De inflatie is in België opgelopen tot 5,6 procent, het hoogste peil in dertien jaar. De werkgevers worden zenuwachtig, want door de automatische loonindexering zullen de loonkosten in België opnieuw sneller stijgen dan in de buurlanden. Dat tast de concurrentiepositie aan en schrikt investeerders af. Lange tijd was de automatische loonindexering geen probleem, maar nu wordt die zwakke pijler van het Belgische sociaal-economische bouwwerk opnieuw zichtbaar.
Alain Mouton vraagt zich in Trends af of het systeem van de Belgische loonvorming een rol heeft gespeeld bij de keuze van de plaats voor de batterijfabriek van Volvo die in Gent zou komen, maar het uiteindelijk niet haalde.
Maar het kan. In België onderschatten we nog altijd dat ons systeem van automatische loonindexering de buitenlandse hoofdkwartieren van multinationals nerveus maakt. De voorbije jaren en zelfs decennia hoorde je van de CEO van een Belgische vestiging van een multinational vaak hetzelfde verhaal: “Wanneer ik naar het hoofdkwartier ga, moet ik uitleggen dat er in België brutosalarisverhogingen worden toegekend waarover niet eens is onderhandeld, door de automatische loonindexering.”
De lage inflatie van de voorbije jaren maakte dat dat systeem van loonvorming lange tijd geen bron van ergernis was voor multinationals. Maar dat zou weleens snel kunnen veranderen. Als gevolg van de stijging van voornamelijk de gas- en de elektriciteitsprijzen is de inflatie al opgelopen tot 5,6 procent, het hoogste peil in meer dan dertien jaar (5,9% in juli 2008). Het ziet er niet naar uit dat het inflatiecijfer snel zal dalen. De wereldwijde handel wordt nog altijd verstoord door stokkende aanvoerlijnen, een gevolg van de coronapandemie. De aanbodproblemen hebben eveneens een opwaarts prijzeneffect.
In België betekent een hogere inflatie dat de lonen door de automatische loonindexering sneller aan de stijgende levensduurte worden aangepast dan in de buurlanden. Daar moet over alle aspecten van de loonvorming worden onderhandeld en dus ook over de verrekening van de stijgende levensduurte. Het Belgische systeem brengt de concurrentiepositie van de bedrijven in gevaar en schrikt ook investeerders af. België is één van de weinige landen waar het systeem van automatische loonindexering nog bestaat. Voor de vakbonden is dat een garantie voor sociale vrede, maar volgens de werkgevers blijkt het nu opnieuw een zwakke pijler van het Belgische sociaal-economische bouwwerk te zijn.
Loonnormwet corrigeert onvoldoende
In België worden de brutolonen aangepast op basis van de gezondheidsindex, die geen rekening houdt met de prijzen van benzine, diesel, alcohol en tabak. De gezondheidsindex steeg het voorbije jaar met 4,81 procent. Dat bijna het dubbele van de voorspelde indexering van 2,8 procent in het loonakkoord voor 2021-2022. Daar komt nog een reële loonstijging van 0,4 procent bij.
Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) trok deze week aan de alarmbel. “De bedrijven zullen de lonen in enkele maanden moeten verhogen met 4,5 tot 5 procent, terwijl voor de jaren 2021 en 2022 in de context van de loonwet van 1996 maar was gerekend op een verhoging van 2,8 procent. Dat zijn, gemiddeld genomen, twee indexeringen in zes maanden tijd”, stelt Edward Roosens, hoofdeconoom van het VBO.
In de wet op de loonnorm is in een correctiemechanisme voorzien van 0,5 procent, maar dat is onvoldoende om de oplopende indexering op te vangen. De conclusie van het VBO: we stevenen af op een onmiddellijke verslechtering van de kostencompetitiviteit van de Belgische ondernemingen met meerdere procentpunten, met alle gevolgen van dien voor onze exportmarktaandelen en de werkgelegenheid.
De stringente loonnormwet heeft er de voorbije jaren toe geleid dat de Belgische loonkostenhandicap die sinds 1996 was opgebouwd ten opzichte van de buurlanden, was weggewerkt. Met de snellere loonaanpassingen in België dreigt die loonkostenhandicap opnieuw op te lopen. De loonkosten zijn slechts één van de elementen die een rol spelen bij de competitiviteit van een land of regio. De aanwezigheid van voldoende geschoolde werkkrachten en veel aandacht voor onderzoek en ontwikkeling zijn ook van belang. Maar men kan er niet omheen dat een open economie als de Belgische gevoeliger is voor kostencompetitiviteit.
Het zal dus een kwestie van tijd zijn vooraleer de werkgevers aankloppen bij de federale regering om concurrentie-bevorderende maatregelen te nemen. De vraag is of ze daar een luisterend oor krijgen. De werkgevers zullen waarschijnlijk weer een indexsprong willen. Een indexsprong is voor een door linkse partijen gedomineerde regering taboe. Via de liberalen en CD&V kan er misschien sprake zijn van loonkostenverlagingen, maar gezien de precaire budgettaire situatie is daar evenmin veel marge. Daarnaast moet CD&V er op letten om niet nog meer kiezers te verliezen. Maar ook Vooruit en Groen zullen moeten opletten om geen kiezers te verliezen als ze voor een indexsprong zijn. Idem voor de Waalse partijen zoals Ecolo of de PS. Want PTB/PVDA zet zijn groei gestaag verder.