Ambitieuze eindtermen moeten de kwaliteit van het onderwijs opkrikken. Het klinkt logisch, maar het katholiek onderwijs, de steinerscholen en de kunsthumaniora’s vrezen dat de nieuwe eindtermen net leiden tot mínder kwaliteit. Toch start het derde jaar er deze week mee.

“Net als iedereen had ik de Rode Duivels op het EK graag beter zien spelen”, zegt Sam Heyerick, directeur van het Vrij Technisch Instituut in Deinze. “We kunnen de lat hoger proberen te leggen voor een volgend toernooi, maar ik betwijfel of keeperstraining voor Lukaku en De Bruyne daarbij zal helpen.” Met die analogie probeert hij te verduidelijken wat er schort aan de nieuwe eindtermen voor de tweede graad van het secundair onderwijs. Die leggen volgens hem zo de nadruk op de algemene vakken dat zijn leerlingen niet genoeg tijd meer hebben om hun technische vakken onder de knie te krijgen. “Ik vrees dat de schoolmoeheid daardoor zal stijgen en dat de kwaliteit zal dalen”, zegt Heyerick. “Wat hebt u liever: een wegenwachter die poëzie kan citeren of iemand die u na vijf minuten weer de weg op helpt?”

Juridische slag

Aan de nieuwe eindtermen is meer dan twee jaar gewerkt in ontwikkelingscommissies met leerkrachten, experts en vertegenwoordigers van de onderwijskoepels. De nieuwe leerdoelen passen in de modernisering van het secundair onderwijs, die na veel getouwtrek tijdens de vorige legislatuur uiteindelijk werd ingevoerd. De eerste leerlingen die in het nieuwe regime zijn gestart, beginnen vanaf 1 september normaal aan hun derde jaar in het middelbaar.

De nieuwe eindtermen zijn ambitieuzer en gedetailleerder dan de vorige. Omdat de katholieke onderwijskoepel vreesde dat de vrijheid van onderwijs in het gedrang zou komen, drong die in oktober vorig jaar aan op een grondige versobering van de eindtermen. Maar daar kwam niets van in huis. Het parlement nam in februari de nieuwe eindtermen aan. Daarop stapten Katholiek Onderwijs Vlaanderen, de steinerscholen en een aantal ouderverenigingen in mei naar het Grondwettelijk Hof met de vraag de eindtermen te schorsen en te vernietigen.

Lieven Boeve, Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Het Grondwettelijk Hof wees de vraag om de invoering van de nieuwe eindtermen uit te stellen af. De redenering was dat de koepels wel degelijk leerplannen voor de nieuwe eindtermen hadden gemaakt, dus kunnen de scholen perfect starten op 1 september. Over de grond van de zaak sprak het Grondwettelijk Hof zich nog niet uit. Een uitspraak daarover volgt vermoedelijk in de loop van dit schooljaar. Lieven Boeve, directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, is er vrij gerust in. “Het advies van de Raad van State, en de expliciete uitspraak over de vrijheid van onderwijs daarin, geeft ons vertrouwen. Het zou niet de eerste keer zijn dat het Hof eindtermen vernietigt. Dat gebeurde al in het Vlaamse basisonderwijs en het Franstalige onderwijs. En de eindtermen die nu voorliggen, zijn nog uitgebreider.”

Kwantiteit versus kwaliteit

Niet alleen de vrijheid van onderwijs, ook de kwaliteit van het onderwijs is een element in de discussie. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) is van mening dat Vlaanderen in het onderwijs meer ambitie moet tonen. In internationale rankings doen de Vlaamse scholieren het steeds minder goed en het hoger onderwijs klaagt over de kwaliteit van de instroom. “Wij zijn niet tegen ambitieuze eindtermen”, argumenteert Lieven Boeve. “Alleen zijn de nieuwe eindtermen zo uitgebreid en gedetailleerd dat ze alle onderwijstijd opslorpen. Er is geen tijd meer om leerlingen die het moeilijk hebben voldoende bij te spijkeren. Daardoor zullen zij de minimumdoelen niet halen. Tegelijk zal er voor leerlingen die meer aankunnen, geen tijd meer zijn om extra leerstof aan te brengen. De overheid kiest dus eerder voor kwantiteit dan voor kwaliteit. En dat werkt averechts.”

