De school, een warme thuis. Het lijkt evident, maar vaak wordt het beeld aangetast door grote werven en kleine ergernissen. Toch heeft het onderwijs nog altijd aantrekkingskracht, vertellen deze twee directeurs, die de sprong maken uit de privésector. “Die alarmbellen die afgaan zijn eigenlijk niet slecht. Nu weet iedereen: onderwijs is héél belangrijk.”
Hij heeft een grote bos bloemen mee. En een gezonde dosis jaloezie, als hij dat blinkende gebouw ziet. Zij zoekt nog wat onwennig naar de sleutel om de gouden poort mee te openen. De eerste ontmoeting tussen Joos Van Goethem en Corine Versteylen is hartelijk. De rust op de Egied Van Broeckhoven-school, net voor de start van het schooljaar, doet hen deugd. Maar vooral: het contrasteert met de storm in hun hoofd in de aanloop van 1 september.
De twee staan aan de start van een nieuw hoofdstuk in hun leven. Zij wordt directeur van ‘Egied’, een gloednieuwe school in Sint-Jans-Molenbeek. Hij wordt directeur van het Xaveriuscollege in Borgerhout. Van Goethem erft een honderdjarig instituut, een mastodont met 1.500 leerlingen. Versteylen begint ‘from scratch’ – ze leidt een start-up met dit jaar een honderdtal eerstejaars. En terwijl hij over de grandeur van zijn experimentele schoolgebouw uit de jaren 60 spreekt, pronkt zij met haar energiezuinige en lichtrijke nieuwbouw. Alles is er nieuw: de banken, de digitale borden, de muntgroene tegeltjes. Het werkt aanstekelijk. “Mijn mond valt open. Jij start van een compleet wit blad; hoe waanzinnig. De kasten zijn hier leeg. Bij mij valt er al eens af en toe een lijk uit.”
De directeurs stappen beiden over van de privésector. Van Goethem, die onder meer woordvoerder van de Antwerpse schepen Tom Meeuws (Vooruit) was, loopt de komende zes maanden mee met de afscheidnemende directeur. Versteylen, die overkomt als marketingmanager van Vlerick Business School, is al sinds oktober vorig jaar aanwezig op haar school/werf. Ze nam de tijd om mensen rond zich te verzamelen en zich in te werken.
Wat heeft jullie de stap naar onderwijs doen zetten?
Van Goethem: “Ik ben ooit zonder groot plan in het onderwijs begonnen. Na mijn studies heb ik bijna acht jaar lesgegeven. En eerlijk, ik raad dat alle afgestudeerden zonder plan aan. Je komt terecht in een warme thuisomgeving, en tegelijk ben je zeer intensief met jonge mensen bezig. Je leert flexibel te zijn, goed en slecht nieuws te brengen, empathisch te worden. Door les te geven ben ik volwassen geworden. En in die acht jaar ben ik par accident verliefd geworden op de sector. Ik ben daarna in de privé gestapt, omdat ik zin had in iets anders dan lesgeven. Maar ik wist dat ik ooit terug zou keren. Dat is nu het geval, en het voelt heel juist aan.”
Versteylen: “Het mooie aan onderwijs is dat je een klein steentje bijdraagt aan de groei van mensen. En die inspanning komt de samenleving ten goede. Jongeren krijgen vertrouwen, kennis en vaardigheden mee om zaken te veranderen. Dat proces mogen meemaken, even reisgenoot zijn, dat raakt mij in onderwijs. Ik heb het al gezien in het hoger, en ik denk dat het in het secundair nog straffer zal zijn. Tieners gaan door een enorm proces.”
Van Goethem: “Aboluut. Iedereen herinnert zich de periode in het middelbaar. Dat is gek; van zes jaar in een heel mensenleven weten we nog zoveel. En soms gaat het om kleine, maar significante details. Wat een bepaalde leraar ooit op een bepaald moment tegen jou gezegd heeft. Ik kom nog steeds leerlingen tegen die zeggen: “Ah, je hebt toen dat gezegd.” Heel opmerkelijk, dat heb je in geen enkele andere sector.”
Jullie stappen niet zomaar in het onderwijs, jullie worden directeur. Een job die volgens cijfers en verhalen erg zwaar is. Hoe bereid je je daarop voor?
