De interesse en aandacht voor talenonderwijs daalt. Het Vlaams Talenplatform trekt aan de alarmbel én heeft een plan om de neerwaartse trend te counteren. Lars Bernaerts (UGent): “We zijn taal te vanzelfsprekend gaan vinden.”

Lars Bernaerts, professor Nederlandse literatuur (UGent) en kerngroeplid Vlaams Talenplatform: “Talenonderwijs zit al langer in de hoek waar de klappen vallen. De dalende resultaten op PISA en PIRLS zijn in ons hele onderwijs voelbaar. Maar de talen kampen daarnaast met een imagoprobleem. Dat zien we aan de instroom in het hoger onderwijs: minder en minder jongeren kiezen voor een talenstudie. En ook in het secundair onderwijs is taal vaak een negatieve keuze. ‘Hou je kansen open en ga naar de wiskunde’: veel ouders en leerlingen schatten een richting met meer wiskunde of wetenschappen hoger in. Pas wanneer die resultaten tegenvallen, komt de pool moderne talen in beeld.”

Waarom schatten we talenrichtingen als ‘lager’ in?

Lars Bernaerts: “Ik denk dat we taal te vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Taal is net een onzichtbare gereedschapskist: je kan niet zonder, maar soms vergeet je het bestaan ervan. Of je nu de instructies leest voor een freesmachine, een vraagstuk doorgrondt bij fysica of in een discussie je argumenten op een rijtje zet: taal heb je voortdurend nodig. Tegelijk is taal veel meer dan een middel. De schoonheid en complexiteit van taal en literatuur verdienen sowieso onze aandacht.” 

“We meten waardering vaak af aan ons loonbriefje. Ingenieurs en informatici verdienen meer, denken we. Dus kies je maar beter voor een studie die financieel de beste vooruitzichten biedt. Nochtans klopt dat niet altijd. Wie talen studeert, vindt snel werk en kan ook op een toppositie belanden. Een sterke talenkennis opent veel deuren op onze arbeidsmarkt. En in het onderwijs komen we taalleraren tekort.”

Leeft dat gebrek aan waardering voor taal in de scholen zelf?

Lars Bernaerts: “Ook veel leraren vinden dat wie de mogelijkheden heeft, beter voor een richting met voldoende wiskunde kiest. Begrijpelijk, want exacte vakken staan maatschappelijk hoger aangeschreven. Wie sterk is in wiskunde of wetenschappen, houdt maar beter alle opties open. En iedereen praat wel een mondje Frans of Engels, toch? Maar die redenering, waarbij je taal reduceert tot een hulpmiddel, loopt mank.” 

“Een deliberatie is vaak een moment waarop de maskers vallen. Wiskunde weegt dan plots zwaarder door dan pakweg Frans. Zo krijgt een leerling die op verschillende domeinen niet goed scoort, toch het advies om zich op talen toe te leggen. Een negatieve keuze die ertoe leidt dat minder taalsterke leerlingen toch in een talenrichting belanden. En sterke leerlingen zelden voor talen kiezen.”

Hoe keren we die trend?

Lars Bernaerts: “Dat is complex, omdat er zoveel speelt. Om een voorbeeld te geven: leraren lager onderwijs geven wel eens aan dat ze zich onvoldoende voorbereid voelen om Frans te geven. Kijk je dan naar de lerarenopleiding om dat probleem op te lossen? Of moet je de oorzaak zoeken bij het niveau van Frans in het secundair? Of heeft de toegenomen instroom van tso-leerlingen in de lerarenopleiding een invloed, en ligt de oorzaak dus in een maatschappelijke evolutie? ‘Alles is in alles’, schreef Multatuli ooit. Dat geldt bij uitstek voor talenonderwijs.”

“1 ding is zeker: het is een werk van lange adem en we hebben iedereen nodig. Daarom richtten we in 2019 met collega’s van verschillende universiteiten het Vlaams Talenplatform op. Een initiatief dat ijvert voor het belang van het Nederlands, de moderne vreemde talen en de klassieke talen. We brengen alle actoren samen die talenonderwijs kunnen versterken: leraren, de overheid, de koepels, de lerarenopleiding. Want als we ons talenonderwijs willen redden, moet iedereen mee in bad.”

Sommige stemmen stippen aan dat vooral de kennis van grammatica en woordenschat achteruit gaat.

Lars Bernaerts: “Vaak komt dan het debat over kennis versus vaardigheden bovendrijven. Ook bij leraren die we bevroegen, klonk de verzuchting dat de kennis van leerlingen tekortschiet. Maar je kán kennis en vaardigheden helemaal niet los van elkaar bekijken. Wie de Indikativ Präsens van de Duitse werkwoorden niet kent, kan zich niet vlot uitdrukken. En omgekeerd: wie geen zin op papier krijgt, heeft er bij een schrijfopdracht niks aan dat hij zijn vervoegingen netjes kan opdreunen.” 

“Wie een taal grondig wil beheersen, moet het hele pakketje onder de knie hebben. Maar om te slagen voor een taalvak hoeft dat vaak niet. Woordenschat, schrijven, grammatica, lezen, luisteren: als je steeds geïsoleerd oefent en test, blijft een tekort op een of meer van die facetten onder de radar. En zo kan een leerling die de grammatica onvoldoende beheerst, toch slagen.”

