De Vivaldi-regering gaf eind oktober 2020 het startschot voor een nieuwe taks op effectenrekeningen. Op 11 februari 2021 werd de wet taks op effectenrekeningen gestemd, op 26 februari trad de wet in werking. De opbrengst van de taks dient om onze sociale zekerheid te ondersteunen die zwaar onder druk staat door de COVID-crisis.
Een goed begin maar veel te weinig want de jaarlijkse taks is slechts 0,15% voor bedragen > 1 miljoen euro.
Ruime definitie van het begrip ‘financiële instrumenten’.
De taks wordt gevestigd op de waarde van de financiële instrumenten aangehouden op een effectenrekening. De wet voorziet in een zeer ruime definitie van het begrip financiële instrumenten. Zij omvat niet enkel aandelen of obligaties, maar bijvoorbeeld ook alle soorten afgeleide producten. De ruime definitie maakt het ook mogelijk dat nieuw ontwikkelde financiële instrumenten onmiddellijk door de wet gevat zullen worden.
Hoe wordt de gemiddelde waarde berekend?
De gemiddelde waarde wordt berekend over een referentieperiode van twaalf opeenvolgende maanden. Deze loopt van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende kalenderjaar.
Vier keer per jaar, op het einde van elk kwartaal, wordt er in een referentiepunt voorzien. Deze vier referentiepunten leiden tot een gemiddelde waarde van de portefeuille.
Voor 2021 wordt de eerste foto genomen op 31 maart. Voor de eerste referentieperiode worden er dus drie foto’s gemaakt (31 maart, 30 juni en 30 september) om de gemiddelde waarde van de portefeuille te berekenen.
Wie moet de taks betalen?
• Belgische natuurlijke personen
• Belgische vennootschappen
• Belgische rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (zoals vzw’s en stichtingen)
• alle personen die geen Belgische inwoners zijn maar wel een effectenrekening in België aanhouden, uitgezonderd zij die beschermd worden door een dubbelbelastingverdrag
De wet voorziet in zo min mogelijk uitzonderingen, om het risico op vernietiging van de wet door het Grondwettelijk Hof te verminderen. Enkel de rechtspersonen die effectenrekeningen aanhouden in het kader van de eigen beroepswerkzaamheid worden uitdrukkelijk uitgesloten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en de pensioeninstellingen.
Wie houdt de taks in?
Voor de Belgische effectenrekening is het de aanbieder van de effectenrekening die de nodige inhoudingen zal doen. Voor de buitenlandse aanbieder van de effectenrekening is er geen verplichting, maar zij zullen deze service wel kunnen aanbieden. Indien de taks niet wordt ingehouden door de financiële instelling, is de houder van de effectenrekening verplicht de taks zelf te voldoen.
Niet-tegenstelbaarheid en antimisbruikbepaling
De wetgever heeft voor twee verschillende antimisbruikbepalingen geopteerd. Voor beide geldt een retroactieve werking vanaf 30 oktober 2020.
De specifieke niet-tegenstelbaarheidsbepaling viseert twee welomschreven transacties die nooit tegenstelbaar aan de fiscus zullen zijn. Dit wil zeggen dat u voor deze transacties nooit kan ontsnappen aan de toepassing van taks – ook al heeft u niet-fiscale motieven. De wetgever gaat ervan uit dat voor de geviseerde handelingen de niet-fiscale motieven nooit genoeg kunnen wegen en dat de handelingen fiscaal geïnspireerd zijn. Het gaat bijvoorbeeld om het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen, wat dus geen zin heeft om de taks te vermijden.
De algemene misbruikbepaling is ruim en kan op alle mogelijke handelingen betrekking hebben. De wetgever hoopt met deze bepaling iedere spitsvondigheid om de taks te ontwijken zowel te ontmoedigen als af te straffen. Het kan hierbij gaan om een handeling waarbij men bewust hetzij een overschrijding van de grens van 1 miljoen wil vermijden, hetzij net opnieuw onder de grens van 1 miljoen wil uitkomen.
Deze antimisbruikbepaling laat de belastingplichtige wel toe om tegenbewijs te leveren. Let wel, indien de fiscus van oordeel is dat een handeling fiscaal misbruik uitmaakt, zal de handeling ook zo worden aangemerkt tot bewijs van het tegendeel. Een zware bewijslast dus, die zowel op de belastingplichtige als de tussenpersoon (de financiële tussenpersoon) een grote druk legt.
Volgens Neutr-On is deze taks toch wel veel te klein en wij zullen blijven ijveren voor een vermogensbelasting van 1% voor bedragen > 1 miljoen euro en 2% voor bedragen > 2 miljoen euro.