De aanslepende coronacrisis zal de Belgische staatsschuld boven 120 procent van het bruto binnenlands product (bbp) tillen.
Hoeveel kan België hebben voor het failliet gaat?
Nu de Belgische economie voor een tweede keer midscheeps wordt getroffen door een coronagolf, kan het broze optimisme van de zomer en het bijbehorende economische herstel in de vuilnisbak. Als België de volgende maanden van golf naar golf sukkelt, dreigt ook 2021 een jaar met een krimpende economie te worden. De Nationale Bank raamde in juni de schade die een tweede golf zou aanrichten. De economie zou dit jaar met 13 procent krimpen, de werkloosheid zou oplopen tot 10 procent en de staatsschuld zou tegen 2022 stijgen tot 130 procent van het bbp.
“En dan?”, is de reactie van veel economen. De overheid heeft geen andere keuze dan de economie royaal te ondersteunen. De schade dreigt zelfs veel groter te worden als de overheid gezonde bedrijven failliet zou laten gaan. Het steunbeleid is als het ware een nuttige investering, want de factuur van niets doen zou nog veel hoger oplopen. Kortom, de staatsschuld moet nu hoger, om ze later beter te kunnen afbouwen. Bovendien geniet de Belgische overheid van negatieve rentevoeten. Dat zorgt ervoor dat de rentelasten vlot onder controle blijven, dat er geen rentesneeuwbal ontstaat en dat de schuldratio op termijn vanzelf stabiliseert. Op dit ogenblik hoeft de overheid dus niet op een euro te kijken om de coronacrisis te lijf te gaan. Een gratis lunch lijkt dus toch te bestaan. De overheid eet die aan de begrotingstafel gulzig op.
Maar de bomen van de overheidsschulden groeien niet tot aan de hemel. Er zou zelfs een eerste alarmbel moeten afgaan. Om het in het jargon van vandaag te zeggen, de situatie van de Belgische overheids-financiën gaat van code groen naar code geel. De Nationale Bank berekende in september nog tot welk niveau de Belgische overheidsschuld de stempel ‘veilig’ verdient. Met een veilig niveau bedoelt de Nationale Bank een niveau waarbij de regering de schuld nog onder controle kan houden met een klassiek begrotingsbeleid van besparen en belasten, zelfs als de omstandigheden voor langere tijd tegenzitten.
Als het begrotingsbeleid niet meer volstaat om de schulden onder controle te houden, dan moet een regering teruggrijpen naar nucleaire opties, zoals het bewust nastreven van inflatie, het herstructureren van de schuld of de schuld niet meer terugbetalen, wat bijzonder zware economische gevolgen heeft. Een land mag in dat laatste scenario als failliet worden omschreven.
De Nationale Bank ziet de Belgische overheidsschuld als veilig tot een niveau van 120 procent van het bbp. Boven dat niveau is er een kleine kans dat de regering de greep verliest op de overheidsfinanciën als onheil toeslaat, zoals de financiële crisis van 2008 of de huidige coronacrisis. Andere Europese landen hebben een vergelijkbare veilige bovengrens. Onze grens zou hoger geweest zijn zonder de relatief grote omvang van de Belgische banksector. De ervaring van twaalf jaar geleden leert dat een stevige bankencrisis een bijzonder dure affaire is voor de schatkist. Die crisis tilde de overheidsschuld van een kleine 90 naar 100 procent. De coronacrisis duwt ons nu in de lift naar de volgende verdieping van 120 procent. Het is alarmerend dat de schuld bij elke crisis hoger springt, maar daarna niet meer daalt in betere tijden, onder druk van de vergrijzing en een te lage economische groei. Dat zal na de coronacrisis niet anders zijn. Een volgende crisis dreigt de schuld richting 140 procent te duwen. Code geel wordt dan code oranje voor de overheidsschuld.
