‘Het kapitalisme gaat zijn finale fase in’: dat zegt de Franse filosoof Alain Badiou (82) en hij blijft de revolutie prediken.
De Franse filosoof Alain Badiou gelooft rotsvast in een radicale ommekeer. “Het kapitalisme gaat zijn laatste fase in.” Ook op zijn 82ste blijft de activistische denker de erfenis van mei ’68 in woord en daad uitdragen. Tegenwoordig vestigt hij zijn hoop op de jeugd.
“Een fossiel van de jaren zestig en zeventig”. Zo wordt Alain Badiou (°1937) weleens misprijzend weggeparkeerd door zijn tegenstanders. Wellicht omdat hij nog steeds zonder verpinken de woorden ‘klassenstrijd’, ‘communisme’ en ‘antikapitalisme’ in de mond neemt. Frankrijks linkse geweten schaamt zich niet voor zijn maoïstische roots. En ja, Badiou is ook een volbloed soixante-huitard. “Het heeft mijn denken op een volkomen ander spoor gezet”, bekent hij.
Politici en de gevestigde orde de mantel uitvegen, het is een van de lievelingsbezigheden van de 82-jarige Franse filosoof. De voormalige hoogleraar aan de Parijse Ecole Normale Supérieure reist ook nu nog onvermoeibaar door Frankrijk en Europa, om lezingen te geven en een potje te debatteren. Over de gilets jaunes, over Macron of de tanende socialistische partijen. “Een van mijn levenslessen is dat een intellectueel niet in zijn ivoren toren mag blijven zitten”, benadrukt Badiou, wanneer ik hem spreek in het Koninklijk Salon van BOZAR, onder het toeziend oog van de buste van Koningin Elisabeth. In een groene fleezejack en een losse trainingsbroek oogt de rijzige Badiou allerminst als een oude linkse krokodil. Eerder als een kwikzilveren opa die je elk moment op sleeptouw kan nemen voor een fikse wandeltocht.
Met theoretische standaardwerken als De ethiek (2005), De twintigste eeuw (2010) en Ode aan de liefde (2016) bleef Badiou de laatste decennia zijn denken bijslijpen, maar ook voor romans of theaterstukken deinst hij niet terug. “Ik bespeel het hele gamma”, lacht hij. Zijn populariteit groeit opnieuw, misschien ook omdat hij een van de laatste survivors is van een generatie beroemde filosofen-collega’s als Gilles Deleuze, Michel Foucault en Jean-François Lyotard. Dit weekend streek Badiou neer in BOZAR om te praten over zijn recent vertaalde pamflet Het ware leven. Daarin maakt hij een scherpe, filosofische diagnose van de hedendaagse jeugd en vuurt hij ze aan om weer idealen te koesteren, weg van het heersende marktdenken. Hear, hear, klimaatspijbelaars? “Ik heb sympathie,” zegt hij met priemende oogjes, “maar ze moeten nog meer naar de kern van de zaak durven te gaan. En dat is het kapitalisme bestrijden.”
U mengt zich als filosoof voortdurend in de politiek. Waarom is engagement zo noodzakelijk voor uw denken?
“Vergeet niet dat filosofie sinds zijn oorsprong belangstelling heeft voor de politiek. Er is dus niets nieuws onder de zon. Kijk maar naar Plato en Aristoteles. Plato stond een meer autoritaire samenleving voor, Aristoteles bepleitte een meer liberale staatsordening. In Frankrijk is het bovendien volkomen evident voor een filosoof om geëngageerd te zijn. Onze erfenis grijpt terug naar de Verlichting, met filosofen als Diderot, Voltaire en Rousseau. Daar ligt de kiem van ons imago van geëngageerd intellectueel. In de 19de eeuw zien we dat terugkeren in het positivisme van Auguste Comte. En na de Tweede Wereldoorlog had je natuurlijk Sartre en De Beauvoir. Ik voel me thuis in deze traditie, maar koppel daar een radicaal engagement aan vast.”
U stond al vroeg op de barricaden. Een van uw cruciale ervaringen, schrijft u in On a raison de se révolter (2018), had u toen u nog – als professeur in Reims – naar de fabriek trok om er de arbeiders in het debat te betrekken.
“Absolument (fel). Dat heeft mijn leven veranderd. Ik besefte het belang van denken gecombineerd met activisme en van verzet tegen de gevestigde orde. Een proces dat begon met het protest tegen de oorlog in Algerije en het kolonialisme. Dat leidde bij veel Franse intellectuelen tot een grote bewustwording. Ook ik raakte ervan overtuigd dat filosofie zonder actie zinloos was. In de jaren zeventig was ik daarom bijna uitsluitend met politiek bezig. Pas vanaf 1979 knoopte ik weer aan bij mijn theoretisch werk.”
