‘Zorg- en welzijnsorganisaties dienen zich heruit te vinden’, schrijft Dirk Doucet naar aanleiding van de wachtlijsten in de woonzorgcentra. ‘Maar ook overheden moeten hun huiswerk maken.’
Wachtlijsten in heel wat woonzorgcentra zwellen terug aan. Geen evidentie voor zij die hiermee geconfronteerd worden. Deze confrontatie kan soms zeer hard zijn omdat hoe langer hoe meer mensen vanuit een crisissituatie naar een woonzorgcentrum verhuizen. Na bijvoorbeeld een val, fout medicatiegebruik, het plots wegvallen van de mantelzorger, komt men in het ziekenhuis terecht. Na de nodige zorgen wordt vastgesteld dat een terugkeer naar huis, ondanks heel wat ondersteuning, niet langer mogelijk is. Het woonzorgcentrum is het enige (negatief) alternatief.
Vele mensen weten niet dat de gemiddelde verblijfsduur van mensen in een woonzorgcentrum jaar na jaar spectaculair vermindert. In de meeste centra schommelt dit thans tussen de 18 en 24 maanden. De oorzaak hiervan is de hoge zorggraad die het gevolg is van het financieringsmechanisme van woonzorgcentra. Een recente studie van de Koning Boudewijnstichting geeft aan dat 62% van de 60-plussers het vooruitzicht van zorgbehoevendheid angst inboezemt en dat 40% negatief tot zeer negatief kijkt tegenover het ouder worden. Is het daarom verwonderlijk dat 71% van de 60-plussers hoopt om nooit in een woonzorgcentrum terecht te komen? Het is niet zozeer het woonzorgcentrum zelf, maar vooral de angst om zorgbehoevend te worden dat de oorzaak van deze negatieve perceptie is.
Laat het duidelijk zijn dat hoogstaande professionele residentiële zorg voor oudere kwetsbare mensen op de één of andere manier altijd nodig zal blijven. Maar ik durf te betwijfelen dat het gewoon uitbreiden van beschikbare plaatsen de enige oplossing is. De reflex om enkel naar de overheid te kijken om dit probleem op te lossen door het creëren van bijkomende plaatsen is niet enkel onbetaalbaar, maar ook niet steeds wenselijk. We dienen allen onze verantwoordelijkheid op te nemen. U en ik die het geluk hebben om ouder te worden, zorg- en welzijnsorganisaties en de verschillende overheden (lokaal, Vlaams en Federaal).
We vinden het allemaal belangrijk om de regie van ons eigen leven in handen houden, ook als we ouder en/of zorgbehoevender worden. Maar waar we kunnen hier zelf een grotere invloed op hebben dan we ons realiseren. Op het vlak van preventie kunnen we nog zoveel winnen. In de eerste plaats door zoveel mogelijk zo lang mogelijk al dan niet professioneel maatschappelijk geëngageerd te blijven. Hoe ouder, hoe groter de kans wordt op een vorm van kwetsbaarheid. Maar ook hier kan je impact hebben. Niet enkel op het vlak van fysieke kwetsbaarheid (denk maar aan gerichte krachttraining om de spieren te versterken of de preventie van diabetes), ook op het vlak van dementie (zie ook www.2voordeprijsvan1.be), het investeren in de uitbouw van je netwerk of op tijd verhuizen naar een aangepaste woning of co-housing. Maar zelf ook (opnieuw) nadenken of en hoe we iets voor kwetsbare mensen in onze eigen buurt kunnen betekenen. Een klein gebaar kan soms bijzonder veel betekenen.
Zorg- en welzijnsorganisaties dienen zichzelf her uit te vinden. Niet “meer op dezelfde wijze “. Wel meer samenwerken, zich enten op de buurt, differentiëren en vooral nog meer richten op kwaliteit van leven en sterven. Het zou een evidentie moeten zijn dat in iedere buurt naast de klassieke eerstelijnszorg ook een dienstencentrum, een (oriënterend) kort verblijf en dagverzorgingscentrum geïntegreerd samenwerken om mensen de mogelijkheid van kwaliteit van leven in hun eigen buurt te kunnen aanbieden. Een mooi voorbeeld hiervan is het buurtzorghuis te Holsbeek.
Maar ook de overheden dienen hun huiswerk te maken. In de eerste plaats opnieuw het gekende euvel van de versnippering van bevoegdheden. Beslissingen op het ene niveau hebben nu éénmaal zijn gevolgen op andere niveaus. Terecht wil men bijvoorbeeld de opnameduur in ziekenhuizen beperken. Mag het daarom verwonderlijk zijn dat dit tot een verhoogde druk leidt in de eerstelijnszorg (en dus ook woonzorgcentra)? Maar deze uitgespaarde middelen dan overhevelen om specifieke ondersteuning voor mensen met een chronische zorgnood in de buurt te organiseren? Neen hoor, dat is een ander bevoegdheidsniveau. Een tweede heikel punt is de goedbedoelde over-reglementering en over-registratie die de overheden opleggen aan zorg- en welzijnsaanbieders. Hoe meer regels en hoe meer registratie, hoe betere zorg? Misschien, maar in ieder geval minder tijd die aan de cliënt kan worden besteed.
Een laatste punt is nadenken over hoe we opnieuw niet enkel de mantelzorger, maar ook de professional, die dag in dag uit de cliënt ondersteunt, opnieuw de waardering kunnen geven die hij (meestal zij) verdient. En dat is niet door telkens opnieuw experten of structuren bovenop te creëren, maar echte (dus ook financiële) waardering.
Het kan allemaal goed, maar werk op de plank voor mij, voor u, voor bestuurders en alle overheden die dit land rijk is.
Bron: Knack