Als jongeren op het matje verschijnen bij het gerecht, mag dat voor procureur des Konings Ine Van Wymersch nooit een eindpunt zijn. Wel een kans. “Scholen en rechters hebben een andere taak, maar kijken door dezelfde bril: jongeren zijn jong en maken fouten, maar we geven ze nooit op.”

Zelf kreeg Ine Van Wymersch tijdens haar schoolloopbaan zelden straf. Ruim 2 jaar geleden werd ze procureur des Konings bij het parket Halle-Vilvoorde. Sindsdien vraagt ze in de rechtbank voor de beschuldigde een straf in naam van de maatschappij.

Als je als procureur met jongeren in contact komt, is het dus al ergens goed misgelopen?

Ine Van Wymersch: “Klopt, maar dat de rechtbank enkel straffen uitdeelt, is een fout beeld. Niet elke jongere die iets mispeutert, komt voor de jeugdrechter of krijgt een straf. Door het jeugddelinquentiedecreet is er heel wat mogelijk tussen de aanklacht seponeren en de jeugdrechter vorderen. We leggen voorwaarden op die we controleren, bieden herstelbemiddeling aan of kiezen voor een positief project zoals staptochten. Zo geven we trapsgewijs kansen. Als de politie vaststelt dat kinderen in erbarmelijke omstandigheden leven, stelt ze een proces-verbaal op en schakelt ze het parket in. Dat beslist welke hulp verplicht is voor het gezin.”

“Aan elk feit dat een jongere pleegt, geven we wel gevolg. Wie in de Hema een lippenstift steelt zonder dat daar een reactie op komt, steelt er de volgende keer nog een paar oorbellen bij. Jongeren mogen niet het gevoel hebben dat dat straffeloos kan. Maar we schieten daar niet in door. We sturen die jongeren en hun ouders een brief: ‘We zijn op de hoogte van de diefstal, maar beslissen je niet te vervolgen. Dit is een kans die je krijgt.’ Uiteraard houden we het dossier bij voor als de dader hervalt. Maar we sturen niet iedereen naar een gesloten instelling.”

“We kijken bovendien altijd naar de context. Als een jongere steelt omdat er thuis geen geld is voor eten, is straffen niet de oplossing. We pakken de opvoedingssituatie aan en gidsen het gezin naar de juiste hulp. Uiteraard geven we ook het signaal dat diefstal niet oké is. Door die jongere gemeenschapsdienst aan te bieden, zodat hij zijn misstap kan goedmaken. Jongeren grijpen echt wel kansen als die aansluiten bij hun dagelijkse realiteit. Aan een gezin in financiële moeilijkheden een geldboete geven, is wereldvreemd. Zo geef je ook geen strafstudie aan een leerling die zijn huiswerk niet gemaakt heeft omdat zijn moeder opgenomen werd in het ziekenhuis.”

Wil dat zeggen dat het gerecht soms de redding van jongeren is?

Ine Van Wymersch: “Hopelijk de redding, maar minstens een nieuwe kans. Een jongere biechtte me op: ‘Ik ben blij dat jullie me gestopt hebben. Ik zat in een spiraal van geweld, het lukte thuis en op school niet meer en ik raakte er zelf niet meer uit’. Ze staan niet in de rij om dat te komen zeggen, maar in de dossiers zien we vaak een keerpunt.”

“Er zijn natuurlijk ook jongeren die we niet op het rechte pad krijgen. Maar elke jongere is het waard om ons hele arsenaal aan middelen op los te laten. Het gerecht is geen ‘einde verhaal’, het is een traject. Elk dossier van de jeugdrechtbank komt jaarlijks opnieuw ‘op zitting’ en we volgen het permanent op. Een dossier afsluiten doen we pas als we echt denken dat alles in orde komt.”

Wie investeert in onderwijs en welzijn, bespaart automatisch op het gerecht

Ine Van Wymersch

Procureur des Konings

“We kiezen voor een individuele aanpak. We onderzoeken hoe die jongere omringd wordt en welke hulp hij krijgt. Wat weten we over de ouders? Zijn ze oké, beleefd en correct bij de politie, dan leggen we een contactverbod met foute vrienden op zodat de ouders hun opvoeding kunnen verderzetten. Maar als ouders hun taak niet aankunnen, is een tijdelijke opname in een instelling misschien zinvoller. We werken altijd samen met verschillende hulpverleningsdiensten, met de school ook. We zijn de stok achter de deur, maar er moet wel een deur zijn.”