“Leerlingen moeten kritischer leren lezen en schrijven. Daar is iedereen het over eens. Maar om die nuances te vatten en onder woorden te brengen, heb je een stevige basiskennis nodig. En dus moet je als leraar zowel geïsoleerd als geïntegreerd oefenen. Dat kost tijd. Onderwijstijd die er steeds minder is. En ook de voorbereidingstijd van taallessen staat onder druk. Omdat geïntegreerd materiaal nog onvoldoende beschikbaar is, stoppen leraren vaak zelf veel energie in de ontwikkeling ervan.”

Moeten we anders evalueren?

Lars Bernaerts:  “Ja, maar evaluatie is erg complex, dat kan elke taalleraar je vertellen. Het is onbegonnen werk om dat materiaal als leraar in je eentje te ontwikkelen. Dus moeten we leraren beter ondersteunen. Met een evidence based toets- en monitoringbeleid, gesteund door onderzoekers en onderwijsverstrekkers. En een toegankelijke databank aan gevalideerde toetsen die je in staat stellen om naar de progressie van je leerlingen te peilen en groeipunten sneller bloot te leggen.” 

“Als je voor een taalvak evalueert, kan je niet altijd stellen dat iets ronduit goed of fout is. Bij een interpretatie van een gedicht voor Nederlands of een argumenterende tekst voor Engels speelt jouw inschatting als leraar een grote rol. En dus maak je de gevolgen van je inschatting misschien minder snel hard op een klassenraad. Maar dat je evaluatie minder afgelijnd is, maakt ze tegelijk waardevol. Die argumentatie van je leerling vertelt niet enkel iets over zijn taalbeheersing, maar ook over de ontwikkeling van zijn wereldbeeld, over zijn vermogen om feiten helder samen te vatten, logisch te redeneren of nuance te brengen. Is je blik als taalleraar vager? Ze is holistisch, kijkt naar de hele mens.”

Welke rol kan de lerarenopleiding spelen om talenonderwijs te versterken?

Lars Bernaerts: “Om even terug te komen op dat Frans in de lagere school: sommige leraren geven aan dat ze amper Frans durven spreken in de klas. Geen schande, want we verwachten te veel. Je moet niet enkel als de beste wiskunde, wetenschappen en taal aanbrengen. Je moet ook kunnen zingen, inspireren bij beeldende vorming én geschiedenis boeiend maken. Zoiets moeten we structureel oplossen. Als je aan leraren in opleiding de kans geeft om zich toe te leggen op een bepaald vak, kunnen studenten met een specifiek profiel of een uitgesproken interesse bewust voor Frans kiezen. Later kunnen ze in hun school als expert de lessen Frans van collega’s overnemen.”
 
“Ook in de educatieve master aan de universiteiten beweegt er wat, en dat is broodnodig. Vroeger werd je eerst master in bepaalde talen, en volgde je in een apart jaar de lerarenopleiding. Vakinhoud en didactiek stonden nagenoeg los van elkaar. Die piste bestaat vandaag nog, maar heel wat studenten ontdekken al tijdens het eerste jaar van hun tweejarige educatieve master hoe je kennis aanbrengt. En dus hebben ze een veel beter beeld van wat ze als leraar willen bereiken.”

Wat met professionalisering tijdens je loopbaan?

Lars Bernaerts: “Leraren hebben veel vertrouwen in de competentie van hun collega’s. Daarom vinden we lerende netwerken erg waardevol. Leraren die het gevoel hebben dat ze in hun eigen school een eenzame strijd voeren, kunnen hun kennis met gelijkgezinden delen. Daarnaast moet er volgens ons meer ruimte zijn voor professionalisering. Zowel vakinhoudelijk als vakdidactisch. Zodat wetenschappelijke inzichten vlotter hun weg naar de klasvloer vinden. Ook bijscholingen zijn nog te vaak extra’s die doorwegen. Professionalisering moet deel van je opdracht zijn. Structureel ingebed, niet bovenop.”

Vanaf 1 september 2023 kunnen scholen een nieuwe richting ‘Moderne Talen’ openstellen in de derde graad. Waarom is dat nodig?

Lars Bernaerts: “Die richting mikt op leerlingen die zich willen klaarstomen voor een talenopleiding in het hoger onderwijs. Talig sterke jongeren dus, die een positieve keuze maken voor een richting die zich toelegt op talen en meer aandacht heeft voor cultuur. Met ambitieuze eindtermen voor literatuur, aandacht voor taaltechnologie, ruimte voor een vierde vreemde taal. En zonder een tweede pool wetenschappen, wiskunde of economie. Of dat dan een richting voor uitblinkers is? Vooral een plek waar talent dat nu soms miskend wordt, alle kansen krijgt om te groeien.”

Hoe kan je als taalleraar zelf het verschil maken voor talenonderwijs?

Lars Bernaerts: “Als we de maatschappelijke waardering voor talen willen opkrikken, is de stem van de leraar onmisbaar. Zelfs taalleraren onderschatten soms de kracht van talenonderwijs. Het gaat over zoveel meer dan je vlot kunnen uitdrukken in verschillende talen of meetbare uitkomsten. Een leerling die debatteert of een opiniestuk leest, scherpt zijn kritische blik. Literatuur neemt jongeren mee in andere denkwerelden, versterkt hun empathisch vermogen. En door te communiceren in andere talen groeit hun intercultureel bewustzijn.  Je daarvan bewust zijn, geloven in je vak en elke dag het beste uit jezelf en je leerlingen halen: zo kan elke taalleraar bijdragen aan de relance van ons talenonderwijs.”

Lars Bernaerts
professor Nederlandse literatuur (UGent) Bron: Klasse