Er werd mij door Samenleving & Politiek gevraagd een commentaar te schrijven op het recente, mogelijk ‘magnum opus’ van Mark Elchardus: Reset.
Aanleiding was ongetwijfeld dat Elchardus, tijdens mijn SP-voorzitterschap, alom het etiket kreeg opgespeld van ‘huisideoloog’.
En ook al was die functie niet voorzien in de partijstatuten en werd de titel door geen enkel SP-congres bekrachtigd, valt het niet te ontkennen dat hij in die tijd vertaalde wat bij velen van ons, en in het bijzonder bij mij, als analyse leefde.
Dat de analyse door een gerenommeerd VUB-socioloog werd gedeeld en uitgedragen, was een groot pluspunt. Ook al werd het in linkse kringen als ‘flinks’ weggezet.
De theorie van de breuklijnen, waar we op de socio-economische as door het neoliberalisme van Thatcher, Friedman, Hayek en Reagan in het defensief werden gedwongen, werd door velen gecompenseerd door een offensieve aanpak op de ethische as (abortus, euthanasie, homohuwelijk, enzovoort).
Op de ene as werd door sommigen soelaas gezocht (of was het troost) in de Derde Weg en het afschudden van de ideologische veren (Wim Kok). Op de andere as vonden we de liberalen en het cement voor paarse regeringen.
Het ene beviel mij niet, op de andere as wou ik heel graag het voortouw nemen, maar beviel mij de onbeperkte jacht op de denkbeeldige taboes niet, gekoppeld aan het ‘verboden te verbieden’.
Op congressen las ik voor uit Koos Vorrink en zijn Om de vrije mens der Nieuwe Gemeenschap (1933).
Ik denk dat we allebei, Elchardus en ik, overtuigd waren dat de strijd voor emancipatie, gelijkheid en ‘volksverheffing’ zich niet mocht laten verdringen door het streven naar rechten die geen plichten zijn en vrijheid die geen verantwoordelijkheid impliceert.
Ik was en ben, net als hij, van mening dat de onmacht van de Staat, als het over migratie gaat, maar evenzeer over het klimaat, een pandemie, de gasprijzen of pensioenen…, de deur openzet voor het populisme (onder welk label dan ook).
Ik achtte het dus mijn plicht om de ‘dikke Elchardus’ (zoals de uitgever het boek oneerbiedig maar niet ten onrechte schijnt te noemen) van bladzijde 1 tot en met bladzijde 605 te lezen. Met stift in de hand.
Wanneer ik de meeste commentaren van de afgelopen weken lees, kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat we met weinigen dezelfde verdiensten als de mijne kunnen opeisen.
En dat zal waarschijnlijk zo blijven.
Zoveel eruditie en belezenheid, samengepropt in 552 bladzijden tekst, 19 bladzijden bibliografie (klein lettertype) en 33 bladzijden noten om een universitaire cursus van zo’n 500 bladzijden als aanloop naar 50 bladzijden politiek pamflet te produceren, is zwaar om verteren.
Reset zal, zoals Das Kapital, in vele boekenkasten staan. En weinigen zullen het gelezen hebben.
DIT IS NATIONALISME
Kort door de bocht ons fundamenteel meningsverschil: ik denk dat een leefbare, socialistische, aanvaardbare samenleving slechts mogelijk is in grotere gehelen dan vandaag (internationalisme) – Mark Elchardus ziet slechts heil in de kleinere, homogene gehelen (nationalisme).
De toon wordt gezet met een liefdevol instemmend citaat van A.H. Müller uit 1809 (p. 253):
“De natie is een sublieme gemeenschap van een lange opeenvolging van generaties, verleden, heden en toekomst (…) die zich uitdrukt in een gemeenschappelijke taal, gedeelde gewoonten en wetten, in gedeelde instellingen.”
Dat sublieme moet ‘de paster’ van Alveringem doen likkebaarden hebben.
Het wordt echter dubieus als ook Jaurès voor dit karretje wordt gespannen (p.252).
Het zal voor de dader, Raoul Villain, een onaangename verrassing zijn te moeten vernemen dat hij een nationalist heeft vermoord.
Want hoe anders dan als nationalisme kun je na een bladzijdenlange aanloop dit pleidooi anders plaatsen:
“Naties (…) moeten aan zichzelf bouwen: het voelen, denken en doen van hun leden homogeniseren. (…) Publieke symbolen, rituelen worden daartoe, minder of meer bewust, minder of meer systematisch en geïnspireerd aangewend.”
Hebt U ook niet de indruk dat de Taliban met dit recept al vergevorderd is?
Grenzen zijn niet alleen noodzakelijk. Ze krijgen ook een goddelijke status. Op bladzijde 62 wordt Terminus erbij gehaald, de Romeinse god van de grenzen.
