In de zoektocht naar oplossingen voor de problemen in de kinderopvang waar we in Vlaanderen mee te maken krijgen, formuleert pedagoog Philippe Noens een aantal bedenkingen bij de mogelijkheid om kinderopvang te integreren in de (kleuter)school, zoals dat al gebeurt in Denemarken en Duitsland.
Nadat Mippie en Moppie 5 en 6, de laatste vestigingen van de kinderdagverblijven van Mippie en Moppie waarover nog geen beslissing was gevallen, elk hun vergunning verliezen lijkt de crisis in de sector van de kinderopvang terug van nooit weg geweest. Een sector die kraakt onder een te hoge begeleider-kind ratio, een hoge werkdruk die zich vertaalt in een te vloeiend personeelsverloop tot -tekort. Een sector ook die gebukt gaat onder een negatieve framing, gevoed door nieuwsberichten van wangedrag door enkele kindbegeleiders en sluitingen omwille van veiligheids- of andere risico’s.
De afgelopen tijd is er in onderzoeks- en andere commissies uitgebreid stil gestaan bij de oorzaken van de crisis, en is er gezocht naar mogelijke oplossingen. Eén van de gedachtegangen waar wat minder aandacht naar uitging is het ‘split system’. In Vlaanderen zijn de kinderopvang en de kleuterschool structureel van elkaar gescheiden. Daar is Vlaanderen niet uniek in – ook bijvoorbeeld onze buurlanden Frankrijk en Nederland passen dit splitmodel toe.
Opvallend is wel dat in landen waar kinderopvang en kleuterschool op aparte plaatsen worden georganiseerd, we slechtere werkomstandigheden voor kleuterbegeleiders terugvinden – met lagere verloning, een gebrek aan carrièrekansen, en vooral: minder ruimte om de kinderen sociaal en cognitief te prikkelen.
Landen die de kinderopvang integreren in de (kleuter)school, denk aan Denemarken of Duitsland, doen het opmerkelijk beter. De ‘makkelijke’ oplossing voor de aanhoudende crisis in de kinderopvangsector zou dan ook zijn: zorg ervoor dat kindbegeleiders, van onthaalouder tot kinderdagcoördinator, letterlijk en figuurlijk hun plaats krijgen op de schoolsite. Baby’s op school dus.
Een win-win voor iedereen?
Er zijn best wel wat voordelen bij te bedenken: kindbegeleiders en kleuterleerkrachten kunnen makkelijker bij elkaar ‘op bezoek’ gaan, relevante info over kinderen wordt sneller doorgespeeld, dreumesjes wennen alvast aan de ‘grote’ school, de ‘kleintjes’ pikken zaken op van ‘groten’ door nog meer in te zetten op differentiëring, ouders hoeven zich ’s ochtends en ’s avonds niet te haasten naar verschillende plaatsen om hun kinderen op te halen, kindbegeleiders krijgen meer dan nu contact met andere professionals/volwassenen tijdens het werk, enzovoort.
Een win-win voor iedereen. Toch? Niet helemaal. Om te verduidelijken dat een en ander niet zo makkelijk ligt, moeten we een kijkje nemen in de basisschool. Om precies te zijn: de intrede van de basisschool. Wat we hier ruwweg plaatsen in de jaren ’80. Immers, het basisonderwijs zoals we dat nu kennen, met kleuter en lager onderwijs georganiseerd binnen één en dezelfde school(site), heeft niet altijd bestaan.
Het papschoolgenie
Vroeger waren er meer scholen die énkel kleuter- en lager onderwijs aanboden. Eerst ging je naar de ‘papschool’. Of niet – je was immers maar leerplichtig vanaf zes jaar. En eenmaal je dan schoolrijp was, ging je naar het eerste studiejaar. Als kind werden we uitgedaagd op familiefeestjes om onze schoolrijpheid te ‘testen’ door met onze rechterarm over ons hoofd aan ons linkeroor te komen.
Heel wat autonome kleuterscholen en -leerkrachten waren evenwel niet zo gewonnen voor die integratie. Ze vreesden voor een verregaande ‘verschoolsing’ van het kleuteronderwijs. De vrij spelende kleuter zou vervellen tot de vooral lerende kleuter. De angst was dat er plots méér ging getoetst, vergeleken, gemeten, getraind en geoefend ging worden. Dat kinderen niet langer kinds konden zijn, en al op vroege leeftijd werden meegezogen in hun onderwijscarrière.
Koala’s op school
Dat sentiment is grotendeels waarheid geworden. Het leerplanconcept van het katholiek basisonderwijs spreekt hier alleszins boekdelen: ‘Zin in Leren!’ ‘Zin in Leven!’ Het is weliswaar een mooi idee om leven en leren met elkaar te verbinden maar het detail zit hem in de opsomming. Blijkbaar moet er eerst geleerd worden, toch dé opdracht van een school, om (goed) te kunnen leven.
En de ontwikkelingsdoelen in het kleuteronderwijs, de minimumdoelen die de overheid heeft vastgelegd, liegen er eveneens niet om. Onze jonge kinderen tellen, sorteren, wegen, en schrijven (onder meer hun eigen voornaam) op de kleuterschool dat het een lieve lust is.
Een laatste voorbeeld: de Koalatest, een taalscreening in het derde studiejaar, vertrekt vanuit goede bedoelingen. Kindjes die wel wat meer taalstimulatie kunnen gebruiken, worden zo makkelijker gedetecteerd. De taaltest komt de school en het leerkrachtenteam ten goede. Maar de test zélf onderstreept eigenlijk een voortschrijdende toetsingscultuur in het onderwijs. Er wordt steeds meer, steeds sneller en steeds jonger getest.
Schooltje spelen
De kleuterschool is al lang geen ‘aparte (kinder)wereld’ meer (als hij dat al ooit geweest is). Hij bereidt wel degelijk voor op het lager onderwijs. En dat is ook onmiddellijk het risico van een basisschool verder te verbreden, en kindbegeleiders en onthaalouders mee op te nemen in het geheel. Dan kan er verder ‘verschoolsing’ optreden. En wordt de kinderopvang een voorportaal voor het kleuteronderwijs.
Iets waar bepaalde politieke partijen nu al mee bezig zijn door voor te stellen om (enkele dagen) kinderopvang te verplichten voor mensen in een kwetsbare situatie. Het achterliggende idee is om kansarme kinderen snel(ler) onder te dompelen in een Nederlands taal- en cultuurbad dat hun mee klaarstoomt om ‘mee’ te zijn met wat er later op school en in de samenleving gebeurt.
De vraag die we ons hierbij moeten durven stellen is tweeledig: willen we een samenleving zijn waar we georganiseerde kinderopvang naar voor schuiven als een beter alternatief dan het gezinsleven, en zijn we hier het uiteindelijke effect van een kwaliteitsvolle kinderopvang ook niet wat aan het overschatten?
Moeten we daarom het idee van baby’s op school laten varen? Nee. Dan smijten we het kind met het badwater weg. Maar we moeten wel goed nadenken wat we eigenlijk verwachten van kinderopvang. Want kinderen ‘opvangen’ – wat een woord ook – is zoveel meer dan hen verzorgen, hen dingetjes (aan)leren en hun (sociale, cognitieve en andere) ontwikkeling stimuleren. Het is hen in de eerste plaats zin, ‘goesting’, laten krijgen in het (samen) leven. Met elkaar, met volwassenen maar vooral: met zichzelf.
Bron: Knack