Vorig jaar zijn de koopprijzen voor een woning of appartement met gemiddeld 5% gestegen. Ook de huurprijzen kennen een forse toename van 2,3%. In 2020 zijn er minder koop- en huurcontracten opgesteld, omwille van de coronacrisis. Dit zorgde niet voor een daling van de prijzen, wel integendeel. Op de huurmarkt betaal je nu gemiddeld 778 euro per maand, aldus cijfers van de Confederatie van Immobiliënmakelaars (CIB). Voor een appartement is de gemiddelde huurprijs 736 euro. Het gaat louter om cijfers in Vlaanderen. In Brussel loopt de gemiddelde huurprijs op tot 1.166 euro per maand.

De vraag naar goedkope huurwoningen en appartementen neemt nochtans toe. Volgens de Confederatie van Immobiliënmakelaars versterkt de coronacrisis dit: de onzekerheid neemt toe waardoor kopen minder evident is (terwijl de hoge prijzen dat sowieso al moeilijk maakten) en bovendien zijn er meer huishoudelijke problemen en echtscheidingen. Zowel huren als kopen wordt echter steeds meer onbetaalbaar. Op 25 jaar tijd zijn de koopprijzen verviervoudigd en de huurprijzen met 40% gestegen.

In Gent ligt de gemiddelde huurprijs voor een appartement voor het eerst boven de 800 euro per maand. Op een jaar tijd was er een stijging met 4,1%. In Mechelen, Leuven en Antwerpen liggen de huurprijzen nog hoger dan in Gent. In Antwerpen zelfs op gemiddeld 942 euro per maand. In Brussel liggen de huurprijzen in alle gemeenten gemiddeld op of boven de 800 euro per maand, ook in de armste gemeenten met kleine appartementen zoals Laken (798 per maand), Anderlecht (809), Molenbeek (855) of Schaarbeek (928).

Tegelijk schieten de koopprijzen voor appartementen, zelfs erg kleine, de hoogte in. Het Nieuwsblad berichtte vorige week over een appartement in de Visserij te Gent van 38 vierkante meter, een veredeld studentenkot dus, waarvoor maar liefst 235.000 euro gevraagd werd. Vorig jaar kostte een huis gemiddeld 277.000 euro, een stijging met 5,7%. Een appartement kostte gemiddeld 244.000 euro, een stijging met 6,8%. In de steden is de stijging het grootst.

Het maakt dat jongeren zich geen eigen appartement of huis meer kunnen permitteren. In de provinciehoofdsteden Brugge, Gent, Antwerpen, Leuven en Hasselt waren vorig jaar 27,9% van de kopers jonger dan 30 jaar. Een jaar eerder was dat nog 30,1%.

Momenteel woedt er een discussie over de lonen. Voor de bazen mogen die de komende twee jaar met maximaal 0,4% stijgen. De laagste lonen optrekken is bovendien uit den boze voor hen. Het minimumloon optrekken naar 14 euro per uur komt neer op een voltijds bruto maandloon van 2300 euro of ongeveer 1700 euro bruto. Wie deeltijds werkt, komt daar niet aan. Om in een stad een gemiddeld appartement te kunnen huren, moet je vaak al met twee zijn. Een eigen woning kopen is al helemaal onhaalbaar. Alleen al om de werkenden en hun gezinnen toegang tot betaalbare huisvesting te geven, is het nodig om de loonnorm van 0,4% en dus de loonwet van 1996 te breken.

Daarnaast kunnen de prijzen gedrukt worden door massale investeringen in een groot aantal degelijke sociale woningen en appartementen. Meer sociale huisvesting is noodzakelijk om op de prijzen te wegen door een voldoende aanbod betaalbare huisvesting aan te bieden. Helaas is dit niet het beleid van de steden en gemeenten in ons land. De wachtlijst in Vlaanderen is ongeveer even groot als het totaal aantal sociale woningen. Er is kortom een verdubbeling nodig om de wachtlijst weg te werken. Bovendien zijn er veel mensen die recht hebben op een sociale woning die de moeite niet doen om op een lijst te staan wachten.

Er is nood aan degelijke lonen en toegankelijke kwaliteitsvolle openbare diensten, onder meer op vlak van huisvesting. Een dringend plan van publieke investeringen in de bouw van kwaliteitsvolle sociale huisvesting is noodzakelijk. Daartoe kunnen onder meer leegstaande woningen en kantoren aangesproken worden, desnoods met onteigeningen. De sectoren van huisvesting en bouw moeten uit de greep van de winsten van private promotoren gehaald worden. Enkel dan kan er een ernstig beleid van ruimtelijke ordening gevoerd worden dat vertrekt van de noden van de bevolking.    Bron:  LSP