Versteylen: “Je vraagt hoe we het vol gaan houden? (lacht) Kijk, wij zijn als school echt een start-up. Nu beginnen hier honderd leerlingen, over zes jaar zijn we met 840. We hebben tijd om te groeien. Ik ben zeer ongeduldig en bij het team merk ik heel veel energie. Het is vooral zaak om stap voor stap te gaan. Dat betekent: geen driehonderd dingen tegelijk doen.”
Van Goethem: “Ik heb me omringd met een soort raad der wijzen. Mensen buiten het onderwijs die ik kan bellen voor een ander inzicht of een nieuw perspectief. In het leven moet je je altijd omringen met mensen die slimmer zijn dan jij – slimmer in de breedste zin van het woord. Ik kom ook op een plek terecht met heel veel wijsheid. Daarnaast ben ik van nature niet overdreven perfectionistisch. En dat heeft mij al ongelofelijk ver gebracht in het leven. Ik zie mensen alleen maar ten onder gaan aan extreem perfectionisme. Ook in het onderwijs: leerkrachten die eronderdoor gaan zijn zij die willen dat elke les perfect is. Maar dat kan niet, dat besef heb ik altijd gehad. Een van mijn roemruchte voorgangers heeft me toevertrouwd: “Perfectionisme, het had bij de zeven hoofdzonden moeten zitten.””
Joos, je komt net als je vader, Herman Van Goethem, die rector is aan de UAntwerpen, aan het hoofd van een grote organisatie. Heeft hij je iets meegegeven?
Van Goethem: “Zeker niet zo letterlijk. Maar we zijn wel alle twee fan van grote instituties. Met grote structuren kun je veel doen. We zouden hele slechte zelfstandigen zijn.”
Onderwijs is de laatste jaren vaak negatief in het nieuws gekomen. Hoe hebben jullie dat als toeschouwer ervaren?
Versteylen: “Ik heb daar moeite mee. Ik zit er nu al een paar maand met m’n neus op: als je ziet hoeveel mooie dingen gebeuren en hoeveel engagement er is – dag en nacht met de voeten in de modder staan om te maken dat het voor leerlingen goed komt. Ik vind het jammer dat dat overschaduwd wordt. Ja, er zijn grote uitdagingen, maar voor je het weet zitten we met z’n allen te kijken naar wat er niet goed gaat. Daar hoop ik uit te kunnen blijven.”
Van Goethem: “Ik weet niet of ik het daar helemaal mee eens ben. Ik vind dat eigenlijk niet slecht, die alarmbellen over de slechte Pisa- en Pirls-testen en de vele berichten over het lerarentekort. Plots heeft iedereen door: dat onderwijs, dat is héél belangrijk. Als ik vroeger op café ging, lachten ze met de korte lessen en vakanties. Als ik vandaag zeg dat ik in het onderwijs sta, is de reactie: “wow, shit, ça va?” Ze vragen of je niet tegen een burn-out aanschurkt. Verder ben ik vrij optimistisch. Er komen veel nieuwe mensen naar het onderwijs. Dat geeft een nieuwe dynamiek.”
Versteylen: “Akkoord. De sense of urgency is er, maar nu is het tijd om te zeggen: hup, vooruit, gas geven. Een kat een kat noemen, is belangrijk. Maar met veel energie er positief tegenaan gaan om er iets aan te doen, dat is nog veel belangrijker.”
Van Goethem: “Het onderwijsdebat is de laatste twintig jaar wel op een foute manier gevoerd. Als je voor excelleren was, dan was je tegen gelijke kansen. Idem met de breuk tussen welbevinden en welslagen. Het stoort me dat die twee tegen elkaar werden opgezet. Ik heb ook gezien in leraarskamers dat het tot discussies leidt waarbij mensen worden weggezet voor links of rechts of wat dan ook. Dat het onderwijsdebat zo gepolitiseerd is geraakt, dat heeft niet geholpen in de praktijk. Ik heb wel de indruk dat iedereen nu weet: je moet inzetten op én hoog excelleren én breed ondersteunen. Voor de volle 100 procent. En dat je inzet op hoog excelleren, doe je in de eerste plaats voor de groep die dat het meest nodig heeft: dat zijn de nieuwe pioniersstudenten van wie er binnenkort heel veel in de school van Corine en mij zullen binnenkomen.”
