Door HEIDI DEGERICKX – Algemeen coördinator Netwerk tegen Armoede

Ondanks herhaaldelijke beloftes, over alle partijgrenzen heen, laten de politiek verantwoordelijken het al decennia na om deze belofte waar te maken.

Een inkomen boven de armoedegrens is een absolute voorwaarde om menswaardig te kunnen leven. Armoede is immers in de kern een gebrek aan geld en middelen om te voorzien in je eigen basisbehoeften waardoor je niet meer menswaardig kan leven. Concreet gaat het enerzijds over het ‘recht op arbeid’ om een inkomen te kunnen verwerven. Anderzijds gaat het ook over het ‘recht op afdoende sociale bescherming’ wanneer iemand zelf geen betaalde arbeid kan uitvoeren door ziekte, een arbeidsbeperking of omwille van leeftijd. In België zijn deze economische, sociale en culturele rechten opgenomen in Artikel 23 van de Belgische Grondwet sinds 1994. 

Internationaal is de eis voor veralgemeende inkomens boven de armoedegrens gelinkt aan de definiëring van armoede als ‘een schending van mensenrechten, een schending van de menselijke waardigheid’. Op de Wereldconferentie van de Mensenrechten van de Verenigde Naties in Wenen in 1993 werd bovendien beklemtoond dat het cruciaal is om ‘de participatie van de armste mensen in de besluitvormingsprocessen van de gemeenschap’ te bevorderen om de strijd tegen armoede en voor mensenrechten te realiseren. Dit zit in het hart van de missie van het Netwerk tegen Armoede en de 61 lokale verenigingen. We vragen beleidsmakers dan ook om de mensenrechten centraal te stellen in de strijd tegen armoede.

Concreet is de eis voor inkomens boven de armoedegrens zowel door politiek als wetenschap beargumenteerd en becijferd in de voorbije decennia. Zo speelden prof. Herman Deleeck en later prof. Bea Cantillon en collega’s bij het Centrum voor Sociaal Beleid een belangrijke rol in het becijferen van de Europese armoederisicogrens, evenals de Europese armoede-indicatoren.

Politiek bond Yves Leterme de kat de bel aan toen hij in zijn Rerum Novarum-toespraak van 2007 zei: ‘Ook met een leefloon moet men menswaardig kunnen leven. En dat is geen onbetaalbare belofte.’ Hij beloofde om daarvoor twee miljard euro uit te trekken in zijn regering. Sindsdien klinkt de echo steeds opnieuw in elk federaal regeerakkoord. ‘De uitkeringen zullen opgetrokken worden richting de armoedegrens’, lezen we terug in het huidige regeerakkoord van de Vivaldi-regering.

Sindsdien vonden helaas slechts marginale inspanningen plaats in de strijd tegen armoede. Zelfs toen het Federaal Planbureau in 2019 becijferde dat het prijskaartje 1,2 miljard euro bedraagt om alle minimumuitkeringen tot aan de armoederisicogrens op te tillen.

Ondertussen is er wel iets anders belangrijk gebeurd. In 2014 voerde de regering-Di Rupo de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen door, mede onder druk van de Europese instellingen en de verregaande liberalisering van onze economie en samenleving. Daardoor wordt de sociale bescherming structureel ondermijnd. Blinde activeringsmaatregelen en de stok achter de deur, worden steeds meer bovengehaald in het streven naar de illustere 80% tewerkstellingsgraad. Zij overschaduwen structureel armoedebestrijdingsbeleid vanuit een mensenrechtenperspectief. Het discours is verschoven van beschermen en menselijke waardigheid naar bestraffen en werken in de strijd tegen armoede. Vandaag durft bijna niemand nog zijn nek uit te steken om de onrechtvaardigheid van armoede en uitkeringen onder de armoedegrens aan te klagen.

Nochtans is er ook vandaag wetenschappelijke evidentie dat de ingevoerde degressiviteit niet tot een hogere werkzaamheid heeft geleid door die groepen te treffen in hun portemonnee. Integendeel, de werkzoekenden  verschoven massaal naar de ziekteverzekering. Het gevolg is dat de jacht is geopend op zieken en arbeidsongeschikten, en niet te vergeten, ook huisvrouwen en nieuwkomers. Alle politieke partijen richten nu eenzijdig hun pijlen op activering als armoedebestrijding. Daarbij blijven ze blind voor de immense wooncrisis, de stijgende kinderarmoede en toenemende onzekerheid van werkenden met laagbetaalde en weinig werkzekere jobs. Het gevolg is dat kinderarmoede piekt met 19,5% bij kinderen tot 18 jaar en dat 1 op 3 eenoudergezinnen leeft onder de armoederisicogrens. 

