Deze inleiding werd gebracht door An De Bisschop tijdens het Gentse Feestendebat in 2019 over de onderwijsactualiteit.

Het onderwijs was dit jaar niet weg te slaan uit het publieke debat. We konden geen krant openslaan of de discussies over tanende kwaliteit, minder goede PISA-scores, moeilijkheden met het M-decreet, uitgebluste leerkrachten sloegen ons om de oren. Maar wat meer is, de politieke excellenties struikelden haast over mekaars voeten om opinies over onderwijs in de media te brengen; en niet altijd ging het hierbij over inhoud, er werd met scherp geschoten en de achterliggende machtsagenda was soms direct leesbaar hoezeer men dat ook probeerde te verbergen. De rol van meerderheid-oppositie bleek ook opvallend inwisselbaar; vandaag stemmen we als meerderheid een akkoord, morgen geven we kritiek op dit akkoord dat we zonet zelf gestemd hebben. Het onderwijs is van oudsher dé motor voor opwaartse sociale mobiliteit, welvaart en ontplooiing van de mens. En dat het debat vandaag zo hevig wordt gevoerd wil wel zeggen dat er iets op het spel staat in deze zo belangrijke publieke sector. Hierover willen we het eigenlijk hebben: wat staat er op het spel? Is het onderwijs in Vlaanderen er vandaag werkelijk zo slecht aan toe, en zo ja, wat moet er gebeuren om het tij te keren? In één zin dus: red het onderwijs! Nieuwe politieke breuklijnen, een nieuwe schoolstrijd Vooraleer we het debat induiken, probeer ik enkele elementen uit de onderwijsdebatten en -actualiteit te kaderen, als voorzet voor het debat straks. Om te beginnen zullen we het moeten hebben over de elementen ‘ten gronde’, namelijk over de politieke finaliteit van ons onderwijsbeleid, want het is duidelijk dat het debat hieraan raakt. In een artikel in Samenleving & Politiek (mei 2019) zegt Dirk Van Damme, Diensthoofd van het Centre for Educational Research & Innovation bij Oeso, dat nieuwe politieke breuklijnen zich aftekenen, o.m. op de thema’s kwaliteit en kennis. Deze thema’s worden zo hoog gekatapulteerd in het debat dat ze de oude gewapende vrede tussen katholieken en vrijzinnigen dreigen aan flarden te schieten, een vrede die bestond uit een gezamenlijke bekommernis rond democratisering van het onderwijs en gelijke onderwijskansen. Dirk Van Damme pleit ervoor dat vanuit sociaaldemocratische hoek meer studiewerk rond deze thema’s wordt verricht en vooral rond de vraag hoe deze te verbinden met het sociaaldemocratisch verhaal van emancipatie, sociale mobiliteit en gelijke kansen, want anders, zo vreest hij, laten we het debat rond deze belangrijke thema’s over aan liberale en rechts-conservatieve krachten, die de onderwijsagenda dreigen te bepalen. Een soortgelijke apocalyps lees ik ook bij een andere stem die het onderwijsdebat in een groter historisch perspectief bekijkt: Marc Reynebau schrijft begin april in De Standaard “Een nieuwe schooloorlog dreigt”. Vlaanderen heeft een lange traditie van armworstelen tussen katholieken en vrijzinnigen, met het schoolpact van 1958, de gelijke onderwijsfinanciering sinds de staatshervorming van 1988, en de autonomie van de koepels en scholen,  het behalen van de eindtermen, enzoverder. De schooloorlog leek tot voor kort bezweerd, maar de indicaties rond tanende kwaliteit worden vandaag als koevoet gebruikt om opnieuw ten strijde te trekken. Nogal selectief is het katholiek onderwijs hierbij immers vaak kop van jut, en dit terwijl het gemeenschapsonderwijs met dezelfde problemen kampt (zo lees ik bij Marc Reynebau). Hij vraagt zich dus het volgende af: “gezien het toch niet allemaal de schuld van Lieven Boeve kan zijn, wat is dan wel de inzet van deze pre-electorale agitatie?” Twee ‘elementen ten gronde’ die ik zou willen aanhalen zijn dus, ten eerste het aspect ‘sociale ongelijkheid’ en, ten tweede het aspect ‘kwaliteit’. Vooraleer je ze als een tegenstelling leest, dat hoeft niet zo te zijn: een interview met Orhan Agirdag en Marc Devos in De Standaard begin dit jaar kopt ‘Ons Onderwijs kan excellent én rechtvaardig zijn’, laten we daar dus maar vanuit gaan. 1. Sociale ongelijkheid Als er één les is die we uit alle PISA-metingen kunnen trekken, dan is het wel dat Vlaanderen -naast een gemiddeld zeer hoge prestatiescore van de leerlingen- helaas ook tot de top behoort wat betreft het reproduceren van sociale ongelijkheid via het onderwijs. We nemen er even de cijfers van PISA 2015 bij. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat  80% van de leerlingen (15-jarigen) afkomstig uit gezinnen met de hoogste sociaal-economische status in het ASO zitten; tegenover slechts 26% van de leerlingen afkomstig uit gezinnen met de laagste sociaaleconomische status.  En 45% van deze leerlingen afkomstig uit gezinnen met de laagste sociaaleconomische status volgen BSO; tegenover slechts 3,5% van de leerlingen afkomstig uit gezinnen met de hoogste sociaaleconomische status. Een overduidelijke correlatie tussen sociaaleconomische achtergrond en studierichting dus, en dit zet zich door als we kijken naar de prestaties van de leerlingen. We kunnen het verband berekenen tussen sociaaleconomische achtergrond en schoolprestaties door het verschil te berekenen tussen de schoolprestaties van de leerlingen in het hoogste en het laagste sociaaleconomisch percentiel (25%), en wat blijkt? 16% van de variantie in de PISA-score is verklaarbaar door sociaaleconomische achtergrond, waarmee Vlaanderen op de 4e plaats staat van de onderwijsystemen in West-Europa. Anders gezegd, na Luxemburg, Frankrijk en de Franse gemeenschap werkt sociaaleconomische achtergrond in Vlaanderen het meest door in de schoolprestaties van 15-jarigen. Verder onderzoek rond de PISA-scores door Ides Nicaise & Emilie Franck toont verder aan dat naast de thuissituatie ook de school waarin leerlingen terecht komen zo mogelijk nog bepalender is voor de prestaties van leerlingen. Een kansarme leerling op een college haalt zo’n 150 punten meer op PISA voor wiskunde dan een gegoede 15-jarige op een concentratieschool. Een voorsprong van ongeveer vier leerjaren. De onderzoekers wijzen op diverse mogelijke oorzaken: lagere verwachtingen bij leerkrachten, ‘moeilijkere’ scholen die daardoor moeilijker de beste leerkrachten aantrekken, alle leerlingen zitten in een moeilijke situatie, dus ze kunnen zich niet optrekken aan elkaar, enzoverder

Het volledige artikel vindt u hier  Bron: Masereelfonds