En er wordt aangetoond dat er – Hallelujah – steeds meer grenzen (30.000 kilometer!) bijgekomen zijn sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het voormalige Joegoslavië. Serviërs, Kroaten, Montenegrijnen, Macedoniërs en Slovenen streven allemaal naar nationale soevereiniteit.
Waarbij we misschien mogen aanstippen dat ze (met uitzondering van de Slovenen) zeer teleurgesteld zijn over de traagheid waarmee hun vraag tot aansluiting bij de EU wordt behandeld.
Het kan toch niet zo zijn dat nationalisten op de centen (de rechten) uit zijn, maar van de plichten af willen (zie de Slovenen en de Polen).
Het wordt helemaal gortig wanneer een heel hoofdstuk wordt besteed aan het neersabelen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en het wordt helemaal absurd wanneer wordt gepleit voor het afwijzen (hervormen, vernietigen …) van rechterlijke uitspraken door parlementaire meerderheden.
Om volledig te zijn: een bijzondere meerderheid.
Waarom moet die meerderheid overigens ‘bijzonder’ zijn? Ik citeer:
“Volgens de aanhangers van de radicale verlichting [terminologie van de auteur, sic] is de gemeenschap de bron van de rechten, de enige, en staat niets boven de gemeenschap die de rechten soeverein schrijft en handhaaft.” (p.19)
“Het volk is de soeverein, de enige legitieme bron van de wet” (p.216)
En het Volk gaat zelfs boven wis- en rekenkunde:
“Aangezien het voor experts nagenoeg onmogelijk blijkt de baten en kosten van migratie goed in te schatten, lijkt de beste schatting het oordeel van de mensen.” (p.341)
“De oordelen van de burgers lijken me de beste meetlat om de kosten en baten van migratie te beoordelen.”(p.341)
Al moeten we toch nog snel vermelden dat volgend (onbetrouwbare, cfr supra) enquêtes een legale Japanse immigrant 200.00 euro opbrengt en een Marokkaan 550.00 euro kost. Toch maar even uw aandacht op vestigen.
Met deze citaten en de ‘onbetrouwbare’ cijfers zijn we dus definitief gevaccineerd tegen de enquêtes van sociologen.
DIT IS HENDRIK DE MAN
Ik zal mezelf niet langer kastijden met het citeren van steeds schokkender passages of het opsommen van denigrerende uitspraken over “in de waan verkerende verlichters”, EU-elites, politieke elites, kortom allen die zouden durven twijfelen aan de enige nationale heilstaat als uitgangspunt van dit pamflet.
Voor wie daar zou aan twijfelen: ik schrijf dit alles niet met vreugde. Maar met treurnis.
Elchardus heeft, zoals hij het in zijn dankwoord verwoordt, geen vrienden verloren. Zijn vrienden hebben hem verloren.
Neen, ik kan het niet eens zijn met het verwerpen van het “Duizendjarige Rijk van de Mensenrechten”, zoals hij dat denigrerend formuleert. Ik denk zelfs dat wie zich links en progressief, of rechts en democratisch, noemt dat Rijk als eeuwigdurend zou moeten beschouwen.
Maar vermits hijzelf zich met het ‘Duizendjarige Rijk” een allusie op de jaren 1930 veroorlooft, ga ik dat onrechtstreeks ook doen. Dezer dagen, na de eerste perscommentaren over het boek, ontmoette ik enkele kennissen. Twee van hen zeiden het spontaan: “Dit is Hendrik De Man.”
De Man zocht, in zijn frustratie over partij, beweging, vakbond en de mislukking van zijn ministerschap en vooral het planisme, een vluchtheuvel in wat hij noemde: “le socialisme national”.
Ik durf het niet vertalen. Voor je het weet voegt een slechte mens er een koppelteken aan toe.
Het werd de persoonlijke tragedie van een groot intellectueel, economist en socioloog.
Ik vrees dat ik met Reset een light-versie heb gelezen.
Het zou mij werkelijk benieuwen te vernemen welke frustratie deze linkse apostel van zijn paard heeft gebliksemd.
Het kan toch niet zijn dat al wie volgens het dankwoord hoofdstukken van het boek gelezen heeft, daar ook verantwoordelijk zou voor tekenen? Als dat zo zou zijn – ik denk aan de juristocratie, de tirannie van de meerderheid, de puntensystemen voor migranten – dan zou ik moeten concluderen dat Elchardus op de trein van de geschiedenis zit en dat ik dus wel degelijk een politicus, maar ook een socialist, ben van de vorige eeuw.
Men late mij dan deze troost: ‘Et fier de l’être’.
Louis Tobback in SAMPOL