De algemene vorming is ook belangrijk. De arbeidsmarkt heeft mensen nodig met een zekere flexibiliteit’

Koen Pelleriaux, GO!

Volgens Boeve moet een deel van de onderwijstijd beschikbaar blijven voor de pedagogische accenten van een school en de leraren. Hij verwijst naar Nederlands onderzoek waarin staat dat de overheid uit kwaliteitsoverwegingen het best slechts 70 procent van de leerinhoud bepaalt. De eindtermen maken zo’n tijdsverdeling niet mogelijk.

Dat roept vragen op bij Koen Pelleriaux, de topman van het gemeenschapsonderwijs GO! “Wij zien het leerplan als de concretisering van de eindtermen”, zegt hij. “Dat kan prima in de toegemeten tijd. Wij denken bijvoorbeeld dat schooluitstappen bijdragen aan het halen van de eindtermen. Die moet je dus meetellen. Een pedagogisch project realiseer je in de manier waarop je de eindtermen in de school aanbrengt. We vinden het een rare kronkel daarvoor extra onderwijstijd te plannen.”

Toch zijn er specifieke problemen in bijvoorbeeld de kunsthumaniora’s en de topsportscholen. Wie balletdanser wil worden of een muziekinstrument wil bespelen, heeft een minimale trainingstijd nodig. “Dat kan worden aangepast op basis van het advies van de praktijkcommissie die de eindtermen evalueert”, vindt Pelleriaux. “Ze kan een lijst met problemen formuleren die dan leidt tot aanpassingen of uitzonderingen voor specifieke richtingen.”

Algemene kennis

De nieuwe eindtermen leggen meer de nadruk op kennis. Zo zijn de eindtermen voor Frans dezelfde in richtingen die voorbereiden op hoger onderwijs. Maar die doorstroomrichtingen omvatten zowel voormalige aso- als tso-richtingen. Lieven Boeve: “Die eindtermen zijn geschreven op het niveau van het vroegere aso, terwijl we weten dat niet alle leerlingen op dat niveau van algemene vorming kunnen presteren.”

“In de nieuwe eindtermen is er inderdaad meer aandacht voor algemene vorming”, bevestigt Pelleriaux. “Maar die algemene vorming is ook belangrijk. De arbeidsmarkt heeft mensen nodig met een zekere flexibiliteit. Het gaat erom dat je jongeren moet opleiden zodat ze zichzelf kunnen bijscholen. Wie bijvoorbeeld elektronica studeert, kent het best ook Engels omdat de technieken in dat vakgebied snel evolueren en nu eenmaal vaak in het Engels worden beschreven.”

Omdat meer uren gaan naar algemene vorming, blijft minder tijd over voor de praktijkvakken. Dat dreigt problemen te veroorzaken. Het VTI in Deinze heeft daarom beslist dat de leerlingen elke week twee uur extra naar school moeten komen, om meer praktijkuren te organiseren. “We gaan de nieuwe leerplannen volgen”, zegt directeur Heyerick. “Maar we willen de lat in de technische vakken wel blijven halen. Neem een richting als bouwwetenschappen. Daar zijn volgens de nieuwe leerplannen geen praktijklessen meer voor gepland, maar wij vinden het noodzakelijk dat iemand die later een werf moet leiden, ook wel eens een truweel heeft vastgehad.”    Bron:   Trends

Hoe Vlaamse scholen big business werden

Bron:  Knack van 01/09/2021

Hoe meer extra werk scholen krijgen, hoe vaker ze een beroep doen op commerciële bedrijven die hun taken uit handen kunnen nemen. Het gevolg is de sluipende privatisering en internationalisering van het Vlaamse onderwijs. Knack onderzocht de belangrijkste sectoren en ondernemingen die veel geld aan onze scholen verdienen en kwam daarbij zelfs miljardair George Soros tegen.

Aan het eind van de zomervakantie worden alle handboeken uit de kast gehaald en gecontroleerd. Staat er geen al te grove schuttingtaal in gekrabbeld en kleven de bladzijden niet te hardnekkig aan elkaar, dan worden ze keurig in pakketten verdeeld. In het secretariaat worden ondertussen oefenblaadjes gefotokopieerd die de leerkrachten eigenhandig hebben opgesteld.

