De prijzen van de woningen blijven maar stijgen.
De mediaanprijs van een huis (gesloten bebouwing) in Vlaanderen, bedroeg in de eerste jaarhelft 260.000 euro. Dat is 9,7 procent meer dan in dezelfde periode vorig jaar, zo blijkt uit gegevens van Statbel. Voor een open bebouwing in Vlaanderen ligt de mediaanprijs op 365.000 euro, 7,4 procent meer dan vorig jaar. De prijsstijging versnelt ten opzichte van vorig jaar.
Een appartement kost nu gemiddeld 217.184 euro in Vlaanderen, 6 procent meer dan in de eerste jaarhelft van 2020. De prijzen van appartementen stijgen daarmee minder snel dan vorig jaar (+7,8 procent).
Belfius voorspelt: woningen worden dit jaar nog duurder.
Er zijn wel nog steeds grote verschillen tussen de provincies. De duurste in Vlaanderen blijft Vlaams-Brabant: 305.000 euro voor een gesloten bebouwing en 415.000 euro voor een open bebouwing. Limburg daarentegen blijft de goedkoopste provincie, met 215.000 euro als mediaanprijs voor een gesloten bebouwing en 285.000 euro voor een open bebouwing.
De drie duurste gemeenten van Vlaanderen zijn Knokke-Heist (mediaanprijs van 770.000 euro), Sint-Martens-Latem (680.000 euro) en Kraainem (583.301 euro). De goedkoopste zijn Vleteren (163.000 euro), Menen (168.500 euro) en Ronse (179.000 euro).
Op Belgisch niveau gingen de prijsstijgingen op de vastgoedmarkt nog harder, met een mediaanprijs van 230.000 euro voor een gesloten bebouwing (+15 procent), 330.000 euro voor een open bebouwing (+10 procent) en 215.000 euro voor een appartement (+7,5 procent). Statbel wijst erop dat vorig jaar de woonbonus in Vlaanderen net was afgeschaft waardoor er minder transacties waren en Wallonië dus zwaarder doorwoog, wat de nationale mediaanprijs drukte. Dit jaar is het aantal vastgoedtransacties in Vlaanderen weer genormaliseerd, met een opwaarts effect op het nationale gemiddelde.
De woningnood is al jaren groot en het gebrek aan betaalbare woonruimte loopt veel verder op.
Het kernprobleem op de woningmarkt is niet dat er te weinig huizen zijn, maar dat woningen een handelswaar zijn. Omdat de spaarboekjes niets opbrengen en de rente laag staat wil iedereen een woning kopen. Dat is goed, maar ook de speculanten kopen huizen op voor de verhuur. Dat drijft de prijs enorm op. De afgelopen decennia heeft de politiek de huisjesmelkers met allerlei wetgeving ondersteund.
Daarnaast kan een zelfbewoningsplicht worden ingesteld, waardoor speculatie op de woningmarkt effectief onmogelijk wordt gemaakt.
We moeten naar het plan: 1 gezin = 1 huis.
Mensen met meerdere huizen moeten dan ook extra worden belast.
Voor inspiratie kunnen we naar Berlijn kijken. Daar wordt al jaren massaal gemobiliseerd voor betaalbare woningen. Inmiddels heeft de campagne voor het onteigenen van de grote huisjesmelkers meer dan 350.000 handtekeningen opgehaald voor een referendum – meer dan twee keer zoveel als vereist. De inzet is niets minder dan het overhevelen van 240.000 huurwoningen naar de sociale sector.