“We handelen zoals in een school. Je voert als klasleraar een algemeen beleid, maar er zijn altijd enkele leerlingen die je speciaal opvolgt. Als je een groepje jongeren met wiet betrapt op een festival is dat iets anders dan jongeren die voor de zoveelste keer in een station drugs verkopen en zelf verslaafd zijn. We kijken bij jongeren naar de feiten, maar ook naar hun persoonlijkheid en netwerk. Die 3 puzzelstukken bepalen onze aanpak.”

Je luidde de alarmbel over het welzijn van jongeren tijdens de coronaperiode. Ziet het gerecht daar de uitwassen van?

Ine Van Wymersch: “Er werd minder gestolen, want iedereen bleef thuis. En de politie pikte drugskoeriers sneller van de straat. Ik gaf tijdens die periode meermaals het signaal – ook aan de pers – dat het tijdens de wachtdiensten van de politie allemaal rond familiaal geweld of psychische problemen draaide. Elke keer volgde hetzelfde antwoord: ‘We hebben geen cijfers’. Dus is er officieel geen toename.”

“Maar als intrafamiliaal geweld toeneemt, zie je dat niet noodzakelijk in cijfers. Wanneer valt het op? Als je op school komt met een blauw oog of op het werk niet opdaagt. Als scholen sluiten en iedereen thuiswerkt, zet je daders en slachtoffers samen. Dan is er geen aangifte. Ook het aantal jongeren met psychische problemen steeg. We verloren onderweg heel wat jongeren. Kijk maar naar het toegenomen aantal tieners dat een eetstoornis ontwikkelde of wegliep van huis.”

“Soms komen jongeren pas bij het gerecht terecht na een zelfdodingspoging. Maar tussen niet goed in je vel zitten en zelfdoding proberen te plegen, zit een hele spreidstand aan problemen die onze collectieve aandacht verdienen. We moeten samen ingrijpen om te vermijden dat het zover komt.”

Welke rol speelde de sluiting van de scholen?

Ine Van Wymersch: “Leraren deden heel veel moeite om contact te houden met hun leerlingen. Maar als ik naar mijn eigen gezin kijk – een middenklassegezin zonder issues – met 4 kinderen die tegelijk digitaal onderwijs krijgen, weet ik het wel. Wij hebben daar de infrastructuur niet voor. Hoe gaat dat in een gezin met weinig middelen en zonder sociaal netwerk? Als je in een kansarm gezin opgroeit, ben je nu nog kansarmer. Niet alleen financieel, maar ook qua toekomst. Ik maak me veel zorgen over die groep.”

“Als je scholen sluit, knip je de eerste noodlijn van jongeren door. Doordat ze die ‘eerste hulp’ missen, escaleert het gedrag van jongeren sneller, waardoor politie en justitie moeten ingrijpen. Wat helemaal niet de wenselijke weg is. Tussenkomst van politie is ingrijpend, jongeren gedwongen laten opnemen niet de ideale weg. Dat we zo vaak moesten tussenkomen, toont de omvang van de ijsberg. Wij zien enkel het topje.”

“Ik was vanuit justitie altijd vragende partij om de scholen – die grote reddingsboeien zijn voor kinderen – open te houden. Ik krijg weleens de vraag of ik bij justitie genoeg financiële middelen heb. Als ik morgen een zak geld krijg, geef ik die met veel plezier aan scholen en de welzijnssector. Als zij voldoende mensen hebben, heb ik genoeg middelen om in te grijpen waar het echt fout loopt.”

“Ook voor justitie moeten de wachtlijsten in de gezondheidszorg en hulpverlening weggewerkt worden. Veel jongeren belanden bij het gerecht omdat ze op lange wachtlijsten botsen. Of hun ouders. Ik gebruik een cliché: de depressie van moeder of het overmatige alcoholgebruik van vader wordt niet aangepakt. Als dat aansleept, dan dragen de kinderen daar de gevolgen van.”

Hoe kunnen scholen het gerecht helpen?

Ine Van Wymersch: “Door transparant te zijn over hun beleid. Als de school een ‘aanklampende opvolging’ opstart voor bijvoorbeeld drugs, blijven we een beetje op de achtergrond. We weten: als de directeur ons belt, dan is er echt een probleem. Scholen zijn als een gezin: als ze de boel onder controle hebben, zijn wij overbodig. Hoe ze dat doen? Door niet alleen te aaien en zalven, maar ook af en toe een streng signaal te sturen.”

“Helaas geven steeds meer ouders hun kinderen op. Ze denken dat de school en de politie het wel oplossen. We proberen de ouders te responsabiliseren. Als het hen niet lukt om hun kinderen na de avondklok binnen te houden, moeten ze begeleiding krijgen. Nu, en niet binnen 6 maanden omdat er een wachtlijst is. En liefst voordat die jongeren feiten plegen. Vaak vorderen we de jeugdrechter voor delinquent gedrag én voor een problematische opvoedingssituatie. Het een komt zelden zonder het ander. Geen enkele 14-jarige staat ’s ochtends op en zoekt wat vrienden om een apotheek te overvallen. Daar gaat een lange weg van gemiste kansen aan vooraf.”

