Daan Seghers werkt al bijna twintig jaar in de gehandicaptenzorg en ziet veel collega’s kopje onder gaan. Met een open brief deelde hij zijn bezorgdheid. Die post op sociale media werd massaal opgepikt en gedeeld. Wat is er volgens deze opvoeder aan de hand?

Droomjob

Daan Seghers (36) heeft een passie: de natuur. Volwassenen met een ernstige verstandelijke beperking genieten mee van die gedrevenheid: in Sint-Kruis-Winkel, een plattelandsdorpje nabij Gent, laat hij de boerderij van vzw Kompas op volle toeren draaien.

Daan windt er geen doekjes rond: “Ik heb een droomjob, vooral omdat mijn hart ligt bij mensen met zware zorgnoden. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit iets anders zou doen.”

Toch tempert hij dat enthousiasme, uit schroom voor collega’s die in leefgroepen moeilijk werk verrichten. Daan ziet ze afhaken en maakt zich zorgen over de toekomst van langdurige en intensieve zorg voor kwetsbare mensen. “Na mijn open brief kreeg ik veel reacties, vanuit alle hoeken en werkterreinen. Daar schrok ik van.”

Moervaart

Kompas vzw heeft een breed aanbod voor mensen met een beperking. Zij kunnen op verschillende sites terecht voor wonen, werken en vrije tijd. Hier vind je niet alleen dagbesteding of residentiële woonvormen. Kompas is ook de stuwende kracht achter een groot werkatelier, een museumcafé en sociaal restaurant Villa Ooievaar.

Daan werkt bij ‘Moervaart’, een moderne residentiële site voor veertig volwassenen met gedrags- en emotionele problemen. De achtergrond van al die mensen is heel gevarieerd. Hun gedragsproblemen zijn het gevolg van een aangeboren of niet-aangeboren hersenletsel. Sommigen belanden hier na een ernstig ongeval. Anderen werden justitieel geplaatst, nadat in de gevangenis of het forensisch psychiatrisch centrum bleek dat ze daar niet thuishoorden. Door hun zorgafhankelijkheid zullen velen hier wonen tot hun levenseinde.

Waarom schrijft iemand met een droomjob zo’n harde open brief?

Daan: “Ik besef maar al te goed dat ik op mijn boerderij in een uitzonderlijke situatie werk. Elke dag geef ik enkele mensen het moment van hu

n leven. Zijn we het op de boerderij even beu, dan gaan we naar het bos.”

“Maar stap ik enkele meters verder de leefgroepen in, dan bots ik op een andere realiteit. Mijn collega’s hebben niet de ruimte om ’s morgens aan tafel rustig te overleggen hoe de dag zal verlopen. Ze hollen van het ene incident naar de andere crisis.”

“Naast de vele fijne momenten, is dat een onvermijdelijk onderdeel van het werken met deze groep. Maar het weegt zwaar, dus wordt bewust gewerkt in kleine leefgroepen van maximaal zes bewoners.”

Dan nog zie je veel collega’s afhaken?

“De feiten spreken voor zich: van de grote groep collega’s die acht jaar geleden mee aan de start van de Moervaart stonden, schieten er nog drie over. Ik ben 36 jaar jong en toch ben ik hier al een ancien. Begeleiders die nog aan boord zijn, zijn geen enkel moment gerust. Geregeld worden ze tijdens een vrij weekend gebeld om in te springen in een leefgroep. Het water staat hen al ver boven de lippen.”

“Collega’s die na minder dan een jaar opnieuw vertrekken zijn geen uitzondering. Dat komen en gaan, is lastig voor bewoners en ondermijnt de kwaliteit van zorg. Mijn liefde voor deze unieke job en de overtuiging dat we voor kwetsbare mensen het verschil maken, maken dat ik boos en ongerust ben.”

Directies proberen de schade te beperken met radicale oplossingen: het sluiten van een leefgroep bijvoorbeeld.

“Door een leefgroep te sluiten,

neem je enige druk van de ketel. Voorlopig konden we dat bij ons voorkomen door collega’s in te schakelen die in de ambulante opvang en begeleiding werken. Maar dat is slechts een pleister op een gapende wonde.”

“Het sluiten van een leefgroep heeft voor deze bewoners verschrikkelijke gevolgen. Sommigen missen de ondersteuning van familie en vrienden. Zonder leefgroep belanden ze, ondanks een ernstige gedragsproblematiek, letterlijk op straat.”