De erfenis van mei 1968 hebt u altijd fervent verdedigd. Wat betekent die precies voor u?
“Het was een moment waarop de politiek de filosofie serieus nam. De filosofen leken in staat om een existentiële verandering te veroorzaken. Een van de sleutelvragen was: is er een alliantie mogelijk tussen de volksmassa, de arbeiders en de intellectuelen? Of blijven de intellectuelen in hun ivoren toren zitten en slechts opinies spuien in de kranten? We zochten een solide basis voor emancipatie, tussen arbeiders, studenten en professoren. De gevestigde, reactionaire orde wist totaal niet hoe ze daarmee om moest gaan, ook niet met de bevrijding van de moraal. Ik ben dat principe trouw gebleven, het blijft mijn ijkpunt.”
Mogen we zeggen dat klassenverschillen tegenwoordig minder uitgesproken zijn? Het woord ‘klasse’ klinkt gedateerd.
“We moeten eerlijk zijn: op dit moment bestaat er in West-Europa nauwelijks nog een arbeidersklasse. We zijn gewoonweg de plek waar de middenklasse van de hele wereld samentroept. Een politieke alliantie tussen arbeiders en intellectuelen – zoals in 1968 – lijkt vrijwel onmogelijk. In Noord-Frankrijk staat het vol met verlaten fabrieken, we zijn stilaan gedesindustrialiseerd. Daartegenover is er een nomadisch proletariaat in Azië, in de lageloonlanden. Precies daarom moet je alle politieke problemen op mondiaal vlak bekijken. En wat merk je? Een middenklasse in West-Europa die zich politiek op zichzelf terugplooit.”
Met een polarisatie tot gevolg.
“Exactement. Behouden wat je hebt, is het dominante idee geworden. De grenzen sluiten voor de arme luizen van de wereld, vreemdelingen opjagen, een toename van racisme…. Terwijl het in Afrika voor veel mensen totaal onleefbaar wordt en ze hun geluk logischerwijze elders gaan zoeken. Het mondt uit in een oorlog van het egoïsme, waarin extreemrechts gedijt. Maar ook binnen Europa zie je dat regio’s tegen elkaar worden opgezet. In Spanje heb je Catalonië dat niet meer wil betalen voor het arme Andalusië. Dat separatisme is niet nieuw. Slovenië is sinds de Balkanoorlog maar al te blij dat het zich niet meer om Kroatië moet bekommeren.”
Wat stelt u daartegenover?
“Ik trek graag de vergelijking met het midden van de negentiende eeuw, met oneindig veel fricties in Europa en een kapitalisme dat zijn opmars verder zette. Ik val terug op de denkbeelden van Karl Marx uit de 19de eeuw: zoeken naar oplossingen die het nationale ver overstijgen. Het kapitalisme overstijgt immers ook het nationale niveau. Daar moet je dus een mondiaal antwoord op verzinnen. Dat was trouwens een van de zware tekortkomingen van het historische communisme. Het pretendeerde internationaal te zijn, maar in werkelijkheid sloot het zich op in de cocon van het nationalisme. Stalin dacht bijlange niet internationaal, hij verdedigde puur de eigen Sovjetbelangen.”
U maakt er een erezaak van om de term ‘communisme’ opnieuw te introduceren in het politieke discours. Maar kan u begrijpen dat velen de term als voorgoed ‘verbrand’ beschouwen?
“Ja, maar naar mijn oordeel stevent het kapitalisme af op zijn finale fase. De economie mag dan wel gemondialiseerd zijn, de politieke macht is dat allerminst. Dat wordt een van de redenen van de ineenstorting van het kapitalisme. Er heerst een grote rivaliteit over het leiderschap van de wereld tussen de Verenigde Staten en China, dat overigens al lang ook een kapitalistisch land lijkt geworden. Die rivaliteit spiegelt wat er in de 19de eeuw gebeurde tussen Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk. Dat gaat uitmonden in nieuwe oorlogen.”
