De meeste Belgen weten waarschijnlijk meer over het Duitse concentratie- en uitroeiingskamp Auschwitz dan over het concentratiekamp van Breendonk waar de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog honderden tegenstanders van het naziregime opsloten, folterden en dikwijls vermoordden. Met zijn boek ‘Breendonk – Kroniek van een vergeten kamp’ vult Jos Vander Velpen dat hiaat. Hij beschrijft hoe Duitse en Vlaamse SS’ers Belgische verzetslieden mishandelden en doodden. Zijn boek toont daardoor het ware gelaat van extreemrechts dat nu overal in Europa in opgang is.

Jos Vander Velpen, advocaat en voormalig voorzitter van de Liga voor Mensenrechten, schreef al in 2003 een boek over het concentratiekamp van Breendonk: ‘En wat deed mijn eigen volk?’ (EPO).
Dit nieuwe boek is evenwel geen doorslag van het eerste. Door het verzamelen van bijkomende getuigenissen en het geduldig lezen van talloze processtukken komen in dit boek nieuwe personages en verhalen aan bod. De auteur belicht daarbij de rol van het verzet tegen het naziregime. Dat was broodnodig, want na de Tweede Wereldoorlog werd het lot van de oorlogsslachtoffers al vlug dood-gezwegen, terwijl de nazi-collaborateurs erin slaagden alle aandacht naar zich toe te trekken en zich vanwege de milde repressie als de ware slachtoffers van de oorlog voor te doen.

Vijfenzeventig jaar na het einde van Wereldoorlog II vond Vander Velpen het nodig, vooral voor de jongere generatie, nog eens dieper in te gaan op het kampleven en zijn historische context. Hij doet dat op een even sobere, realistische als aangrijpende wijze. Hij schetst het dagelijkse kampleven zo realistisch dat je als lezer de gruwelen voor je ogen ziet gebeuren. De gevangenen moesten ware slavenarbeid verrichten, ze werden voortdurend vernederd, geslagen, bestolen, gefolterd en vermoord. Ze leden altijd honger. In de winter vergingen ze van de kou, in de zomer van de hitte. Van enige elementaire hygiëne was geen sprake. Zowel de foto’s die de Duitse legerfotograaf Otto Kropf in het kamp maakte als de gouaches die gevangene Willem Pauwels (kunstenaarsnaam Wilchar) in het kamp tekende getuigen van het onwezenlijke en onmenselijke van het kampleven.

Was het kampleven onmenselijk in de diepe zin van het woord? Jeroen Olyslaegers schrijft in het voorwoord dat Breendonk niet onmenselijk was. Wat daar gebeurde hoort bij de menselijke ervaring, zo schrijft hij. De beulen en slachtoffers waren allemaal mensen.

Dat was dan ook Philipp Schmitt, vanaf augustus 1940 commandant van het kamp van Breendonk, een voormalig fort van de vroegere verdedigingsgordel rond Antwerpen. Schmitt was Sturmbannführer (majoor) van de SS (Schutz-Staffel), een paramilitair keurkorps in nazi-Duitsland. Later zou hij ook commandant worden van de Mechelse Dossin-kazerne van waaruit duizenden mensen naar de Duitse concentratiekampen werden gevoerd. In die laatste functie werd hij in maart 1943 ontslagen omdat hij in de Dossin-kazerne een handeltje in kleren en lederwaren had opgezet. Die producten moesten door Joodse geïnterneerden worden vervaardigd. Die werkten veertien uur per dag. Hij liet ook bij gevangenen meubelen, tapijten en allerhande kostbaarheden weghalen. In november van datzelfde jaar moest hij ook in het kamp van Breendonk opstappen omdat de hogere nazi-leiders de toestand in Breendonk niet langer houdbaar achtten. Over die toestand gesproken moet worden vermeld dat de Duitsers voor al hun activiteiten op de steun van de Belgische overheden, bedrijven en burgers rekenden. Zo moest de gemeente Breendonk financieel opdraaien voor de inrichting van het kamp van Breendonk. Voor de burgemeester van Breendonk, brouwer Albert Moortgat, was dat geen probleem. Hij was goed bevriend met kampleider Schmitt en lid van het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond (VNV).

Vlaamse SS’ers

In 1941 werden zes Vlaamse SS’ers naar Breendonk gestuurd. Zij namen deel aan de gewelddaden tegen gevangenen. In vele gevallen leidden die gewelddaden tot de dood. Moorden was een haast dagelijkse praktijk in Breendonk. Soms door terechtstelling door het vuurpeloton of door verhanging. Die terechtstellingen gebeurden dikwijls zonder enige vorm van proces. Moorden werden echter niet alleen door ‘officiële’ terechtstellingen gepleegd. Gevangenen werden ook in de loop van de dag, tijdens de dwangarbeid, door bewakers doodgeschoten of ze werden verdronken in de gracht rond het kamp of in een kuil gestopt tot de dood volgde. De galg van Breendonk werd ook gebruikt om gevangenen van buiten het kamp te verhangen. Het aantal executies nam toe naarmate er meer aanslagen tegen nazi’s en hun collaborateurs werden gepleegd.