Meer dan 15 jaar na de toespraak van Leterme is van de belofte nog niets in huis gekomen om de minimumuitkeringen boven de armoedegrens te heffen. Na lang treuzelen en ministapjes is het minimumpensioen het enige dat boven de armoedegrens opgetrokken is. Uit de meest recente cijfers blijkt dat het rustpensioen voor alleenstaanden 10% boven de armoededrempel ligt. De invaliditeitsuitkering voor alleenstaanden ligt met 2% nauwelijks boven deze grens. Alle andere uitkeringen liggen nog substantieel onder de armoedegrens. Daarbij valt op dat vooral bij koppels (met of zonder kinderen) de leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en inkomensvervangende tegemoetkomingen nog steeds 30% onder de armoedegrens liggen.

Nochtans is de eis niet geheel van de politieke agenda. De Europese Raad vorderde in september 2022 nog een resolutie uit die alle lidstaten aanmoedigt om hun laagste inkomens te hervormen tot boven de armoedegrens. Helaas blijft het bij de retoriek van een resolutie in plaats van een bindend besluit. Wij werken al jarenlang samen in internationale netwerken, zoals het European Minimum Income Network, om de minimumuitkeringen in alle lidstaten tot boven die 60% mediaangrens te krijgen. De jaarlijkse EU-SILC data geven ook voldoende wetenschappelijke evidentie dat de armoedecijfers in België niet alleen hardnekkig stabiel zijn. De cijfers zijn ook onbetamelijk veel hoger dan de ons omringende landen, zoals Nederland, Frankrijk en Duitsland.

