds meer slachtoffers?

Lieven: “Wij vangen van onderuit al een tijd signalen op dat de situatie zeer ernstig is. De energieprijzen stijgen, de levensduurte neemt toe en de coronacrisis creëert veel onzekerheid. Als melk of suiker duurder worden, zullen jij en ik dat niet merken. Wij gooien onze winkelkar vol en betalen de rekening. Maar mensen die in een armoedesituatie leven, moeten elementaire levensmiddelen in de rekken laten staan. Dat de prijzen zo snel stijgen, hebben ze nog nooit meegemaakt.”

Caro: “Door afstandsonderwijs en telewerk moet de woning nu ook overdag verwarmd worden aan energieprijzen die de pan uit swingen. Ik hou mijn hart vast voor de eindafrekeningen van energie. Voor veel mensen wordt die factuur een zware klap. Dat houdt me ’s nachts wakker.”

“Deze pandemie verlegt het evenwicht tussen vraag en aanbod. Dat gaat niet alleen over toegenomen schaarste van bouwmaterialen of computerchips. Ook in de supermarkten is het zoeken naar goedkope producten. De middenklasse bespaart door meer witte producten te kopen. Maar mensen die enkel op witte producten leven, kunnen geen rayon meer zakken.”

In het boek hekelen jullie dat vrijwilligers in de bres moeten springen voor een falend beleid.

Caro: “Nog voordat er van het coronavirus sprake was, sloegen armoedeverenigingen luide alarmkreten: ze werden steeds meer gevraagd om aan noodhulp te doen. Mensen trekken het gewoon niet meer. Als organisaties die anders zo hameren op structurele armoedebestrijding teruggrijpen naar recepten uit de tijd van Daens, voel je dat er iets serieus aan de hand is.”

Lieven: “Noodhulp moet de gaten vullen van een falend beleid. Dat is ondertussen geen tijdelijk fenomeen meer: noodhulp raakt steeds meer geïnstitutionaliseerd. De overheid geeft wat geld aan noodhulpinitiatieven en trekt er vervolgens haar handen van af. Dit is geen doordacht beleid. Erger nog, het creëert verdeeldheid aan de onderkant van de samenleving.”

Kan je dat concreet maken?

Caro: “We zagen het in deze pandemie voor onze ogen gebeuren: het beleid voorziet extra middelen voor laptops of voedselhulp. Vervolgens moeten organisaties zelf kiezen hoe ze die verdelen. Dat is een moeilijke opdracht: omdat de vraag groter is dan het aanbod, ontstaat concurrentie tussen mensen.”

“Die strijd aan de onderkant levert frustratie en onbegrip op. Ik merk dat als ik met mensen praat: ‘Goh, die laptops zullen toch weer naar de kinderen van die buitenlanders gaan’, klinkt het dan. Of ‘Zij komen voedselhulp halen maar hebben wel geld voor dure telefoons.’ Terwijl je hen wil verbinden, zie je mensen verder uit elkaar groeien.”

Lieven: “Er wordt een verdeel- en heerspolitiek gevoerd aan de onderkant van de samenleving. Groepen die het niet makkelijk hebben, worden tegen elkaar opgezet. Dat geeft een enorme spanning tussen de verschillende groepen die voor deze kruimels moeten strijden. Vooral de polarisatie tussen witte en gekleurde mensen in een armoedesituatie neemt toe. En het beleid blijft intussen buiten schot.”

Mensen krijgen geen kansen, maar worden wel verweten dat ze de kansen niet grijpen, lees ik in jullie boek. Kan je daar een voorbeeld van geven?

Caro: “Veel te lang al wordt beweerd dat je uit armoede geraakt als je werk vindt. Lukt het niet? Dan ben je een luierik. Zo kijkt de samenleving naar mensen in een armoedesituatie en dat hakt er stevig in.”

“Bovendien zijn er te weinig jobs voor mensen in een kwetsbare positie. Er is nood aan meer zinvolle jobs op maat van deze mensen, vaak kortgeschoolden. En er zijn ook veel mensen die wel werken, maar met hun minimumloon de hoge kosten voor bijvoorbeeld kinderopvang, vervoer of huisvesting niet betaald krijgen.”

