Er is momenteel veel discussie over het kunstenaarsstatuut in België. Hoewel er nog  geen definitieve beslissing is genomen, zijn er zorgen binnen de kunstwereld dat het statuut mogelijk wordt aangepast of afgeschaft. Dit zou grote gevolgen kunnen hebben voor kunstenaars, aangezien het statuut hen een specifieke werkloosheidsregeling biedt die rekening houdt met de onregelmatigheid van hun werk.

Sommige politieke partijen, zoals de MR en N-VA, hebben aangegeven dat ze het statuut willen hervormen of zelfs afschaffen. Dit heeft geleid tot ongerustheid in de sector, omdat bijna 8.000 kunstenaars hierdoor getroffen zouden kunnen worden. Tegelijkertijd roepen organisaties en beroepsfederaties de regering op om het statuut te behouden en pas in 2027 te evalueren, zoals oorspronkelijk gepland.

Het blijft een gevoelig onderwerp, en de toekomst van het kunstenaarsstatuut hangt af van verdere politieke beslissingen.

De minister-president van de Franse gemeenschap, Elisabeth Degryse (Les Engagés), verzet zich tegen een mogelijke afschaffing van het kunstenaarsstatuut. Dat heeft ze gezegd tijdens het vragenuurtje in het parlement. “Dat is een rode lijn”, zei ze.

De federale plannen om de werkloosheidsuitkering te hervormen, betekenen mogelijk het einde van het kunstenaarsstatuut, schrijft L’Echo woensdag. Kunstenaars hebben een werkloosheidsregeling die rekening houdt met het onregelmatige karakter van het beroep, waardoor ze tussen opdrachten door een uitkering kunnen ontvangen. Ongeveer 8.000 mensen zouden daar gebruik van maken. Maar minister van Werk David Clarinval (MR) lijkt volgens de krant van plan om alle werklozen jonger dan 55 jaar aan dezelfde regels te onderwerpen, inclusief kunstenaars.

De  werkloosheidsregelingen die rekening houden met meerdere moeilijkheden bestaan in verschillende vormen, binnen sommige economische sectoren. Toch viseren MR en N-VA het kunstenaarsstatuut, terwijl bijvoorbeeld andere tijdelijke werkloosheidsregelingen de sociale zekerheid vier keer zoveel kosten. Nochtans staat in het regeerakkoord dat “de hervorming van de vorige regering wat betreft de uitzonderingen voor kunstenaars behouden blijft”.

“Puur budgettair ga je geen grote besparing doen, de middelen voor de kunstwerkuitkering zijn bijzonder klein”, zegt een vakbondsafgevaardigde.

Het digitale platform Apache dook in de cijfers achter het kunstwerkstatuut en verschillende tijdelijke werkloosheidsregelingen en die geven Hostyn gelijk.

L’Echo, de Franstalige zusterkrant van De Tijd, bond  op 26 maart de kat aan de bel. Minister van Werk David Clarinval (MR) zou een hervorming van het kunstenaarsstatuut voorbereiden en ook voor kunstenaars het recht op een werkloosheidsvergoeding beperken tot twee jaar. Zijn redenering: de werkloosheidshervorming moet alle werklozen onder de 55 jaar aan dezelfde regels onderwerpen.

Dat betekent dat iemand één jaar betaald werk moet verrichten in de voorbije drie jaar om recht te hebben op maximaal één jaar werkloosheidsuitkering. Na vijf gewerkte jaren kan iemand maximaal twee jaar een werkloosheidsuitkering krijgen. Door die voorwaarden zouden amper nog kunstenaars recht hebben op een uitkering.

Het ‘ballonnetje’ was enigszins verrassend, aangezien het regeerakkoord heel duidelijk is. In het hoofdstuk over het arbeidsmarktbeleid staat dat “de hervorming van de vorige regering wat betreft de uitzonderingen voor kunstenaars behouden blijft”.