Goede grond doorgeven
Beide directeurs komen uit ‘dezelfde goede grond’. Ze zijn producten van het jezuïetenonderwijs en koesteren de visie bij hun terugkeer nog altijd. Meer zelfs dan vroeger. “In ons opvoedingsproject staat de zin: “Vertrouwen krijg je van bij aanvang voor de volle 100 procent. Je moet het niet verdienen.” Kijk, dat vind ik fantastisch. Daar kan ik een jaar goed op gaan. Ik krijg daar kippenvel van”, zegt Van Goethem. Ook Versteylen heeft zo’n zinnetje. Het staat zelfs op de gevel van haar nieuwe school. ‘En todo amar y servir.’ Vrij vertaald: heb in alles lief en dien. “Je moet niet alleen proberen het maximum uit jezelf te halen, je moet vooral je eigen talenten en je positie gebruiken om de mensen rondom je op te tillen.”
Hun scholen proberen met die filosofie de goede grond door te geven. Beiden zijn dan ook op dezelfde ambitie geschoeid: ze willen een rijk programma aanbieden en willen sociale mobiliteit bewerkstelligen. De emancipatorische rol die het Xaveriuscollege speelde voor de Vlaamsgezinde arbeidersklasse na de Eerste Wereldoorlog, is vandaag opnieuw relevant in het superdiverse Borgerhout. Ook Egied is ingebed in een buurt met veel anderstalige jongeren en kwetsbare gezinnen.
Hoe gaan jullie de ambitie van het jezuïetenonderwijs waarmaken?
Versteylen: “Ik hoop dat we als school een maatschappelijke rol gaan spelen. Voor mij moet dat een rode draad zijn doorheen dit project. We willen geen eiland zijn. Een van de speerpunten van de jezuïeten is: kwetsbare mensen nabij zijn. Daarom hebben we voor Molenbeek gekozen, een van de armste gemeentes van België. We hadden ook een prestigieus college in Elsene kunnen openen. Niet dus. We hopen hier echt mee het verschil te maken.”
Van Goethem: “We zijn in onderwijs bezig met vorming. Niet alleen met lesgeven. Dat is mijn kompas. Vanaf dit schooljaar starten we bijvoorbeeld met taallessen voor anderstalige moeders op school. Waarom? Omdat een kind is ingebed in een gezin, een gezin in een wijk, een wijk in een stad. Je kunt niet alles oplossen in onderwijs, maar een opvoedingsproject is er niet alleen voor kinderen. Dat is er ook voor leraars en ouders.”
Jullie werken beiden in een superdiverse stad. Welke uitdagingen brengt dat mee?
Van Goethem: “Een van de uitdagingen waarmee wij worstelen is schoolse vertraging. Al de kinderen in onze school hebben – meer dan vroeger – een verschillend pad afgelegd. Dat komt allemaal samen in één ruimte en je moet daar zo goed mogelijk onderwijs aan bieden.”
“Dat kan, denk ik, alleen als je taboes overboord gooit. Beeld je de ene leerling in die aan het Rivierenhof woont, een grote kamer heeft en ouders met een goeie job die weten wat het verschil is tussen zes en acht uur wiskunde. Naast hem zit een andere jongen die in een klein tweekamerappartement woont aan de Stenenbrug, met een alleenstaande moeder die het onderwijslandschap hier niet kent. Dat het traject van de ene iets langer kan duren dan van een andere: je moet echt geen kernfysicus zijn om dat te begrijpen, dat is niet zo vreemd. In het hoger onderwijs heet dat trouwens anders: studieduurverlenging, dat is helemaal anders dan je jaar overdoen. Als je iets langer doet over het middelbaar, maar daardoor wel op de juiste plek terechtkomt: dat is oneindig veel waardevoller.”
Versteylen: “Bij ons wordt het een echte zoektocht naar wat ons bindt. Dat wordt een interessante uitdaging. Ik ben wel een beetje ontgoocheld in mezelf omdat ik weinig diversiteit in het team heb gekregen. Dat stond in mijn allereerste boekje helemaal bovenaan mijn lijstje. Ik heb er ook actief op ingezet. Er is op heel veel vlakken diversiteit, maar te weinig op het etnisch-culturele en het religieuze. Ik geloof dat het een enorme meerwaarde is voor het schoolteam en de leerlingen. Er zijn nog te weinig leerkrachten van kleur. En zonder die rolmodellen blijft dat probleem zich voortzetten.”