Meer nog dan werk, is kwaliteitsvol en betaalbaar wonen cruciaal?

Caro: “In plaats van ‘jobs, jobs, jobs’ moet het mantra ‘wonen, wonen, wonen’ zijn. Jarenlang heeft het beleid nagelaten om te investeren in een goed woonbeleid. Daardoor zitten we nu met een enorme wooncrisis. Iets doen aan de wooncrisis is fundamenteel om de armoedeproblematiek aan te pakken.”

“Om te beginnen zouden kwetsbare mensen die samenwonen daarvoor niet afgestraft mogen worden. Veel mensen in noodsituaties willen graag cohousen. Helaas: waar dit voor werkende middenklassers allemaal mag, verliezen kwetsbare mensen een deel van hun uitkering.”

“We moeten onze normen over wonen opnieuw onder de loep nemen. Kijk naar een initiatief zoals Woonbox van Saamo Brussel. Mensen met een laag inkomen wonen in leegstaande gebouwen. In kleine maar comfortabele woonunits worden ze intensief begeleid. Deze projecten bieden vaak een tijdelijke woonoplossing. Maar misschien willen sommige mensen wel permanent op deze manier wonen. Er is enorm veel leegstand. Waarom doen we daar niet meer mee?”

Stappen jullie daarmee af van de strijd voor meer sociale woningen?

Lieven: “De uitbreiding van sociale huisvesting blijft een belangrijk antwoord op de wooncrisis. Het is onbegrijpelijk dat de afschaffing van de woonbonus niet benut werd om meer middelen te investeren in sociale huisvesting.”

“Bovendien gaat het niet gewoon om meer geld. Vlaams Minister van Wonen Matthias Diependaele voorziet deze legislatuur wel 4,5 miljard voor de bouw en renovatie van sociale woningen, maar het geld raakt gewoonweg niet uitgegeven. De oorzaak is onder andere een grote reorganisatie bij de sociale huisvestingsmaatschappijen. Het beleid is niet aangepast aan de realiteit op het terrein.”

Een rode draad in jullie boek: ‘Er komt te weinig schot in de zaak. Het is tijd voor actie.’ Is er dan geen vooruitgang?

Lieven: “Veel te weinig. Al twintig jaar gaan Caro en ik samen de baan op. Telkens brengen mensen in een armoedesituatie hun verhaal. Ze stellen zich kwetsbaar op, geven signalen en doen voorstellen om de problemen aan te pakken. Er klinkt applaus op alle banken, maar uiteindelijk wordt er niets mee gedaan. Kijk naar wat het Jaarboek armoede onlangs naar buiten bracht: het armoederisico is vandaag even hoog als dertig jaar geleden. Dat verontwaardigt ons.”

“Farida, die in ons boek aan het woord komt, maakt een mooie vergelijking. Als Telenet of Proximus een product in de markt zetten en het verkoopt voor geen meter, dan doen ze aan introspectie. Zou er iets mis zijn met ons product of onze strategie om het in de markt te zetten? Bij armoedebeleid gebeurt dit niet. Slaat dat niet aan, dan wordt gewezen naar de mensen: ze werken niet mee. Nochtans zou wat introspectie wel op zijn plaats zijn. En niet enkel bij het beleid, maar ook bij armoedeverenigingen.”

Mensen die in armoede leven hun verhaal laten delen, is dat niet de juiste strategie van de armoedeverenigingen?

Caro: “Dat heeft nut voor de persoonlijke groei van deze mensen. Maar die verhalen leiden tot weinig structurele verandering.”

Lieven: “We willen minder praatbarakken en meer doe-groepen. Om dingen effectief te veranderen, moeten we durven kijken naar andere actiemodellen. Vergelijk ons met andere groepen die de afgelopen decennia strijd hebben gevoerd: de LGBT-beweging, #MeToo of de arbeidersbeweging. Ze hebben allemaal rechten bekomen.”

