De leerachterstand bij leerlingen is groter dan ooit. Reden: het lerarentekort.
In het lager en middelbaar onderwijs vallen de afgelopen maanden steeds meer leraars uit die niet vervangen kunnen worden. Bepaalde vakken hebben leerlingen al maanden niet meer gehad. Hoe halen kinderen deze leerachterstand ooit nog in?
Socioloog Dirk Jacobs stuurde anderhalve week geleden een frustratietweet de wereld in. “Al maandenlang krijgen mijn 16-jarige dochter en 12-jarige plusdochter voor verschillende vakken geen les. Ik hoor gelijkaardige echo’s van andere scholen. Ik hou echt mijn hart vast voor het lerarentekort en de te verwachten impact op kwaliteit van het onderwijs.”
Ook bij collega’s klinken gelijkaardige verhalen. Op de ene school is het de leerkracht Frans die een volledig trimester niet vervangen is, op een andere school wordt het hoofdvak cultuurwetenschappen al sinds de herfstvakantie slechts sporadisch gegeven omdat de ene na de andere leerkracht uitvalt wegens niet geschikt of burn-out. Ook in het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers worden de leerlingen stelselmatig meerdere uren per week vroeger naar huis gestuurd wegens een tekort aan leerkrachten.
Dat leidt bij de ouders stilaan tot wanhopige noodkreten. Het probleem lijkt met de week zelfs nog erger te worden. “Dat is niet louter de perceptie”, zegt onderwijsspecialist Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool Gent). “Het afgelopen anderhalf jaar hebben we elf keer de leraren bevraagd over het lerarentekort op hun school en daaruit kunnen we een stijgende tendens afleiden. In de laatste rondvraag twee weken geleden gaf 43 procent aan dat er klassen zijn die meerdere uren per dag geen les krijgen. In november 2020 was dat nog maar 20 procent.”
In tegenstelling tot wat velen denken, blijken de grootste problemen zich bij de taalvakken te situeren: 21 procent bij de vreemde talen en 7 procent bij het Nederlands. “Dat zijn nu net de vakken waarin contactmomenten het belangrijkst zijn”, geeft Kristof De Witte, onderwijseconoom aan de KU Leuven aan. “Taal vraagt immers interactie: je moet woordenschat en grammatica vaak herhalen en toepassen en dus veel spreekkansen bieden. Bij de exacte wetenschappen is dat minder het geval en kunnen theorie en oefeningen eenvoudiger deels digitaal aangeboden worden.”
Want daar ligt volgens De Witte de oplossing om dit probleem op korte termijn aan te pakken. “Je moet de leraren die er wel zijn efficiënter inzetten. Dat kan door te kiezen voor blended learning, waarbij je een aantal theoretische lessen op video opneemt en waarbij de leerlingen deze theoretische kennis zo kunnen aanleren. Daarbij is het wel belangrijk om centraal leermateriaal aan te maken – daar wringt het schoentje vaak nog in ons land. Bij de terugkeermomenten in de klas kan er dan heel concreet ingegaan worden op de vragen van de leerlingen en kan er geoefend worden.”
Maar De Bruyckere ziet hier op dit ogenblik belangrijke obstakels. “Dat zou goed zijn als er minder leraren zijn, maar nu zijn er vaak helemaal geen voor bepaalde vakken. Dan is dit dus geen oplossing. Ik zie de toekomst dan ook heel somber in. Kijk bijvoorbeeld naar een stad als Amsterdam, daar hebben ze nu beslist om nog maar vier dagen les te geven in plaats van vijf omdat er niet genoeg leraren zijn. Meestal zijn zij drie jaar voor op onze miserie. Ik ken geen magische toverformule om ervoor te zorgen dat dit op één-twee-drie opgelost geraakt.”
NEGATIEVE SPIRAAL
Het behalen van de eindtermen zal niet meteen het grootste obstakel zijn, geeft De Bruyckere aan. “Dat zijn minimumnormen: deze zullen nog wel gehaald kunnen worden. Maar ik hou vooral mijn hart vast voor de aansluiting op de volgende jaren en op het hoger onderwijs, dat zal lastiger worden. Bepaalde vakken die leerlingen minder gekregen hebben, zullen ook niet zo snel gekozen worden aan de universiteit of de hogeschool. Vaak zijn het immers de leraars die hun leerlingen enthousiasmeren voor bepaalde leerstof. Zo kom je echt in een negatieve spiraal terecht, die we nog jaren met ons gaan meeslepen: je zal voor die vakken in de toekomst nóg minder leerkrachten ter beschikking hebben.”
De Bruyckere stipt nog een ander probleem aan, dat vaak onder de waterlijn blijft. “In het beroepsonderwijs is de situatie nog schrijnender. Maar omdat het daar over kleinere aantallen gaat, wordt dat onder de mat geveegd. Toch zijn contactmomenten daar nog belangrijker. Het gaat hier bovendien over knelpuntberoepen, zoals metselaars of elektriciens. Ook voor onze economie heeft dat rechtstreekse gevolgen.”
PRIVÉLESSEN
De ouders hebben dus best wel redenen om ongerust te zijn. Maar kunnen ze zelf iets doen om hun zoon of dochter te helpen? “Ze kunnen een handboek vastpakken en over de leerstof praten met hun kinderen”, zegt De Witte. “Maar dat is vanzelfsprekend geen vervangmiddel. Het is wel beter dan niks.”
Sommige ouders kiezen ervoor om hun kinderen privélessen te laten volgen. “Dat is allemaal goed te begrijpen, maar het maakt het probleem nog erger”, zeg De Witte. “Zo worden potentiële leerkrachten ook nog eens uit het systeem gehaald. Volgens mij doen deze privéleraars het trouwens niet voor het geld, maar gewoon omdat het leuker is om met kleinere groepjes te werken van gemotiveerde leerlingen. De sociaal-economische verschillen worden zo nog meer uitgediept tussen de ouders die zich dat kunnen permitteren en de ouders voor wie zoiets onbetaalbaar is.” Bron: DM