“Tijdens een verhoor vertellen jongeren hun hele verhaal. ‘Ik zit al in mijn zesde school, ik voel me daar niet thuis, een diploma halen, lukt me nooit. Ik heb het opgegeven.’ Jongeren hebben heel veel aan die ene leraar die wél in hen gelooft of die ene CLB-medewerker die hen níet loslaat. Want hoe stoer ze ook zijn, ze verlangen naar een cocon of nest. Ook de stoerste krijg je mee als hij voelt dat hij een echte kans krijgt. Want hoe vaak horen ze niet ‘Jij weer?!’”

Hoe belangrijk is het nest waarin je geboren wordt?

Ine Van Wymersch: “Het nest waaruit je komt, bepaalt veel. Maar niet alles. De rechter zegt dat vaak tegen een jongere: ‘Je ouders hebben er niets van gebakken. Maar dat mag je niet als excuus blijven gebruiken. We bieden je nu een aantal kansen. Grijp ze!’ Maar dikwijls durven of kunnen ze dat niet zien. Laad je maar voor de zesentwintigste keer op als er eindelijk een begeleider is. Ze zijn al zo vaak terug naar start gevlogen.”

“We vragen veel van jongeren. Mensen die werk zoeken en na 3 negatieve sollicitaties de moed verliezen, krijgen begrip. Maar jongeren die telkens weggestuurd worden en in een nieuwe school moeten starten, vinden we lastposten. Ik begrijp hun wanhoop, onmacht of gebrek aan goesting. We moeten ook de vraag durven stellen hoeveel kansen echte kansen zijn. ‘Herpak je’ mag geen hol begrip zijn. We moeten hen zo omkaderen dat dat ook echt mogelijk is en uitleggen hoe ze dat kunnen doen.”

Wat denk je als het over je eigen kinderen gaat? ‘Met een goede basis komt het wel in orde’ of ‘Het kan snel misgaan’?

Ine Van Wymersch: “Wat je als ouders in je kind investeert, kan je niet onderschatten. Tegelijkertijd is de grens tussen wanneer het goed of fout loopt flinterdun. Ik zal nooit een ouder met de vinger wijzen, want zoveel andere factoren spelen een rol. Zoals je vriendenkring. Ik probeer aan mijn kinderen mee te geven dat het belangrijk is je buikgevoel te volgen over wat een goede en een slechte situatie is. Jongeren weten zelf wel dat die vriend of vriendin niet oké is. Maar hoe stap je weg als je voelt dat iets niet deugt, zonder gezichtsverlies te lijden en zonder daarna gepest te worden?”

“Toch kan elke jongere op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn. Dan is het zaak om hen niet te lossen. Ik vraag aan de politie om de eerste reactie van de ouders te noteren als ze voor hun kind naar het commissariaat moeten komen. Leraren herkennen dat wel. Na de eerste godverdomme – mensen zijn ook maar mensen – voel je heel snel of ze hun kind zullen aanmoedigen om zich te herpakken of het loslaten. En als je dat laatste voelt of je vraagt je af hoe de ouders waarden of normen kunnen doorgeven aan hun kinderen, zal je vroeg of laat met een alternatief moeten komen.”

Je mag het vak ‘Mens en Samenleving’ geven in het secundair. Wat vertel je?

Ine Van Wymersch: “Dat ze actief moeten investeren in mensen rondom hen die het goed menen. Meer dan ooit. Want met het vingertje zeggen ‘dat mag niet’, werkt niet. Fouten maken ze allemaal. Dan bepaalt hun vangnet of ze verder geraken of niet.”

“En ik zou uitleggen hoe belangrijk je excuseren is, herstellen wat fout ging. Maak je brokken, neem dan je verantwoordelijkheid. Én vervolgens preciseren hoe je dat doet. Als je uit frustratie een kras hebt gemaakt op de auto van de buurman en je ouders hebben daardoor miserie, ga dan werken in het weekend om de kosten te betalen. Dan maak je een nieuwe start.”

“Minderjarigen hebben meer in de hand dan ze denken. Zoals excuses aanbieden. Mensen zeggen ‘wat is dat waard?’ maar in een zitting zien we dat dat enorm veel betekent voor slachtoffers. Als je gemeende excuses aanbiedt, kan je met een schone lei beginnen. Soms moeten de mensen rondom de jongeren een duwtje geven. Ze niet alles alleen laten oplossen.”

Bron: Klasse