Zo ging het er nog niet zo lang geleden in Vlaamse scholen aan toe in de aanloop naar 1 september. Maar die tijd is voorbij, want de verdeling van schoolboeken wordt nu meestal aan een commercieel bedrijf uitbesteed. Net zoals steeds meer directies een beroep doen op externe cateraars, poetsdiensten, onderwijsconsultants en incassobureaus. Zelf hebben ze geen tijd meer om zich daarmee bezig te houden.

Dat komt om te beginnen doordat hun administratieve taken almaar zijn toegenomen, maar ook door de grote drang naar vernieuwing die het Vlaamse onderwijs al jaren in zijn greep houdt. Daardoor gaat steeds meer tijd op aan de voorbereiding en introductie van nieuwe eindtermen, digitale toepassingen en innovatieve leermethodes. ‘Bovendien zijn de werkingsmiddelen waarover scholen beschikken sinds eind jaren negentig stelselmatig ingekrompen’, zegt onderwijsexpert Luc De Man, gewezen hoofd van de pedagogische begeleidingsdienst van het GO!, de Vlaamse openbare instelling voor het gemeenschapsonderwijs. ‘Daardoor wordt schoolpersoneel dat uitvalt of vertrekt steeds minder vervangen. Laat staan dat er extra mensen in dienst worden genomen. Een pragmatische oplossing is dan vaak om tijdelijk een externe kracht in de arm te nemen of een commercieel bedrijf in te schakelen.’

Schooldirecteurs getuigen dat er met juridische stappen wordt gedreigd zodra ze overwegen om naar de concurrentie te gaan.

Daarbij moeten scholen zich wel strikt aan de wet op overheidsopdrachten houden. Voor aankopen onder de 30.000 euro is de procedure die ze moeten doorlopen nog doenbaar, maar voor hogere bedragen vergt dat ontzettend veel werk en kennis. Vandaar dat de onderwijsnetten en -koepels zogenaamde raamovereenkomsten afsluiten. ‘Scholen geven ons dan een mandaat om de aanbesteding in hun plaats uit te schrijven’, zegt Olivier De Ryckere van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. ‘Dat doen we onder meer voor energie, verzekeringen, schoolboeken, laptops en schoolmaaltijden. Zo nemen we scholen veel werk uit handen en krijgen we ook betere voorwaarden.’

Agressieve aanpak

Door zoveel tijdrovende taken uit te besteden, kunnen scholen zich veel meer op hun kerntaken concentreren. Toch zijn ze niet altijd onverdeeld tevreden over de contracten die ze hebben afgesloten. Zeker in domeinen waar sprake is van een bijna-monopolie, zoals onderwijsplatforms, de distributie van schoolboeken en de verkoop van ICT-toestellen, hebben scholen vaak geen andere keuze dan zich naar de voorwaarden van de grootste aanbieders te schikken. Of dat denken ze toch.

Sommige marktleiders blijken zich ook bijzonder agressief op te stellen om de concurrentie op een afstand te houden. Verschillende schooldirecteurs getuigen dat er met juridische stappen wordt gedreigd zodra ze klagen, eisen stellen of overwegen om naar de concurrentie over te stappen. ‘Twee dagen nadat ik te kennen had gegeven dat ik het contract met onze boekendistributeur niet wilde verlengen, stonden twee juristen van dat bedrijf in mijn kantoor’, zegt de directeur van een West-Vlaamse secundaire school. ‘Ze haalden werkelijk alles uit de kast om me te overtuigen op mijn beslissing terug te komen.’

Goudzoekers en techreuzen

Hoe meer geld scholen spenderen aan de uitbesteding van allerlei taken die ze vroeger zelf deden, hoe meer bedrijven zich expliciet op het onderwijs gaan richten. Of ze nu logistieke diensten, verzekeringen, meubels, laptops, software, boeken of advies verkopen. En zoals dat gaat met gaten in de markt, duiken er naast de vele ondernemingen die met kennis van zaken een degelijke service bieden ook een resem goudzoekers op. Zo hebben lang niet alle zelfstandigen die zichzelf bij Vlaamse scholen als consultants aanprijzen enige expertise of ervaring in de onderwijssector.