Negatief beeld

“Bij MR leeft een grote wens om het systeem van de kunstwerkuitkering fundamenteel te hervormen”, zegt Tijs Hostyn. “De partij wil de toegang tot werkloosheidsuitkeringen in lijn brengen met haar ideologie en retoriek. MR springt in Wallonië in een gat dat er is door de afwezigheid van extreemrechts.”

“In Vlaanderen hangt extreemrechts een negatief beeld op van de kunstensector als ‘subsidieslurpers’ die geld verspillen en op eigen benen moeten staan. MR zit op een federaal kabinet waar ze een instrument hebben om daar tot stevige hervormingen of zelfs een afschaffing te gaan.”

MR staat duidelijk niet alleen. Volksvertegenwoordiger Axel Ronse (N-VA) beaamde dat principe in De Standaard, maar hield meteen een slag om de arm. “In het regeerakkoord staat dat we de werkloosheidsuitkering tot twee jaar beperken. Het artiestenstatuut is ook een vorm van werkloosheidsuitkering. De vraag is nu of dat statuut mee in die beperking valt.” Daarnaast pleit Ronse ook voor een doorlichting van de commissie die de erkenningen uitreikt en hij wil het aantal erkenningen beperken.

Sinds 1 oktober 2022 is er een nieuw statuut voor kunstwerkers. De nieuwe regeling geldt voortaan ook voor mensen die artistieke of technische ondersteuning bieden aan kunstenaars. Net als kunstenaars werkt omkaderend personeel vaak op projectbasis met tijdelijke contracten en zijn er periodes waar er minder of geen werk is.

Sociale rechten

Bovendien voeren kunstwerkers ook veel onzichtbaar (voorbereidend) werk uit. Anders dat wat het volksbegrip ‘kunstenaarsstatuut’ doet vermoeden, vormt de werkloosheidsuitkering geen apart statuut binnen de sociale zekerheid.

Het is de Kunstwerkcommissie en niet langer de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) die sinds begin 2024 beslist aan de hand van een reeks objectieve criteria of iemand een kunstwerker is. Met dat attest kunnen kunstenaars een kunstwerkuitkering aanvragen. Het attest maakt het voor kunstenaars mogelijk om sociale rechten op te bouwen.

Het kunstwerkattest maakt het mogelijk om via contracten te werken

Het kunstwerkattest zorgt ook voor enkele voordelen, onder meer tijdelijk verminderde sociale bijdragen, en de mogelijkheid om via contracten te werken die simpel gesteld het midden houden tussen een werknemer- en zelfstandigenstatuut (1 bis contracten).

Kunstwerkers blijven ingeschreven als werkzoekende maar mogen vacatures uit andere sectoren weigeren. De kunstwerkuitkering daalt niet in de tijd en blijft op 60% van het laatst verdiende loon.

Kleine subgroep

De interactieve statistieken van de RVA tonen dat voor heel 2024 ruim 8.300 kunstenaars voor ruim twee miljoen dagen vergoed werd. Daar is alles bij elkaar gerekend een uitgave van 135,1 miljoen euro mee gemoeid op een totaal van ruim 5,1 miljard uitgaven voor de globale werkloosheid.

Beroepsgroepen zoals havenarbeiders, diamantbewerkers of zeevissers hebben gelijkaardige regelingen

Binnen de grootste categorie werklozen, de zowat 288.000 uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, vormen kunstwerkers de op twee na kleinste subgroep (2,9%) werkzoekende werklozen. Dat blijkt uit het jaarverslag van de RVA. De gemiddelde maandelijkse uitkering bedraagt 1.748 euro.

De kunstwerkuitkering is namelijk een antwoord op specifieke werkomstandigheden. “De kunstwerkuitkering is op maat van de sector gemaakt. Iemand die in de bouw werkt, is onder contract bij een werkgever. Als er periodes zijn van weerverlet of tijdelijke werkloosheid, dan heeft die persoon binnen zijn contract recht op een uitkering. Bij kunstenaars is dat net omgekeerd.”