Het probleem is niet alleen dat veel medewerkers uitvallen. Blijkbaar is het ook bijzonder moeilijk om nieuwe collega’s te vinden?

“Tien jaar geleden konden werkgevers voor elke vacature kiezen tussen verschillende sterke kandidaten. Vandaag is dat helemaal anders. Elke dag lees je noodkreten van organisaties die verbijsterd vaststellen dat op vacatures nog amper gereageerd wordt.”

“Op een arbeidsmarkt waar alle zorgorganisaties op zoek zijn naar nieuwe medewerkers, hebben diensten die werken met mensen met ernstige gedragsproblemen het extra moeilijk. De toekomstperspectieven en inclusiekansen van onze bewoners zijn beperkt. Hier vallen geen succesverhalen te rapen van mensen die na een intensieve revalidatie opnieuw aan de slag kunnen. Het is begrijpelijk dat begeleiders die langs alle kanten bevraagd worden, kiezen voor minder zware zorgcontexten.”

Komt dat probleem van werkdruk en personeelstekort plots uit de lucht gevallen?

“Vroeger was het anders. Na een heftige periode, volgde er rust. We wisten bijvoorbeeld dat de zomervakanties zwaar waren: onze bewoners bleven hier en medewerkers gingen op vakantie. Dat zette druk op de leefgroepen. Maar na de zomervakantie ebde die weg en konden we herademen.”

“Sinds corona is het anders. We hadden gehoopt dat na deze pandemie de storm zou gaan liggen, maar de druk op de leefgroepen blijft voortdurend hoog. Er zijn geen periodes meer om even naar zuurstof te happen. En dus geraak je in ademnood, zeker wanneer je als jonge mens deze job moet combineren met een eigen gezinsleven. Ik zie te veel collega’s verdrinken en andere oorden opzoeken.”

Dat gevoel moest je delen?

“Vanuit dat gevoel kroop ik inderdaad in de pen, als een onomwonden alarmkreet. Ik heb het gevoel dat als er nu niet fors wordt tussengekomen, er een implosie van de zorgsector zal volgen.”

“Dat gevoel van uitzichtloosheid werd nog versterkt toen onze directie onrustwekkende cijfers deelde. Het jarenlang niet indexeren van de werkingskosten, de stijgende energiekosten en torenhoge inflatie zetten zorgorganisaties met de rug tegen de muur. Er is geen financiële ruimte meer.”

“De boodschap was helder: er is geen budgettaire ruimte om de druk op leefgroepen weg te nemen. Integendeel, er zal bespaard moeten worden, ook in de begeleiding van mensen. Zowel begeleiders als directieleden strijden om te overleven, elk op hun manier. Dat kan toch niet?”

Volgens jou heeft die financiële druk ook te maken met de manier waarop de zorg gefinancierd wordt.

“Enkele jaren geleden gooide men de financiering van zorg voor personen met een beperking over een andere boeg. De ambitie van die persoonsvolgende financiering klinkt mooi: versterk de autonomie van de gebruiker door het zorgbudget bij hem leggen en niet bij de voorziening.”

“Maar wat zien we op het terrein? Voor sommige mensen met een beperking is die financiering een zegen, voor anderen een hel. Ik las op Sociaal.Net heel graag het verhaal van Nadia Hadad, de burgerlijk ingenieur die vertelt dat er voor haar een nieuwe wereld opengaat, dankzij haar persoonlijke assistent.”

“Maar de mensen waarmee wij werken zijn minder mondig, vaak zwak omringd en zwaar zorgbehoevend. Zij betalen daar de prijs voor. De verliezers van dit financieringssysteem zitten in ons kamp. Zij hebben weinig keuzemogelijkheden: als ze hier niet tevreden zijn, resten er weinig alternatieven. Deze groep mensen wordt op weinig plaatsen met open armen ontvangen.”

“Bovendien is het budget ontoereikend voor mensen die zeven dagen op zeven zorg nodig hebben. Om dat gat dicht te rijden, rekent de overheid op familie, vrienden en buren, bijvoorbeeld voor opvang tijdens het weekend en vakanties. Maar onze bewoners hebben dat netwerk vaak niet of het netwerk is niet in staat om met deze zware problematiek om te gaan.”