Tijdens het proces tegen de leiders van Breendonk, dat in 1946 in Mechelen plaatsvond, zei de openbare aanklager dat het aantal terechtgestelde gevangenen in Breendonk tussen de 300 en 350 lag. Minstens 1733 van de 3456 geïdentificeerde kampbewoners zouden de oorlog niet overleven. Ze stierven in Breendonk of in een Duits concentratiekamp. Aan de terechtstellingen gingen meestal afschuwelijke folteringen vooraf die in een bunker plaatsvonden die door de gevangenen zelf moest worden gebouwd. Het kon niet anders dan dat gevangenen overgingen tot zelfdoding. Het toppunt was wel dat in een kamp waar aan de lopende band werd gemoord, een poging tot zelfdoding als een misdaad werd beschouwd.

Honger was een van de ergste folteringen die de gevangenen moesten ondergaan. Velen stierven eraan. De gevangenen ontvingen wel voedselpakketten van hun familie en van het Rode Kruis, maar die werden regelmatig door de bewakers gestolen. Die waren ook niet te beroerd om de inhoud van de pakketten voor de neus van de gevangenen op te eten. De gevangenen waren meestal zo uitgehongerd dat ze de inhoud van het voedselpakket meteen opaten, wat tot gevolg had dat ze het voedsel meteen moesten overgeven. Op een bepaald ogenblik werden voedselpakketten niet meer toegelaten. Alle gevangenen vermagerden zienderogen, sommigen zelfs tien kilo per maand. Na een bezoek van Eggert Reeder, de nazi-verantwoordelijke voor het burgerlijk bestuur in België, werden voedselpakketten opnieuw toegelaten.

Extreemrechts blijft en groeit

Omdat de nazi’s in mei 1944 een nakende landing van de geallieerden verwachtten werd de zesde van die maand het kamp van Breendonk ontruimd. De 597 gevangenen werden in vrachtwagens naar het station van Willebroek gevoerd. Van daar ging het per trein via Brussel naar de eindbestemming Buchenwald. Toen echter bleek dat de landing van de geallieerden uitbleef, stroomden opnieuw gevangenen het kamp binnen en vonden opnieuw clandestiene terechtstellingen plaats. Op 30 augustus, vijf dagen voor de bevrijding van Antwerpen werden de overblijvende 131 gevangenen naar het kamp van Vught in Nederland gevoerd. Op 4 september, terwijl Britse tanks over de autoweg naar Antwerpen reden, ontruimden de laatste Duitse soldaten het kamp van Breendonk.

De voormalige kampleider Philipp Schmitt jaagde eind 1944 in het Deense Aarhus als lid van een ‘antiterreureenheid’ nog steeds op Deense verzetsstrijders. Nadat hij in februari 1945 door het Amerikaanse leger werd opgepakt belandde hij eerst in een Nederlandse gevangenis en nadien in… het kamp van Breendonk waar hij vroeger de baas was. Op 5 maart 1946 startte in het Mechelse stadhuis het proces tegen de beulen van Breendonk. Zestien beklaagden kregen de doodstraf. Vier andere levenslang. Schmitt kreeg de doodstraf. Die werd op 8 augustus 1950 in Antwerpen voltrokken. Zoals altijd werden de hoge pieten met fluwelen handschoenen aangepakt. Generaal Alexander Von Falkenhausen, van 1 juni 1940 tot 18 juli 1944 militair bevelhebber van België en Noord-Frankrijk, werd op 9 maart 1951 samen met zijn directe medewerkers door de Brusselse krijgsraad tot een celstraf van twaalf jaar veroordeeld. Dankzij de wet-Lejeune kwam Von Falkenhausen al na het uitzitten van een derde van zijn straf vrij en mocht hij naar zijn Heimat terugkeren.

Nu herdenken we dat Wereldoorlog II in 1945 eindigde, 75 jaar geleden. Als we met dit boek de oorlogsgruwelen onder ogen nemen, denken sommigen misschien dat dit ons nooit meer zal overkomen en ook dat zij hieraan nooit zouden hebben meegedaan. In zijn voorwoord reageert Jeroen Olyslaegers hierop als volgt: ‘Voor mij betekent herdenken dat we ervan uitgaan dat deze gruwel morgen opnieuw zou kunnen gebeuren en dat we vooral onszelf niet al te veel moeten vertrouwen.’ Auteur Jos Vander Velpen voegt daaraan toe: ‘Zodra de overheid de mensenrechten niet meer eerbiedigt en beschermt, maar zelf het voortouw neemt bij georganiseerde discriminatie en geweld, wordt de weg naar de vreselijkste misdaden geplaveid.’

En wie het overbodig vindt al die gebeurtenissen uit het verleden op te rakelen, ‘want het verleden is het verleden’, mogen we eraan herinneren dat het Vlaams Belang momenteel de grootste politieke partij in Vlaanderen is en dat tijdens de jongste betoging van het Vlaams Belang op de Heizel door sommigen de Hitlergroet werd gebracht.