Directeurs die voor de klas moeten staan, gepensioneerden die teruggehaald worden en leerlingen die vele uren studie in plaats van les krijgen. Hoogleraar pedagogie Els Consuegra (VUB) schetst waarom het lerarentekort zo acuut is en we de lat voor kandidaat-leerkrachten vooral niet lager moeten leggen.
Bijna een kwart van de leerkrachten geeft in een bevraging van Teacher App Vlaanderen aan dat leerlingen meerdere uren per dag geen les krijgen. In Brussel krijgen sommige scholen tot 25 procent van hun personeel niet ingevuld. Het tekort is er zo groot dat de sluiting van scholen volgens Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs, een “reële dreiging” is.
Toch is hoogleraar pedagogie Els Consuegra (VUB) niet verbaasd. “Sinds 2000 is de leerlingenpopulatie toegenomen, eerst in het lager en dat zet zich nu door in het middelbaar. Het aantal leerkrachten neemt daarentegen af. Bij leraars is er, zoals in veel sectoren, een pensioneringsgolf aan de gang. Het deel dat vertrekt, raakt niet aangevuld, omdat we steeds minder starters hebben. Velen van deze starters houden het bovendien niet lang vol in de sector.”
Nochtans heeft het Vlaams onderwijs een personeelslid per 8,4 leerlingen, veel beter dan het Europese gemiddelde van één per 9,2 leerlingen. Hoe komt het dat er dan zo veel scholen zonder leerkrachten zitten?
“Voornamelijk omdat deze personeelsleden inefficiënt verdeeld zijn. Kijk bijvoorbeeld naar Brussel, met zijn twee gemeenschappen en verschillende inrichtende machten. Op een zakdoek heb je soms een Franstalige school van het katholieke netwerk en een van de overheid met min of meer hetzelfde aanbod, en langs Nederlandstalige kant hetzelfde.”
Geraken we er dus alleen als we onze onderwijsstructuur vereenvoudigen?
“Je kunt natuurlijk niet van de ene op de andere dag de koepels en gemeenschappen afschaffen. Dit is een ontzettend complex probleem waar niet één hapklare oplossing voor is, maar het herbekijken van hoe we leraars over studierichtingen en koepels verdelen moet er zeker een van zijn. Als je als overheid deze structuur wil behouden, is het wel belangrijk dat je erkent dat dit met een kostprijs komt. Maar in plaats daarvan kiest onze overheid ervoor om bij deze begroting te besparen op onderwijs.”
Hoe komt het dat steeds minder mensen warmlopen voor een opleiding tot leerkracht?
“We proberen al lang om mensen naar het onderwijs te krijgen door alternatieve routes en verkorte trajecten aan te bieden. Zo kan je misschien op korte termijn een aantal mensen aanwerven, maar zo creëer je wel het idee dat het iets is wat iedereen kan en geen specifieke vaardigheden vereist. Dat werkt niet. Uit internationaal onderzoek weten we dat in landen waar leraars hogeropgeleid zijn, ze minder problemen hebben om aan genoeg leraars te komen. Het lijkt me dus interessant om te onderzoeken wat het effect zou zijn om bijvoorbeeld een master lager onderwijs in te voeren.
“Ook de feminisering van het beroep speelt een rol. Tegenwoordig bestaat het leerkrachtenkorps in het basisonderwijs voor meer dan 80 procent uit witte vrouwen. Een groot deel van de bevolking herkent zich dus niet in leerkrachten en voelt zich dus ook niet aangesproken om dit nog te doen. Welke man wil nu nog leerkracht lager onderwijs worden, als ze daar geen rolmodellen hebben?”
Pleit u dan voor quota in het lerarenkorps?
“Je moet toch tenminste de ambitie tonen om naar een diverser lerarenkorps te gaan. Het zou bijvoorbeeld al mooi zijn als de streefcijfers die voor Vlaamse administraties gelden, ook op onderwijs zouden toegepast worden. Dan pas kun je ze ook monitoren.”
Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) maakte het vorig jaar mogelijk dat zij-instromers tot acht jaar anciënniteit kunnen meenemen als ze overstappen naar het onderwijs om een knelpuntvak te geven. Kunnen we daar nog meer winst boeken?
“Eigenlijk is dat maar een druppel op een hete plaat. Want er zijn natuurlijk heel wat mensen die meer dan acht jaar anciënniteit hebben opgebouwd en dus uit de boot vallen. Bovendien is het veel te beperkt om alleen te kijken naar bepaalde knelpuntvakken. Zeker in grootsteden, bijvoorbeeld Brussel, gaat het probleem wel wat breder dan dat.”
Wat kunnen we doen om meer leerkrachten naar steden als Brussel te leiden, waar het tekort het hoogst is?
“Wonen in een stad als Brussel heeft een meerkost, die de overheid zou moeten erkennen. In het buitenland gebeuren bijvoorbeeld interessante experimenten, waarbij ze woonbonussen of verplaatsingstoeslagen uitdelen aan leerkrachten die in grootsteden komen werken. En zeker in scholen met kwetsbare groepen moeten leerkrachten meer ondersteund worden, want meer dan in het buitenland hebben jonge leerkrachten hier vaak het gevoel dat ze er alleen voor staan.”
Dat zijn allemaal maatregelen die over enkele jaren een verschil kunnen maken. Maar wat kunnen we op de korte termijn doen?
“Net als in Nederland zouden we meer onderwijsassistenten kunnen inschakelen die de leraars helpen met bepaalde taken. We zouden het Leraar-in-opleiding-traject kunnen aanpassen, zodat leerkrachten voltijds vergoed worden, maar slechts deeltijds lesgeven en ruimte hebben om daarnaast de lerarenopleiding te volgen. Dat zou het voor veel mensen haalbaarder maken. Maar hier en daar een maatregel zal niet volstaan, we gaan alles moeten doen om het tij nog te keren.”
Bron: De Morgen