Hoe lager het mediaaninkomen van een wijk, hoe slechter de gezondheidstoestand van de inwoners, besluit een grote studie door het Gezondheidsfonds van ziekteverzekeringsfonds Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (CM). CM volgde zijn 4,5 miljoen leden in 20.000 wijken en legde een fijnmazig en rechtlijnig verband bloot tussen inkomen en gezondheid. ‘Deze resultaten zijn alarmerend.’
In een persmededeling licht de CM de resultaten toe van een uitgebreide studie onder al zijn leden. Zij wijst op de belofte van de federale regering De Croo om tegen 2030 de gezondheidskloof tussen mensen met de hoogste en de laagste gezonde levensverwachting met minstens 25 procent te verkleinen.
De CM stelt de vraag hoe die doelstelling kan worden gemeten en opgevolgd. Deze nieuwe studie kan helpen om concrete beleidsmaatregelen te formuleren én te meten. De resultaten zijn gebaseerd op data van alle CM-leden – bijna 1 op de 2 Belgen – en is niet gebaseerd op zelfgerapporteerde gegevens, in tegenstelling tot enquêtes waarin respondenten met lage inkomens vaak ondervertegenwoordigd zijn.
Methode: gezondheidsongelijkheid op wijkniveau
Om een grondige analyse te kunnen maken, deelde de CM België op in 20.000 wijken, die verder werden ingedeeld in tien categorieën op basis van het mediaan fiscaal inkomen (volgens de gegevens van Statbel, het statistiekbureau van de overheid).
Het mediaaninkomen is een veel betere maatstaf om welvaart te meten dan het gemiddelde. Als vijf personen 1100 – 1200 – 1300 – 1400 – 15.000 euro verdienen, totaal 20.000, is het gemiddelde inkomen van deze vijf personen 4.000 euro. Het mediaaninkomen is het inkomen in het midden van deze reeks: 1300 euro (nvdr).
Alle 4,5 miljoen CM-leden werden, op basis van hun adres, ingedeeld in één van deze tien categorieën, waardoor een onderscheid kan worden gemaakt tussen leden die in arme en in rijke wijken wonen.
Vervolgens konden de onderzoekers aan de hand van enkele beschikbare gezondheidsindicatoren en zorggebruik meten hoe de gezondheidstoestand en het zorggebruik verschillen naargelang het inkomensniveau van elk van deze 20.000 wijken.
De onderzoeksresultaten bewijzen dat wie in een arme wijk woont 1,8 keer (of 80 procent) meer kans heeft om binnen het jaar te overlijden (alle oorzaken samen) dan wie in de rijkste wijken woont.
Mensen die in arme wijken wonen hebben daarnaast ook een hoger risico om verschillende chronische aandoeningen te ontwikkelen. Inwoners van de armste wijken hebben bijvoorbeeld 51 procent meer kans op diabetes in vergelijking met inwoners van de rijkste wijken.
Ze hebben ook 59 procent meer kans om minstens dertig dagen arbeidsongeschikt te raken, de zogenaamde ‘primaire arbeidsongeschiktheid’ (het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid, nvdr).
Het risico om in blijvende invaliditeit te verzeilen is zelfs 2,5 keer (150 procent) hoger voor mensen die zich in de meest kwetsbare situatie bevinden, in vergelijking met wie in de rijkste wijken woont.
Laagste inkomens stellen zorg uit en verzeilen uiteindelijk in zware zorg
Mensen die in de armste wijken wonen, stellen preventieve zorg vaker uit. Zij hebben bijvoorbeeld 70 procent meer risico om gedurende drie opeenvolgende jaren geen contact te hebben met een tandarts in vergelijking met bewoners van de rijkste wijken. Daartegenover staat dat arme groepen veel meer beroep moeten doen op ziekenhuiszorg.
Mensen uit de armste wijken hebben 23 procent meer risico om opgenomen te moeten worden in een algemeen ziekenhuis en 39 procent meer risico om op een spoeddienst terecht te komen in vergelijking met mensen uit de rijkste wijken. Deze resultaten tonen duidelijk aan dat de gezondheidssituatie progressief verslechtert naarmate het inkomen daalt, waardoor er uiteindelijk meer nood is aan zware zorg.