“Kunstenaars worden voor korte contracten ingeschakeld en onvermijdelijk staan ze niet elke dag onder contract. De kunstwerkuitkering is er om die periodes op te vangen, al zijn kunstenaars dan ook wel bezig met een dossier, leren ze teksten voor een volgende productie of netwerken ze voor een nieuwe opdracht.”

Gelijkaardige regelingen

Ook andere beroepsgroepen, zoals havenarbeiders, diamantbewerkers of zeevissers hebben gelijkaardige regelingen. Het is net om banenverlies door economische (en andere) schokken te beperken dat de Belgische sociale zekerheid in de loop der jaren een werkloosheidsstelsel uitbouwde.

kunstenaars bedreigd

Het is niet de eerste keer dat kunstenaars zich bedreigd voelen door besparingen, zoals deze protestbrief in het Antwerpse M HKA illustreert. (© Tijs Vanderstappen (Belga))

De RVA onderzoekt jaarlijks zowat anderhalf miljoen dossiers om te beslissen of die personen recht hebben op een uitkering en om een bedrag toe te kennen. Het gros (40%) gaat over mensen die een volledige werkloosheid aanvragen maar 12% van die dossiers valt onder de bijzondere categorieën zoals havenwerkers, zeevissers, diamantbewerkers of grensarbeiders.

Van die 5,1 miljard euro aan uitgaven voor de globale werkloosheid gaat 3,9 miljard naar uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en bijna 500 miljoen naar allerlei vormen van tijdelijke werkloosheid. Dat zijn regelingen die rekening houden met weerverlet, maar ook overmacht of economische oorzaken. Die tijdelijke regelingen kosten de sociale zekerheid jaarlijks vier keer zoveel als de geviseerde kunstwerkuitkering.

In heel België maakten in 2024 bijna 127.000 mensen gebruik van het systeem van tijdelijke werkloosheid. Zij werkten voor bijna 38.500 werkgevers, vooral in de industrie, gevolgd door de bouwnijverheid en de dienstensector. Die werknemers, die gemiddeld 23 dagen per jaar tijdelijk werkloos zijn, namen samen meer dan 8,2 miljoen dagen op.

Erkenning van havenarbeiders

Ook de ruim 9.200 (erkende) havenarbeiders kunnen van die regeling gebruik maken. En dat blijkt evenzeer structureel. Om de veiligheid in de havens te waarborgen erkent de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg havenarbeiders.

Havenarbeiders worden ofwel tewerkgesteld bij een werkgever of opgenomen in een zogenaamde pool die werkgeverscentrales per havengebied inrichten. Wanneer er onvoldoende werk is, kunnen die een beroep doen op de regels rond tijdelijke werkloosheid op grond van het ‘gebrek aan werk wegens economische oorzaken’.

De voorbije vijf jaar zijn maandelijks gemiddeld ruim 1.550 vaste havenarbeiders tijdelijk werkloos. Op jaarbasis keerde de RVA de afgelopen vijf jaar gemiddeld meer dan 71.000 dagen tijdelijke werkloosheid uit, met een uitschieter in 2023 toen maar liefst 98.000 dagen tijdelijke werkloosheid vergoed werden. In diezelfde periode kost de tijdelijke werkloosheid van havenarbeiders op jaarbasis gemiddeld 4,5 miljoen euro aan de sociale zekerheid.

Vraag is nu waarom MR of N-VA willen knippen in een van die specifieke regelingen en niet alle regelingen die banenverlies willen vermijden door economische schokken te ondervangen. “De kunsten- en cultuursector heeft zowel Vlaams als federaal nood aan ondersteuning. Maar het is een sector die ook economisch veel op gang brengt.” “Een cultureel evenement brengt mensen samen die ook nog eens uitgaven doen en dat komt de economie ten goede.  Er is al veel onderzoek gedaan naar de manier waarop cultuur andere sectoren in gang steekt, terwijl de kost die daar tegenover staat zeer beperkt is. Een samenleving krijgt ook niet-economisch veel terug van de kunst- en cultuursector. Toch wordt de sector afgedaan als een last.”