Van Goethem: “Dat klopt absoluut. En hetzelfde geldt voor de genderbalans bij leerkrachten. Ik vind dat ook een groot probleem – zonder het te rangschikken. Er zijn vandaag veel jongens die tot hun 12 jaar nooit een man in een gezagsfunctie zien, behalve hun vader. Ik vind dat problematisch.”
De Egied Van Broeckhoven-school wordt een domeinschool. Wat houdt dat in?
Versteylen: “Onze school is als een werf. Je hebt architecten, werfleiders, metsers en schilders nodig om een nieuwbouw te realiseren. Al die mensen komen hier samen om gas te geven. Er is eigenlijk geen reden waarom dat nog niet op school zou kunnen starten en te leren appreciëren wat een ander kan. Door de schotten tussen doorstroom, technisch en arbeidsmarkt weg te werken, hopen we een steentje bij te dragen. We zetten in op twee domeinen: Stem (wetenschappelijke en technologische richtingen, red.) en Maatschappij en Welzijn.”
Van Goethem: “Ik kijk met veel nieuwsgierigheid naar dit project. En ik denk heel veel scholen. Zo lijkt het me logisch dat wij in Xaverius op termijn ook evolueren naar richtingen in de dubbele finaliteit (het vroegere tso en kso, red.).”
Het is de eerste keer dat de jezuïeten buiten de klassieke aso-scholen kleuren.
Versteylen: “In Vlaanderen wel. Internationaal is dat een evidentie. Maar ik ben ervan overtuigd dat ons pedagogisch project uitstekend bij deze jongeren werkt. Hun wereld verruimen, hen zo veel mogelijk laten proberen en absorberen.”
De colleges hebben de naam vrij streng te zijn. Hoe staan jullie daartegenover?
Van Goethem: “Ik vind discipline geen vies woord. Op onze school hechten we veel belang aan structuur. In de basisschool staan leerlingen in de rij op de speelplaats. Ik stel vast dat dat in de zeer prikkelrijke wereld van kinderen rust geeft. Ik zeg niet dat alle scholen in Vlaanderen dat moeten doen, maar bij ons werkt het. Ook in de eerste jaren van het middelbaar vormen kinderen nog een rij, niet op de speelplaats, maar voor de klas. In de hogere jaren komen ze zelf de klas binnen. Dat loopt goed.”
Versteylen: “Hoe Joos het omschrijft, is echt hoe het jezuïetenonderwijs werkt. Je geeft jongeren niet alleen een structuur, maar je leert hun daar ook mee om te gaan. Geleidelijk aan. Dat is opvoeden in vrijheid en verantwoordelijkheid.”
In veel Vlaamse scholen volgt een leerkracht de directeur op. Staat die gewoonte op de helling?
Versteylen: “Ho. Dat lijkt me niet. Diversiteit onder directeurs lijkt me een meerwaarde. Voor een zijinstromer als mezelf is de stap groot. Maar is het dat ook niet voor een leerkracht die van de ene dag op de andere directeur wordt? Dat is ook een heel andere job. Mijn rol is te maken dat die experts van leerkrachten de kans krijgen om hun job maximaal goed te doen. En voor leerlingen exact hetzelfde. Ik denk dat het net een voordeel kan zijn dat de directeur niet de expert is in wat je zelf doet.”
Een vraag die in enkele jaren tijd een klassieker is geworden: wat merken jullie van het lerarentekort?
Versteylen: “Ik had de luxe eind juni een volledig team te hebben. Ik heb natuurlijk het voordeel dat het een nieuw project is. Mensen weten waarvoor ze kiezen. De meesten wonen in Brussel, sommigen komen uit Vlaanderen. Die mix is goed. En dat er veel Brusselaars zijn die zeggen: voor mijn stad doe ik dit, ik heb zin om mij voor Brusselse jongeren te engageren, ik wil talent mee helpen ontginnen: ik vind dat heel mooi.”
Van Goethem: “Ook wij hebben al onze vacatures ingevuld. Maar ik besef heel goed dat we als school in Antwerpen de gaten creëren voor andere scholen in de rand.”
Bron: GVA