“Mensen met een armoede-ervaring voeren al jarenlang strijd. Toch zien ze geen concrete verbetering van hun situatie. Daar is dus iets aan de hand. Wij denken dat de verschillende organisaties, hulpverlening en het beleid meer moeten samenwerken.”

Is dat ook een mea culpa? Jullie zijn zelf ook al decennia actief in de armoedebestrijding.

Lieven: “Inderdaad. Ik voel me persoonlijk verantwoordelijk omdat ik geacht word om aan armoedebestrijding te doen. Ik word daarvoor betaald. En wat zien we? Er verbetert concreet veel te weinig. Dat onbehaaglijk gevoel was ook de aanleiding om dit boek te schrijven. We moeten nieuwe strategieën toepassen.”

Caro: “Ik lig enorm in de clinch met mezelf. Is mijn loon nog gerechtvaardigd? Ik kan niet zeggen dat we de afgelopen jaren veel verwezenlijkt hebben. Maar het gaat nog veel dieper dan dat. Ik zat zelf in een armoedesituatie. Ik kreeg verschillende keren nieuwe kansen. Geen structurele kansen, maar persoonlijke kansen van leerkrachten of hulpverleners die in mij geloofden, mij de hand reikten en niet loslieten.”

“Niet iedereen in een maatschappelijk kwetsbare situatie krijgt deze kansen. Het hangt er maar van af wie er voor je zit en of die persoon bereid is om buiten de lijntjes te kleuren. Ik kreeg kansen, maar anderen niet. En daar voel ik me heel schuldig over.”

Kleuren hulpverleners te weinig buiten de lijntjes?

Caro: “Eigenlijk zouden de lijntjes er niet mogen staan. Het gaat om rechten. Iedereen heeft evenveel recht op kansen. Iedereen die zich engageert voor mensen in maatschappelijke kwetsbare situaties doet dat met de beste bedoelingen. Het probleem zit in de structuren die fout zitten.”

Lieven: “Vorige week hoorde ik het schrijnend verhaal van een veertigjarige vrouw die in een duiventil woont. Het zit er vol ongedierte. De duiventil staat in de tuin van haar vader, waarmee ze een heel slechte relatie heeft. Ze wil er weg.”

“De vrouw klopte aan bij het OCMW. Daar kreeg ze te horen dat ze een leefloon kon aanvragen als ze langskwam met het loonbewijs van haar vader. Maar ze komt niet overeen met haar vader, laat staan dat hij haar zijn loonbewijs zou geven. En zelfs als dat zou lukken, dan krijgt ze een uitkering als samenwonende en moet ze nog steeds in het duivenkot slapen. Deze vrouw voelt zich niet geholpen. ”

Op het einde van het boek lanceren jullie een petitie met één concrete eis: herbekijk de kinderbijslag. Waarom deze focus?

Caro: “Voor veel mensen in een armoedesituatie is kinderbijslag essentieel om rekeningen voor wonen, energie, eten en school te betalen. Ze krijgen het automatisch en moeten er niet om vragen. Dat maakt het een heel krachtig instrument in de armoedebestrijding.”

Lieven: “In plaats van de brede eis: ‘Doe iets aan de armoede’, schuiven we hier een concrete actie naar voor. Mensen in een armoedesituatie weten tot op de eurocent hoeveel kinderbijslag ze krijgen en op welke dag het op hun rekening komt. Veel gezinnen uit de middenklasse weten dit niet. Voor hen is het een extraatje.”

“Ons voorstel is eenvoudig: schuif een deel van de kinderbijslag van gezinnen die het minder nodig hebben naar gezinnen die in armoede leven. Toen Canada dit deed, halveerde de kinderarmoede daar. We willen die eis tegen de volgende verkiezingen op de politieke agenda krijgen.”

“Of het nu om kinderbijslag, onderwijs, wonen of uitkeringen gaat, in feite komt het altijd op hetzelfde neer: herverdelen. Voor sommigen is dat een vies woord. Nochtans betekent herverdelen niet inleveren. Herverdelen is investeren, bijvoorbeeld in de in de toekomst van kinderen. Dat bespaart je op lange termijn veel miserie.”

Bron: Sociaal.net