De onderwijsbonden beschuldigen Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) van woordbreuk. Weyts heeft volgens hen een eerdere belofte gebroken over een pensioenregeling voor leraren die de voorbije jaren minder uren zijn gaan werken via een speciaal verlofstelsel. Volgens de onderwijsbonden was destijds beloofd dat die uren zouden meetellen voor de berekening van hun pensioen, maar Weyts zegt nu dat dat “onrechtvaardig” zou zijn tegenover de leraren die meer uren werken.
Om te begrijpen waar de frustraties van de vakbonden vandaan komen, moeten we terug naar 2017. Toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) maakte toen komaf met de wildgroei van verlofstelsels in het onderwijs. Drie verlofstelsels werden onder meer samengevoegd in één verlof voor verminderde prestaties (VVP).
Leraren kunnen dat verlof opnemen om een tijdlang niet of deeltijds te werken, ze hoeven dat verlof ook niet te motiveren. Volgens de bonden werd toen een regeling in het vooruitzicht gesteld waarbij leraren die via dat verlofstelsel minder uren gingen werken, die uren toch zouden mogen laten meetellen voor hun pensioen.
We moeten mensen belonen die meer werken, niet mensen die minder werken.
“In 2017 werd beloofd dat die verlofregeling geen nadeel zou opleveren voor de pensioenen”, zegt Marianne Coopman van de christelijke onderwijsbond COV. “Minister Crevits heeft daarover toen ook een brief geschreven aan de federale minister van Pensioenen (destijds Daniel Baquelaine van MR).”
Het dossier is in de vorige regeerperiode niet meer rond geraakt, maar de nieuwe federale minister van Pensioenen, Karine Lalieux (PS) nam de koe bij de horens en had nu, 6 jaar later, een ontwerptekst klaar. “Maar Ben Weyts (de nieuwe Vlaamse minister van Onderwijs (NVA), red.) heeft in een brief nu gevraagd om de uren niet te laten meetellen voor het pensioen”, zegt Coopman. Vlaanderen heeft de staart ingetrokken, bevestigt het kabinet van minister Lalieux.
Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) bevestigt dat het volgens hem niet “rechtvaardig” zou zijn dat niet-gepresteerde uren worden meegeteld voor het pensioen. “Zeker in tijden waarin we met een lerarentekort kampen, moeten we mensen belonen die meer werken, niet mensen die minder werken.”
De onderwijsbonden zijn niet te spreken over de koerswijziging van de Vlaamse regering en hebben het over “woordbreuk”. De regeling zou van toepassing zijn op duizenden leraren die nu ofwel minder pensioen zullen krijgen dan beloofd, of langer zullen moeten werken om een volledig pensioen te kunnen krijgen.
Als je het beroep aantrekkelijk wil maken, moet de werkdruk omlaag.
Volgens Weyts is er absoluut geen sprake van woordbreuk. “Ik ben hier – van bij mijn aantreden als minister van Onderwijs – altijd open en eerlijk over geweest”, klinkt het. Zijn kabinet laat ook weten dat de minister “altijd heeft gewaarschuwd voor de impact van de regeling op het pensioen”.
Coopman hoopt dat Weyts zijn mening nog wil herzien. “De minister zegt dat er een lerarentekort is, maar de leraren die er wel zijn werken ontzettend hard: ze werken gemiddeld tot 50 uren per lesweek. Als je een goede balans wil tussen werk en vrije tijd dan is er ook ruimte nodig voor een degelijk verlofstelsel. Want als je het beroep aantrekkelijk wil maken, moet de werkdruk omlaag.”
In zijn ijver om de schuld bij voorgangers te leggen, verwaarloosde Weyts een van de hoofdoorzaken van de neergang
Volgens Groen en Vooruit had huidig minister Ben Weyts (N-VA) te veel tijd verkwanseld, volgens de N-VA zelf was de kering eindelijk ingezet, na jaren van progressieve verwaarlozing van de onderwijskwaliteit. Misschien is het op een half jaar voor de verkiezingen onmogelijk geworden om over de schaduw van de ‘het is de schuld van de ander’-debatfiche te springen. Dat is wel jammer, want de onderwijskwestie verdient urgentie.
Over die politieke aansprakelijkheid eerst dit: ze is beperkt in een land met een traditioneel breed geïnterpreteerde grondwettelijke vrijheid van onderwijs. In zo’n stelsel ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in ruime mate bij de koepels en inrichtende machten van scholen zelf, en bij de redelijk onafhankelijk opererende inspectiediensten. Alvast op dat punt heeft minister Weyts gelijk. Maar als dat excuus voor hem geldt, dan ook voor zijn voorgangers op het departement. Het is het ene of het andere.
De minister heeft op nog wel meer punten gelijk. De inzet op een taaltest bij jonge kinderen, op centrale toetsen, op een leesoffensief of de focus op taal en wiskunde in de lagere school zijn allen beloftevol. En het is inderdaad nog te vroeg om een kentering te kunnen zien. Maar Weyts vergeet wel iets. In zijn ijver om de schuld bij zijn voorgangers te leggen, verwaarloosde hij een van de hoofdoorzaken van de neergang: het algemene tekort aan leerkrachten in de klas. Ook dat tekort is niet zijn fout, maar de daadkracht kwam pas laat – té laat – op gang, omdat eerst nog politieke rekeningen vereffend moesten worden. Andere prioriteiten – een loopbaanpact, eindtermen in het lager onderwijs, herwaardering beroepsonderwijs enzovoort – laten op zich wachten.