Waarom is er zo weinig aandacht voor de specifieke situatie van deze groep mensen?

“Overal zijn er noden en tekorten: in de kinderopvang, scholen en woonzorgcentra. Maar zij hebben lobbymachines om dat minstens kenbaar te maken. De groep mensen waarmee wij werken, hebben dat niet. Wie gaat er in Brussel duidelijk maken dat onze bewoners de dupe zijn van een financieringsmechanisme of het personeelstekort voor hen nog zwaarder weegt?”

Onderzoekers kunnen dat allemaal staven en beamen, maar daardoor verandert er nog niks. Daarom vind ik het mijn taak om stevig op tafel te kloppen. Dat is cruciaal omdat wij, hulpverleners, vaak de enigen zijn die deze kwetsbare mensen nog omringen.”

De zware zorg voor deze specifieke groep van mensen rust op de schouders van sociale professionals. Je vraagt meer middelen om die opdracht goed te blijven vervullen. Een andere strategie: vraag aan familie, vrienden en buren om deze zorg te delen?

“Die strategie sluit aan bij de vermaatschappelijking van zorg. Ook die visie straalt een mooie en sterke boodschap uit.”

“Maar ook hier geldt dat dit alleen werkt voor bepaalde doelgroepen, en helaas niet voor de mensen waarmee wij werken. Want bij dat delen van zorg bots je vroeg of laat op de begrensde draagkracht van onze samenleving. Kijk naar mensen met ernstige dementie of mensen met voortdurende psychotische opstoten en waanideeën. Ook voor hen zijn eigen afdelingen in woonzorgcentra of psychiatrische ziekenhuizen noodzakelijk. De samenleving is niet klaar om deze mensen warm te onthalen in de buurt of op het dorpsplein.”

Is inclusie voor deze groep mensen te hoog gegrepen?

“Omgaan met ernstige gedragsproblemen is bijzonder moeilijk. Je ziet dat vooral bij mensen met een niet-aangeboren hersenletsel, bijvoorbeeld als gevolg van een trombose of ernstig ongeval. Zo’n hersenletsel verandert ook de persoonlijkheid van mensen. Ik bewonder de familieleden die hier trouw op bezoek blijven komen. Maar veel collega’s, vrienden of buren haken af. Dat is de harde realiteit.”

“Vanzelfsprekend doen we pogingen om bruggen te bouwen. We ruimen in onze buurt het zwerfvuil op en proberen vrijwilligers te betrekken. Maar het beeld van de buurman die een fietstocht maakt met een van onze mensen is te romantisch. Zonder enige aanleiding kunnen situaties plots escaleren. De omgeving kan dit gedrag niet plaatsen en mensen reageren angstig. Dan heb je professionals nodig die dat opnieuw in goede banen krijgen.”

Je brengt een harde en confronterende getuigenis.

“Gelukkig genieten veel andere zorgbehoevende mensen van de mooie kanten van inclusie en vermaatschappelijking. Maar de realiteit van begeleiders die werken met mensen met zeer zware zorgnoden is anders. Of je dat nu wil of niet, isolement en uitsluiting zijn hier onvermijdelijk. Dat probleem wordt heel groot als niemand zich zorgen maakt zolang ze als ‘eilandbewoners’ onzichtbaar en rustig blijven.”

“Daarom moeten we dringend hard op tafel slaan en beleidsmakers de realiteit van onze job tonen. Want een nuchter en eerlijk beleid koestert sociale professionals die deze opdracht zo goed mogelijk proberen te vervullen.”

Zit er een oplossing in je hoed?

“Ik ben een bewogen opvoeder, geen professor of minister van welzijn. Afhakende collega’s, veel zand in de machine van leefgroepen of het onvermijdelijke isolement van de meest zorgbehoevende mensen: het zijn allemaal complexe problemen die velerlei oplossingen vragen. Ik dacht er al veel over na, sprak met jan en alleman en kroop in mijn pen. Maar ik heb geen pasklaar antwoord.”

“Misschien helpt het om te beginnen waar de nood het hoogst is. Als je niet kan garanderen dat begeleiders in het weekend even op adem kunnen komen of op hun verlofdag niet gebeld zullen worden om toch dienst te doen, dan weet je waar je eerst de uitslaande brand moet blussen. Doe dat door deze fantastische maar aartsmoeilijke job met alle mogelijke middelen te waarderen.”

Bron: sociaal.net