Het STEM-onderwijs deed in 2012 zijn intrede in Vlaanderen. De doelstelling toen: meer leerlingen warm maken voor exacte wetenschappen en techniek. “Niemand kijkt vandaag nog neer op een technische opleiding”, ondervinden Niels Vermeulen en Mieke Baelus, directeurs in de middenschool van SILA Westerlo. Die biedt liefst 2 STEM-opties aan in de eerste graad: STEM-wetenschappen en STEM-techniek.
Niels Vermeulen: “In onze eerste graad bieden we binnen de A-stroom 2 soorten basisvorming aan: een theoretische en een theoretisch-praktische. Beide hebben een basispakket van 28 lesuren, met dezelfde leerstof. Het verschil? In de theoretische basisvorming bieden we verdiepende doelen aan. In de theoretisch-praktische ligt het tempo wat lager en is er meer individuele aandacht voor de leerlingen. Die basisvorming geeft ons een zicht op het studieniveau van de leerling.”
“Dan blijven er nog 4 lesuren over waarbinnen leerlingen een keuzegedeelte toevoegen uit een gamma van 6: Latijn, Economie & organisatie, Moderne Talen & Wetenschappen, Maatschappij & Welzijn, STEM-technieken of STEM-wetenschappen. In het eerste jaar kunnen leerlingen na een half jaar wisselen van keuzegedeelte, en ook na het eerste jaar mag dat nog. Zo kunnen ze van meerdere opties proeven.”
Praktijk hoort er altijd bij
Mieke Baelus: “Het verschil tussen STEM-wetenschappen en STEM-technieken? Op infodagen vertel ik aan ouders dat je in STEM-wetenschappen onderzoek doet met als ultieme doel: problemen oplossen. STEM-wetenschappers buigen zich bijvoorbeeld over de klimaatcrisis, een coronavaccin of zelfrijdende auto’s. Met behulp van wetenschappen en wiskunde ontleden ze eerst het probleem, terwijl ze door ontwerp en technologie tot een prototype komen. Dat zijn dus onze ‘uitvinders’.”
“STEM-techniekers stellen dan weer zo’n prototype helemaal op punt, dankzij hun kennis van materialen en de nieuwste technieken. Denk daarbij maar aan een lasercutter of een 3D-printer. Dat zijn onze ‘doeners’.”
Niels: “In STEM-wetenschappen besteden we de helft van de tijd aan theorie, en in de andere helft gaan we praktisch aan de slag. Dat was vroeger anders, toen leerlingen uit het aso alleen maar theorieles kregen. De Science (wetenschappen) en Mathematics (wiskunde) waren toen prioritair.”
“In de optie STEM-technieken focussen we uiteraard nog meer op techniek. Dat verschil zie je ook in de klaslokalen. In een lokaal van STEM-wetenschappen zal er misschien één bankschroef staan. Maar dat is niets vergeleken met de lokalen van STEM-technieken. Dat zijn moderne werkplaatsen, met de beitels en de boormachines van vroeger, maar ook de 3D-printers en lasercutters van nu.’”
We trekken wiskunde en fysica naar de leefwereld van onze leerlingenMieke Baelus
Van 80 naar 180 leerlingen
Niels: “Ongeveer 40% van al onze leerlingen kiest voor een optie rond STEM, dat maakt in totaal zo’n 180 leerlingen per leerjaar. Als je weet dat we in ons eerste jaar STEM in 2012 maar 80 leerlingen hadden, merk je dat de houding tegenover techniekonderwijs veranderd is. Bovendien waren er bij die 80 leerlingen toen maar 2 meisjes. We zijn onze STEM-projecten bewust genderneutraal gaan maken. Want het stereotype dat jongens beter zijn in techniek, leeft nog altijd. Vandaag krijgen creativiteit, oplossingsgericht denken en ontwerpen evenveel aandacht als techniek in de STEM-lessen. Dat werkt, want nu is ongeveer één derde van onze leerlingen een meisje.”
Mieke: “Waarom STEM meer leerlingen aantrekt dan vroeger? Je mag niet vergeten dat techniekonderwijs vroeger al te vaak een tweede keuze was. De richting ‘Industriële Wetenschappen’ was bijvoorbeeld een erg goede voorbereiding op latere ingenieursstudies. Maar ze was tegelijkertijd een tso-richting. Hoe je het ook draait of keert: dat hield ouders en leerlingen bij de start van het secundair onderwijs tegen. Het is daarom goed dat we niet meer spreken over aso, tso of bso, maar wel over doorstroomfinaliteit, dubbele finaliteit en arbeidsmarktgerichte finaliteit. Binnen elk van die 3 vind je richtingen die zich toespitsen op technologie.”
Praktische onderzoeksvragen
Mieke: “Onze leraren werken alle STEM-projecten ook zelf uit. Daar zijn we trots op. Inspiratie vinden ze in de leefwereld van onze leerlingen, op het internet, in boeken. Maar kant-en-klare lessen die zorgen dat het leerplan bereikt wordt? Die vind je niet zo snel.”
Niels: “Voor onze STEM-projecten vertrekken we altijd van praktische onderzoeksvragen. ‘Hoe kweek je groenten in periodes van droogte’, bijvoorbeeld. Daar komt biologie bij kijken om te weten hoe groenten groeien. Aardrijkskunde ook, want de vraag naar ondergrond en klimaat is ook belangrijk. Leerlingen doen research in groep en zoeken naar oplossingen. Bij elke onderzoeksvraag hoort ook een onderzoeksbox met materialen die hen op weg helpen. En soms kunnen we er ook een uitstap aan koppelen. Voor een project rond duurzaamheid gaan onze leerlingen langs bij Kamp C in Westerlo, het Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen. Daar staat een 3D-betonprinter die huizen print.”
Mieke: “Zo’n uitstap symboliseert het hele idee achter STEM. Je toont ermee aan waarvoor exacte wetenschappen dienen. Terwijl vroeger in het aso de fysica- of wiskundelessen het niveau van de theorie amper ontstegen, laat je met STEM-projecten die wetenschappen aansluiten bij de leefwereld van leerlingen.”
Bron: Klasse.be