De Amerikaanse en Chinese presidenten Donald Trump en Xi Jinping. Badiou: ‘De rivaliteit over het leiderschap van de wereld tussen de Verenigde Staten en China spiegelt wat er in de 19de eeuw gebeurde. Dat gaat uitmonden in nieuwe oorlogen.’ Beeld AP
De Amerikaanse en Chinese presidenten Donald Trump en Xi Jinping. Badiou: ‘De rivaliteit over het leiderschap van de wereld tussen de Verenigde Staten en China spiegelt wat er in de 19de eeuw gebeurde. Dat gaat uitmonden in nieuwe oorlogen.’Beeld AP
Welke alternatieven ziet u dan?
“Terug naar de basis van het communisme gaan! En natuurlijk ook grondig kijken wat er misliep tijdens de talloze communistische experimenten. Je installeert bijvoorbeeld geen communistisch regime door gewoonweg bedrijven te nationaliseren. Men heeft altijd de inertie van het overheidsapparaat onderschat. De hele arbeid reorganiseren, daar komt het op aan, en de opdeling tussen intellectuele en handenarbeid afschaffen, privé-eigendom herbekijken en vooral gelijkheid nastreven. Dat blijven nog steeds de basisprincipes.”
Opvallend is dat u ook op de parlementaire democratie altijd veel had aan te merken. Zo gaat u sinds 1968 niet meer stemmen.
“Ik zie vooral democratieën zonder ambitie. Je kunt er als kiezer aan deelnemen, maar in feite bestendig je de bestaande verhoudingen. Je moet je neerleggen bij het status quo. Zelfs als er een socialist aan de macht komt, zoals recent François Hollande in Frankrijk, verandert er gewoonweg niets. Ik zie wel brood in nieuwe collectieve actievormen, maar het komt erop aan zich van de ideologische dominante denkbeelden te ontdoen. Of ik dan in referenda geloof? Nee, want die spelen extreemrechts in de kaart. Je ziet dat ze bijvoorbeeld her en der al ingezet zijn om vreemdelingonvriendelijke maatregelen door te voeren.”
Hoe kijkt u naar president Macron? Is hij in staat Frankrijk een andere koers te laten varen?
“(zet zich recht) Oh, hij is een erg kunstmatig president. Macron is het resultaat van een crisis van de klassieke partijen en is in feite op het juiste moment in het gat gesprongen. Links kreunde en heeft onder Hollande getoond dat het helemaal niets uitvoerde. Rechts verzandde in onderlinge rivaliteit onder de druk van extreemrechts. Maar Macron beschouw ik ook als een instrument van rechts. Zijn politiek van privatiseringen van overheidsbedrijven – zoals hij al deed met de luchthavens – creëert een kaste van miljardairs. Hij zal de ongelijkheid nog aanwakkeren. Heeft Macron niet iedereen nog sneller ontgoocheld dan verwacht? (lacht schamper)”
Macron kreeg het ook zwaar te verduren met de ‘gilets jaunes’. U zette de beweging in een vrije tribune weg als ‘reactionair’?
“Het is een beweging vol nostalgie naar het verleden. Pas op, ik begrijp hun motieven. Want twintig à dertig jaar geleden hadden deze mensen, vaak uit de lagere middenklasse, het daadwerkelijk beter. Toch cultiveren de gele hesjes enkel een verlangen naar ‘de goede oude tijd’. Ze staan ook negatief tegenover migranten, nochtans in se hun bondgenoten. Dat ze nu hun toevlucht nemen tot de valse beloften van extreemrechts, neem ik de beweging kwalijk. Ze hebben bovendien geen samenhangend gedachtegoed, geen leider en geen discipline. Het is een verzameling individuen. Tijdens betogingen hebben ze totaal geen grip op hun medestanders. Intussen zijn ze zowel door extreemrechts als extreemlinks geïnfiltreerd.”
Hoe verklaart u het slabakken van de socialistische partijen in vrijwel heel Europa?
“Lange tijd fungeerde het socialisme als een soort regulerende kracht in het kapitalisme. Het kon de voorbije decennia kleine transformaties doorvoeren om prangende situaties rond arbeid en ongelijkheid enigszins te kalmeren. Maar momenteel laat het kapitalisme niet veel speelruimte meer toe. Het is veel harder geworden. Dat speelt het socialisme parten. Kijk naar Hollande: hij deed niets, hij wachtte af. En laten we niet vergeten dat Macron twee jaar economieminister was onder Hollande.”
Komen we uit bij de jongeren. U schreef met ‘Het ware leven’ een boek over hen, met een soort oproep tot actie, een aanzet om hen te ‘corrumperen’. Wat moeten we daaronder verstaan?
