De regering en de media stelden de verhoging van de minimumlonen met 150 euro per maand voor als historisch. Het zou de laagste maandlonen tegen 2026 op 1770 euro per maand brengen. Een
noodzakelijke vooruitgang, maar een pak onder de eis van 14 euro per uur of 2300 euro bruto per
maand. Die eis is bescheiden en niet iets om binnen vijf tot tien jaar te realiseren, tegen dan zal 14 euro verre van onvoldoende zijn. Via lastenverlagingen kost de verhoging de bazen zo goed als niets. We betalen dus zelf voor deze loonsverhoging en tegelijk wordt de sociale zekerheid verder ondermijnd.
Leiden hogere lonen tot meer werkloosheid?
N-VA’er Siegfried Bracke stelde op Twitter: “Hogere minimumlonen = meer werkloosheid, heb ik altijd geleerd.” Er is wel meer dat Bracke foutief aangeleerd is. Voor deze stelling zijn er geen empirische bewijzen. Een verhoging van de laagste lonen levert extra koopkracht op. Mensen met lage lonen die meer verdienen, zullen eerder geneigd zijn om dat geld te besteden dan grote aandeelhouders die hun middelen zo snel mogelijk richting belastingparadijs doorsluizen.
Na de verhoging van het minimumloon tot 15 dollar per uur in Seattle, afgedwongen na een campagne waarin Socialist Alternative en gemeenteraadslid Kshama Sawant een centrale rol speelden, is er nadien onderzoek gedaan. Bij de invoering ervan in 2014 werd beweerd dat kleine zelfstandigen, vooral in de horeca, jobs zouden schrappen. In 2017 bleek dat niet het geval te zijn: er kwamen zelfs restaurants bij.
Meer mensen konden het zich permitteren om te gaan eten.
Een gemiddeld uur werk in ons land brengt een totale waarde van 90,6 euro op. Daarvan gaat 37 euro naar ‘loonkost’ en er blijft een toegevoegde waarde van 53,6 euro over. Zelfs in de horeca is de
toegevoegde waarde dubbel zo hoog als de ‘loonkost’. De afgelopen jaren ging een steeds kleiner deel van de geproduceerde waarde naar de werkenden en hun gezinnen. Dat speelt een cruciale rol in de fors toenemende ongelijkheid.
Hoe hogere lonen bekomen?
De verdeling van de geproduceerde waarde is het resultaat van klassenstrijd en hangt dus af van de
krachtsverhoudingen. Strijd is nodig om hogere lonen af te dwingen. Ons vertrekpunt daarin is wat
nodig is voor de werkenden en hun gezinnen. Op dit ogenblik zou 14 euro per uur het minimum moeten zijn, ook al kan het na enkele jaren van prijsstijgingen binnenkort best opgetrokken worden naar 15 euro per uur.
Alle sociale verworvenheden zijn bekomen door strijd. Denk bijvoorbeeld aan de wet over de 8-urendag die 100 jaar geleden, in juni 1921, werd aangenomen na een grote stakingsgolf. Of de betaalde vakantie die veralgemeend werd na de algemene staking van 1936. Het is op dezelfde manier dat we nu hogere minimumlonen kunnen afdwingen. Aan de UGent werd aangetoond dat dit kan: voor zowel het personeel van de universiteit zelf als het poetspersoneel in onderaanneming is de 14 euro bekomen.
Elke vooruitgang voor de werkenden ligt steeds weer onder vuur. Hogere lonen worden bijvoorbeeld
ondermijnd door het opvoeren van de werkdruk. Strijd voor concrete verbeteringen toont steeds weer de noodzaak van een socialistische omwenteling van de maatschappij. Bron: LSP