Lage inkomens gaan naar psychiater, hogere inkomens naar psycholoog
Terwijl mensen in de rijkere wijken eerder naar de psycholoog gaan, maken mensen die in arme wijken wonen meer gebruik van een raadpleging bij een psychiater omdat deze zorg financieel toegankelijker is.
Hoe armer de wijk waarin men woont, hoe hoger het risico op gebruik van antidepressiva (26 procent hoger dan in de rijkste wijken) of antipsychotica (160 procent hoger). Daarnaast is het risico op een psychiatrische ziekenhuisopname 2,8 keer hoger in de armste wijken dan in de rijkste.
Het risico op een opname in een Initiatief voor Beschut Wonen (IBW) is 14,7 keer hoger, maar zelfs tot 31 keer hoger als we kijken naar het risico op opname in een Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT), voornamelijk voor mensen die in de armste wijken wonen.
Een Initiatief voor beschut Wonen (IBW) wordt voorzien voor volwassenen en ouderen met langdurige ernstige psychische problemen. Een IBW biedt begeleiding op vlak van zelfzorg, wonen, werken of alternatief voor werken, leren, ontspanning, sociale contacten, budgetbegeleiding, hulp bij administratie, huishouden, mobiliteit… (nvdr).
‘We zien dat mensen die zich in een economisch kwetsbare situatie bevinden, moeilijker de toegang vinden naar geestelijke gezondheidszorg,’ verklaart CM-voorzitter Luc Van Gorp. ‘Zij krijgen vaker psychologische problemen. Het is voor ons belangrijk dat geestelijke gezondheidszorg zo wordt georganiseerd dat deze mensen gemakkelijker toegang vinden tot de juiste hulp.’
Gezondheidsongelijkheid aanpakken
CM Gezondheidsfonds pleit er tevens voor een federale methodiek om gezondheidsongelijkheid aan te pakken met meetbare doelstellingen (SMART). Die doelstellingen moeten worden bereikt om de collectieve inspanning op alle beleidsterreinen beter te coördineren (Health in All Policies).
‘Daar willen we als gezondheidsfonds graag mee onze schouders onder zetten,’ zegt Luc Van Gorp. ‘De data die uit zulke methodiek voortvloeien, kunnen we als gebruiken om de gezondheid van onze leden te verbeteren.’
Bijkomend moet er worden nagedacht over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, want hoewel er maatregelen zijn om de toegankelijkheid van de zorg te verbeteren (zoals het VT-statuut, maximumfactuur, statuut chronische aandoening, enz.), moet iedereen betalen naargelang hun draagkracht.
Het VT-statuut (Verhoogde Tegemoetkoming) voorziet voor lage inkomens een hogere tussenkomst voor gezondheidszorg. De maximumfactuur is de financiële bovengrens voor de jaarlijkse uitgaven voor onderwijs en ziekteverzekering (nvdr).
Er wordt momenteel enkel een onderscheid gemaakt tussen mensen met of zonder Verhoogde Tegemoetkoming. Deze dualiteit strookt niet met de reële behoeften van de bevolking.
Tot slot pleit CM voor een omvattende Health in All Policies-aanpak door er in de eerste plaats voor te zorgen dat iedereen over de middelen beschikt om zelf in de eigen basisbehoeften te voorzien (huisvesting, voeding, verwarming, gezondheidszorg).
Het is immers duidelijk dat gezondheid niet op zichzelf staat: het beschikbaar inkomen, de arbeids- en huisvestingsomstandigheden, de kwaliteit van de directe omgeving (met name de beschikbare diensten of de mate van vervuiling), het sociale netwerk, het vermogen om vrijetijdsactiviteiten te financieren, zijn allemaal factoren die een rol spelen bij de gezondheidstoestand.
Gezondheid moet daarom volgens de CM net heel breed worden bekeken en niet worden verengd tot één bevoegdheidsdomein. De impact op gezondheid moet in eender welk beleidsdomein doorslaggevend zijn. Voor de volledige studie, zie: Hervé Avalosse, Clara Noirhomme en Sophie Cès (CM-Studiedienst), Ongelijk in gezondheid: Kwantitatief onderzoek van economische ongelijkheden op vlak van gezondheid en gebruik van gezondheidszorg door CM-leden.