Wat Vlaanderen zorgen moet baren, is dat ook huishoudens die door migratie of sociale positie kwetsbaar zijn, niet aan die remming ontsnappen. Het contrast is groot met andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, waar kinderen uit migratie wel beter presteren, precies omdat zij de drang om zich te verbeteren nog wel voelen. Bijna nergens is de kloof zo breed tussen leerprestaties, afhankelijk van de thuistaal, als in Vlaanderen. Links zal zeggen dat structurele achterstelling van generatie op generatie ontmoedigt; rechts zal zeggen dat ouders zelf te weinig verantwoordelijkheid nemen door bijvoorbeeld Nederlands te leren. Beide verklaringen sluiten elkaar niet uit.
Voor een politicus als Ben Weyts zou deze analyse de kans moeten bieden om breed te mobiliseren rond een herstelplan voor het onderwijs op basis van kennisoverdracht, eerherstel voor elk opleidingsniveau, met taal als verbindende, emancipatorische factor. Dat moet zowel rechtse als linkse conservatieven na aan het hart liggen. Genoeg met de nieuwlichters die van buitenaf de boel komen opschudden, met nefaste gevolgen, zoals nu weer blijkt in het duaal beroepsonderwijs.
De reactie in de N-Va Nieuwsbrief probeert de rol van Weyts uiteraard te minimaliseren en bevestigt het nieuwe PISA-onderzoek dat de talrijke onderwijshervormingen broodnodig zijn. Vijftienjarige leerlingen geboren in 2006 scoren na meer dan 10 jaar in het Vlaams onderwijs slechter dan leerlingen in eerdere afnames – en dat voor zowel wiskunde, lezen als wetenschappen. Het PISA-onderzoek ligt zo in de lijn van andere internationaal onderzoek in de laatste 20 jaar. “Dit mag ons niet ontmoedigen: het moet ons juist aansporen om door te zetten met het arsenaal aan hervormingen dat we sinds 2019 uitrollen.”, zegt Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts.
“We wisten dat het slechter zou gaan terwijl we alles in het werk stellen om het beter te doen gaan. De recente hervormingen kwamen te laat voor de leerlingen in dit onderzoek, maar ze zijn noodzakelijk voor de toekomst. Deze resultaten belangen ook ouders aan. Zo zien we dat jongeren met migratieachtergrond het slechter doen dan autochtone leerlingen, maar ook dat hun prestaties fors verbeteren als ze thuis Nederlands spreken”.
Het nieuwe PISA-onderzoek bevestigt nogmaals dat de doorgevoerde en geplande ingrepen meer dan ooit nodig zijn om onze onderwijskwaliteit op te krikken. De resultaten van de Vlaamse leerlingen gaan significant achteruit voor zowel wiskunde, lezen als wetenschappen. De daling is telkens scherper dan gemiddeld binnen de OESO. Er zijn slechts vier landen (Nederland, Finland, IJsland, Griekenland) waar de resultaten voor wetenschappen en voor lezen nog sterker zijn gedaald. Voor wiskunde zitten we nog nipt bij de internationale kopgroep, voor lezen en wetenschappen zijn onze leerlingen afgegleden naar de internationale middenmoot. Vergeleken met het OESO-gemiddelde zijn er in Vlaanderen nog altijd meer toppresteerders en minder laagpresteerders, maar het aantal toppresteerders neemt wel af en het aantal laagpresteerders neemt toe. Minder leerlingen halen het basisniveau. De achteruitgang is er zowel in ASO, als in TSO, BSO en KSO.
“Niemand moet uitvluchten of excuses zoeken voor deze resultaten. Ook de coronapandemie is hier geen excuus, want die sloeg ook toe in andere landen en toch gaan onze leerlingen sterker achteruit”, zegt Weyts. “Iedereen moet erkennen dat de besliste hervormingen nodig zijn, ook al zijn ze soms pijnlijk en gaat het per definitie traag. Bij de presentatie van de ook al slechte PISA-resultaten in 2019 heb ik gezegd dat het zeker 10 jaar zal duren voor we de resultaten gaan zien. Daar blijf ik bij. Maar we moeten doorzetten, samen met iedereen in het onderwijs. We focussen op de essentie – Nederlands en Wiskunde – we leggen de lat hoger met de minimumdoelen, we hervormen de lerarenopleidingen en we voeren de Vlaamse Toetsen in, waarmee we kunnen ingrijpen in scholen waar zich een probleem stelt”.
Ierland als voorbeeld
Hervormingen kunnen lonen, zo bewijst bijvoorbeeld Ierland in dit meest recente PISA-onderzoek. Vroeger ging de leesvaardigheid in Ierland ook schrikbarend achteruit, maar het land is erin geslaagd om die trend te keren. Dankzij een doorgedreven 10-jarenplan en een sterke focus op lezen is Ierland het enige Westerse land waar de leesscore toenam tussen 2009 en 2022. Vlaanderen heeft de Ierse aanpak integraal gekopieerd met het in 2021 gelanceerde Leesoffensief.
Welbevinden scoort beter
Nog opmerkelijk: in vragenlijsten die ingevuld werden na het PISA-onderzoek zitten enkele positieve resultaten rond welbevinden. Zo ligt het aantal spijbelaars zeer laag en er lijken ook iets minder leerlingen aan te geven dat ze gepest worden. “Onze scholen hebben de voorbije jaren sterk ingezet op het welbevinden van de leerlingen”, zegt Weyts. “Dat is goed, maar we moeten óók meer inzetten op de essentie: kennisverwerving, zeker wat cruciale competenties Nederlands en Wiskunde betreft. Leerlingen die goed presteren, zullen zich ook goed voelen”.