Voorlopig volstaat code geelt omdat de rente op de overheidsschuld gevoelig lager ligt dan de economische groei. De rentelasten stijgen daardoor minder snel dan onze terugbetalingscapaciteit toeneemt, wat een wereld van verschil maakt. De Nationale Bank houdt in haar berekening van de veilige bovengrens van de overheidsschuld slechts beperkt rekening met dat gunstige verschil tussen de rente en de groei. Mocht de rente voor eeuwig en drie dagen lager blijven dan de groei, dan kan de overheid ongestoord schulden blijven maken.
Gezien de lage rente al jaren consistent lager is dan de groei, kan dat het nieuwe normaal zijn. Maar dat betekent niet dat de lage rente een geschenk van de goden is. De lage rente is ook een gevolg van de zwakke economische groei en een lage inflatie, die het moeilijk maken om de staatsschuld te verminderen. De lage rente is dus evenveel een symptoom van de onderliggende kwaal als de ultieme genezende kuur voor de overheidsfinanciën. Economen smeken daarom dat de extra uitgaven vooral naar productieve investeringen vloeien, terwijl politici sneller extra lopende uitgaven op de rails krijgen. Bovendien heeft zelfs een beperkte rentestijging of een groeivertraging een grote impact. Daalt het verschil tussen de rente en de groei met 100 basispunten, dan daalt de veilige bovengrens met liefst bijna 20 procentpunt. Het verleden leert ook dat de rente plots kan stijgen, bijvoorbeeld als de financiële markten het vertrouwen verliezen in een land. Normaal gezien is die ezelsstamp voorbehouden voor de ontluikende markten, maar tijdens de eurocrisis kwamen ook Europese landen als Griekenland, Italië en Spanje in het vizier.
Zelfs België bevond zich in 2008 eventjes op dat hellend vlak. Herinner u hoe de Belgische rente in het najaar van 2011 scherp steeg tijdens de Europese schuldencrisis. Beleggers eisten een hogere risicopremie vooraleer ze investeerden in Belgisch staatspapier. De gemoederen bedaarden dankzij het succes van de zogenaamde Leterme-bons. De speculanten beseften dat de Belgische spaarders met gemak de Belgische staat konden financieren en kozen voor de aftocht. Die spaarreserves van de Belgische economie, opgebouwd tijdens de voorbije decennia, blijven een grote troef om het vertrouwen van het buitenland te behouden. België heeft een netto buitenlandse spaarpot van ongeveer 200 miljard euro, wat de optelsom is van een rijke private sector en een arme overheid.
Niet alleen de Belgische spaarder dekt de kwetsbare begrotingsflank van de overheid af, ook de Europese Centrale Bank zet de overheden uit de wind. Via een bijzonder soepel geldbeleid helpt de ECB de rente extreem laag te houden. Door massaal overheidsobligaties op te kopen, financiert de ECB eigenlijk een groot deel van de tekorten. Maar Frankfurt schrijft geen blanco cheque uit. De ECB kan overheidsobligaties opkopen zolang dat past in het mandaat om een inflatie van bijna 2 procent na te streven. De poppen gaan aan het dansen als de inflatie begint op te lopen en de ECB de rente zou moeten verhogen. Zal de politiek die koerswijziging lijdzaam ondergaan, of zal ze de ECB dwingen de tekorten blijvend te financieren? Uiteindelijk is de ECB onafhankelijk zolang de politiek dat toelaat. Dat zijn zorgen voor morgen, maar een inflatiescenario is een van de manieren om de overheidsschulden af te bouwen.
De Nationale Bank besluit dat er op korte termijn geen reden tot paniek is. België is nog lang niet failliet, zeker omdat de rente zo laag is. Maar er is wel reden tot bezorgdheid. Er is geen enkel theorie die de stijging van de overheidsschuld, zoals waargenomen sinds de late jaren zeventig, goedpraat. En zelfgenoegzaamheid is uit den boze, omdat de ruimte om een nieuwe tegenslag op te vangen na elke crisis kleiner wordt, en omdat een schuldencrisis bijzonder schadelijk is voor de economie. Niemand heeft er baat bij de limieten van onze schuldcapaciteit te testen. Bron: Trends