Door HEIDI DEGERICKX – Algemeen coördinator Netwerk tegen Armoede Ondanks herhaaldelijke beloftes, over alle partijgrenzen heen, laten de politiek verantwoordelijken het al decennia na om deze belofte waar te maken. Een inkomen boven de armoedegrens is een absolute voorwaarde om menswaardig te kunnen leven. Armoede is immers in de kern een gebrek aan geld en middelen om te voorzien in je eigen basisbehoeften waardoor je niet meer menswaardig kan leven. Concreet gaat het enerzijds over het ‘recht op arbeid’ om een inkomen te kunnen verwerven. Anderzijds gaat het ook over het ‘recht op afdoende sociale bescherming’ wanneer iemand zelf geen betaalde arbeid kan uitvoeren door ziekte, een arbeidsbeperking of omwille van leeftijd. In België zijn deze economische, sociale en culturele rechten opgenomen in Artikel 23 van de Belgische Grondwet sinds 1994.  Internationaal is de eis voor veralgemeende inkomens boven de armoedegrens gelinkt aan de definiëring van armoede als ‘een schending van mensenrechten, een schending van de menselijke waardigheid’. Op de Wereldconferentie van de Mensenrechten van de Verenigde Naties in Wenen in 1993 werd bovendien beklemtoond dat het cruciaal is om ‘de participatie van de armste mensen in de besluitvormingsprocessen van de gemeenschap’ te bevorderen om de strijd tegen armoede en voor mensenrechten te realiseren. Dit zit in het hart van de missie van het Netwerk tegen Armoede en de 61 lokale verenigingen. We vragen beleidsmakers dan ook om de mensenrechten centraal te stellen in de strijd tegen armoede. Concreet is de eis voor inkomens boven de armoedegrens zowel door politiek als wetenschap beargumenteerd en becijferd in de voorbije decennia. Zo speelden prof. Herman Deleeck en later prof. Bea Cantillon en collega’s bij het Centrum voor Sociaal Beleid een belangrijke rol in het becijferen van de Europese armoederisicogrens, evenals de Europese armoede-indicatoren. Politiek bond Yves Leterme de kat de bel aan toen hij in zijn Rerum Novarum-toespraak van 2007 zei: ‘Ook met een leefloon moet men menswaardig kunnen leven. En dat is geen onbetaalbare belofte.’ Hij beloofde om daarvoor twee miljard euro uit te trekken in zijn regering. Sindsdien klinkt de echo steeds opnieuw in elk federaal regeerakkoord. ‘De uitkeringen zullen opgetrokken worden richting de armoedegrens’, lezen we terug in het huidige regeerakkoord van de Vivaldi-regering. Sindsdien vonden helaas slechts marginale inspanningen plaats in de strijd tegen armoede. Zelfs toen het Federaal Planbureau in 2019 becijferde dat het prijskaartje 1,2 miljard euro bedraagt om alle minimumuitkeringen tot aan de armoederisicogrens op te tillen. Ondertussen is er wel iets anders belangrijk gebeurd. In 2014 voerde de regering-Di Rupo de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen door, mede onder druk van de Europese instellingen en de verregaande liberalisering van onze economie en samenleving. Daardoor wordt de sociale bescherming structureel ondermijnd. Blinde activeringsmaatregelen en de stok achter de deur, worden steeds meer bovengehaald in het streven naar de illustere 80% tewerkstellingsgraad. Zij overschaduwen structureel armoedebestrijdingsbeleid vanuit een mensenrechtenperspectief. Het discours is verschoven van beschermen en menselijke waardigheid naar bestraffen en werken in de strijd tegen armoede. Vandaag durft bijna niemand nog zijn nek uit te steken om de onrechtvaardigheid van armoede en uitkeringen onder de armoedegrens aan te klagen. Nochtans is er ook vandaag wetenschappelijke evidentie dat de ingevoerde degressiviteit niet tot een hogere werkzaamheid heeft geleid door die groepen te treffen in hun portemonnee. Integendeel, de werkzoekenden  verschoven massaal naar de ziekteverzekering. Het gevolg is dat de jacht is geopend op zieken en arbeidsongeschikten, en niet te vergeten, ook huisvrouwen en nieuwkomers. Alle politieke partijen richten nu eenzijdig hun pijlen op activering als armoedebestrijding. Daarbij blijven ze blind voor de immense wooncrisis, de stijgende kinderarmoede en toenemende onzekerheid van werkenden met laagbetaalde en weinig werkzekere jobs. Het gevolg is dat kinderarmoede piekt met 19,5% bij kinderen tot 18 jaar en dat 1 op 3 eenoudergezinnen leeft onder de armoederisicogrens.  Meer dan 15 jaar na de toespraak van Leterme is van de belofte nog niets in huis gekomen om de minimumuitkeringen boven de armoedegrens te heffen. Na lang treuzelen en ministapjes is het minimumpensioen het enige dat boven de armoedegrens opgetrokken is. Uit de meest recente cijfers blijkt dat het rustpensioen voor alleenstaanden 10% boven de armoededrempel ligt. De invaliditeitsuitkering voor alleenstaanden ligt met 2% nauwelijks boven deze grens. Alle andere uitkeringen liggen nog substantieel onder de armoedegrens. Daarbij valt op dat vooral bij koppels (met of zonder kinderen) de leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en inkomensvervangende tegemoetkomingen nog steeds 30% onder de armoedegrens liggen. Nochtans is de eis niet geheel van de politieke agenda. De Europese Raad vorderde in september 2022 nog een resolutie uit die alle lidstaten aanmoedigt om hun laagste inkomens te hervormen tot boven de armoedegrens. Helaas blijft het bij de retoriek van een resolutie in plaats van een bindend besluit. Wij werken al jarenlang samen in internationale netwerken, zoals het European Minimum Income Network, om de minimumuitkeringen in alle lidstaten tot boven die 60% mediaangrens te krijgen. De jaarlijkse EU-SILC data geven ook voldoende wetenschappelijke evidentie dat de armoedecijfers in België niet alleen hardnekkig stabiel zijn. De cijfers zijn ook onbetamelijk veel hoger dan de ons omringende landen, zoals Nederland, Frankrijk en Duitsland. Laat het duidelijk zijn. De Europese armoederisicogrens ligt op 60% van het mediaaninkomen van een land. Concreet betekent dit voor België dat een uitkering voor een alleenstaande minimaal 1.366 euro per maand zou moeten bedragen. Vandaag blijft het leefloon nog steeds steken op 1.238,41 euro. De armoederisicogrens voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen ligt vandaag op 2.868 euro per maand.
Dat zijn dus de minimumgrenzen waarnaar we streven, als we ieder mens, ieder kind de kans geven om uit armoede te ontsnappen. Het Netwerk tegen Armoede roept de huidige beleidsmakers op om eindelijk voldoende politieke moed te tonen. Hef alle inkomens tot boven de armoederisicogrens, nu!  Bron: Sampol