De bezorgdheid over de vermeende hoge loonkost die ons economisch zou fnuiken, wordt politiek breed gedeeld. Een nauwkeurig beeld van onze reële lonen toont echter een toenemende dualisering: de laagste lonen boeren achteruit, de hoogste lonen blijven stijgen.
Een veelgehoorde klacht vanuit het bedrijfsfront: de lonen zijn te hoog. Hoe kunnen ‘onze’ bedrijven concurreren met hun tegenhangers uit de buurlanden, wanneer ze zoveel méér moeten betalen aan lonen en sociale bijdragen dan bedrijven in Duitsland, Nederland of Frankrijk? Zeker in tijden van hoge inflatie wijzen werkgeversorganisaties daarbij met een beschuldigende vinger naar ons systeem van automatische indexatie: wanneer de prijzen stijgen, stijgen de lonen ‘automatisch’ mee; als de prijzen sterk stijgen, gaat ook de prijs die bedrijven moeten betalen voor arbeid dus sterk omhoog. En zo prijzen we onszelf uit de markt, is hun steeds herhaalde klacht, want in de ons omringende landen is er geen sprake van dat de lonen ‘vanzelf’ stijgen wanneer de prijzen stijgen.
DE CONCURRENTIEKRACHT VAN ONDERNEMINGEN VERBETEREN Die bezorgdheid over de vermeende hoge loonkost die ons economisch zou fnuiken, wordt ook politiek breed gedeeld. Al sinds jaar en dag voeren opeenvolgende regeringen, van velerlei slag, daarom een politiek die de prijs van arbeid voor bedrijven omlaag moet halen, om zo de ‘concurrentiekracht’ van in België producerende ondernemingen te verbeteren. Daarbij worden vier grote hefbomen ingezet: Lees verder via SAMPOL