“Daarvoor moeten we weer terug naar Socrates. Hij werd ter dood veroordeeld vanwege het ‘corrumperen van de jeugd’. In die optiek doe ik een oproep aan de jongeren om niet gehoorzaam te zijn, om de voorwaarden te scheppen voor een andere samenleving. Zich niet laten verleiden door het geld, het gratuite genot of de macht. Maar ze verlokken tot ‘het ware leven’, zoals Arthur Rimbaud het zo neerschreef.”
Waarom wilde u als 82-jarige per se nog een boek voor de jongeren neerpennen?
“Filosofen hebben jongeren altijd geïnspireerd. Niet enkel Socrates nam het op voor de jeugd. Toen ik zelf jong was, keek ik enthousiast op naar Jean-Paul Sartre. Het is voor mij onvermijdelijk om te schrijven over de jeugd! Ik vind het belangrijk om bruggen te slaan over de generaties heen. Zeker in een tijdperk van ‘jeunisme’, waarin eeuwig jong zijn en je lichaam ervoor afpeigeren een belangrijk streefdoel is. En waarin ouderen wel eens buitenspel worden gezet.”
Opnieuw wijst u het kapitalisme aan als boosdoener voor het gebrek aan maatschappelijke bevlogenheid van jongeren.
“Onder druk van het consumentisme hebben jongeren vaak slechts twee opties: ofwel aan onmiddellijke behoeftenbevrediging doen – tot het hen uitput of op een dwaalspoor brengt en ze in een zeker nihilisme verzanden. Ofwel rijkdom en een carrière nastreven, gedachteloos, zonder idealen. Ik pleit voor een derde weg, waarin er toch meer ruimte is voor maatschappelijke dromen, voor poëzie en kunst ook.”
U stelt ook dat het ontbreken van afgebakende rollen ervoor zorgt dat kinderen bijna onzichtbaar de grens naar volwassenheid oversteken.
“We weten allemaal dat er minder grote initiatiemomenten zijn. Dat is zeker het geval bij jongens. Vroeger had je bijvoorbeeld een militaire initiatie of een vroegere vaderrol. Nu zie je dat jongeren voor onbepaalde tijd ‘jong’ blijven omdat er geen echt scharniermoment is. Het idee van ‘jeugd’ wordt sterker gecultiveerd. Toch creëert dat een symbolische onzekerheid. Volwassenheid is een soort verlenging van de kindertijd, een zachte continuïteit, zonder begrenzing. En al vroeg wordt consumentisme aangewakkerd. Die zorgt voor een lege vrijheid, ‘un héroïsme pauvre’. Hoeveel dertigjarigen weten bovendien vaak nog steeds niet wat ze willen?”
U maakt in uw boek een scherp onderscheid tussen ‘jongens’ en ‘meisjes’.
“Meisjes hebben tegenwoordig een voordeel, mede door een terechte emancipatie. Het kan vreemd klinken, maar ze hebben meer perspectief, meer mogelijkheden om op te klimmen in de samenleving. Je ziet die ambitie – waardoor ze vaak betere studieresultaten halen dan jongens – sterk bij Arabische meisjes uit de banlieues. Terwijl de jongens in een crisis verzeilen, in de criminaliteit belanden, doelloos rondhangen. Ze kampen met een mondiale crisis van de masculiniteit, nog aangewakkerd door #MeToo.”
Stemt het activisme van jonge klimaatbetogers u hoopvol?
“De klimaatbetogers dringen aan op corrigerende maatregelen. Het is evident dat iedereen zich achter hun eisen kan scharen. Maar zolang je het kapitalisme niet uitroeit, zul je ook geen doortastende oplossing voor het mondiale klimaatvraagstuk vinden. Ze durven niet naar de kern van de zaak te gaan en formuleren geen utopie. Ik mis bij dit protest toch een overkoepelend idee.”
Moeten we concluderen dat u dan toch een pessimist bent?
“(samenzweerderig) Nee, want de grootste pessimistische Franse filosofen zijn altijd rechts. Die heulen met het nationalisme. Tegenwoordig hebben ze dan ook niet veel meer om vrolijk over te zijn, nu Frankrijk een kleine provincie is geworden. (lacht smakelijk) Ikzelf ben een internationalist. Toch ben ik ook pessimistisch. Omdat het internationale kapitalisme zoveel armslag heeft. Maar ik blijf optimist uit principe. Ik geloof in het communisme. En ik geloof in een reveil vanuit Afrika en de rest van de wereld.”
Alain Badiou, Het ware leven (of waarom de jeugd gecorrumpeerd moet worden), uitgeverij Polis, vertaling Piet Joostens.
Bron: De Morgen