Dat onderwijs tegenwoordig big business is, blijkt ook uit de groeiende interesse van grote bedrijven en zelfs multinationals. Veel Vlaamse ondernemingen die zich met succes op het onderwijs richten zijn op zoek moeten gaan naar extra middelen. Die hebben ze nodig om te investeren in de ontwikkeling en het updaten van hun (vaak digitale) producten. Dat geld is niet moeilijk te vinden, want steeds meer grote binnen- én buitenlandse investeerders stappen gretig in de onderwijsindustrie. Opvallend is dat veel Vlaamse ondernemingen in eerste instantie in Nederlandse handen terechtkwamen. Maar ondertussen zijn ook investeerders uit de rest van Europa en de Verenigde Staten op de kar gesprongen. Het gevolg is dat nogal wat bedrijven die het Vlaamse onderwijs bedienen filialen van multinationals zijn geworden. Zo maakt zowel de grootste Vlaamse educatieve uitgeverij Van In als boekendistributeur Iddink vandaag deel uit van het Finse Sanoma, dat zijn aandacht steeds meer van de media naar het onderwijs verlegt.

Zelfs de Amerikaanse techreuzen hebben vandaag al een voet tussen de Vlaamse schoolpoorten. Smartschool werkt met Amazon Web Services samen voor het deel van het platform dat leerkrachten gebruiken om online les te geven, en scholen experimenteerden tijdens de coronacrisis uitgebreid met Google Classroom en Microsoft Teams om hun afstandsonderwijs te organiseren. Nochtans sprak de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens zich eind vorig jaar negatief uit over het gebruik van Amazon Web Services voor overheidstoepassingen. ‘Alle persoonlijke gegevens – in dit geval ook nog eens van minderjarigen – worden dan immers beheerd door een bedrijf van over de oceaan dat volgens de Amerikaanse regelgeving werkt, en die is minder strikt dan de Europese’, zegt Kristof Van der Stadt, hoofdredacteur van Data News. Dat geldt voor Amazon Web Services, maar evengoed voor Google en Microsoft.

‘Op zich is er niets mis mee dat scholen met grote, eventueel internationale bedrijven samenwerken, maar we moeten hun invloed op ons onderwijs wel heel goed bewaken. Zeker als ze ook content leveren’, zegt Luc De Man, die de werkgroep voorzit die zich op verzoek van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) over de kwaliteit van de leermiddelen buigt.

Scholen baas

De commercialisering en internationalisering van het Vlaamse onderwijs lijkt niet meer terug te draaien, maar dat wil nog niet zeggen dat de bedrijven die daar rijk van worden ook vrij baan moeten krijgen. Om te beginnen kan de overheid grenzen afbakenen door onder meer over de kwaliteit van de leermiddelen, het inzetten van incassobureaus en gerechtsdeurwaarders en de praktijken van boekendistributeurs duidelijke afspraken te maken en regels vast te leggen. Scholen moeten er zich dan weer meer van bewust zijn dat ze taken het best kunnen uitbesteden zonder er meteen alle greep op te verliezen. Vandaag al zijn er in Vlaanderen kleinschaliger ondernemingen actief die op die bezorgdheid inspelen. ‘Maar ook tegenover de grote bedrijven hebben scholen een veel sterkere onderhandelingspositie dan ze zelf beseffen. Zeker als ze samenwerken in een scholengroep of -gemeenschap’, zegt Colette Victor van vzw Krijt, een organisatie die voor betaalbaar onderwijs ijvert. ‘Zo kunnen ze perfect van hun leverancier eisen dat er geen incassobureau wordt afgestuurd op gezinnen die de boekenfactuur niet kunnen betalen. Maar de meeste scholen weten dat niet. Net zoals ze er amper bij stilstaan dat ze het ene bedrijf tegen het andere kunnen uitspelen om betere voorwaarden te krijgen. Scholen moeten beseffen dat zij de baas zijn. En niemand anders.’

De 5 belangrijkste sectoren die geld verdienen aan ons onderwijs

1. Educatieve uitgeverijen

De factuur voor schoolboeken is de afgelopen decennia flink gestegen. In het aso betalen veel ouders elk schooljaar opnieuw 250 tot meer dan 300 euro per kind. Dat komt vooral doordat schoolboeken tegenwoordig zo goed als altijd ook een digitaal luik hebben en er veel meer met invulboeken wordt gewerkt. Sterker nog: uitgevers bieden vandaag amper nog handboeken aan die jarenlang kunnen worden gebruikt. De voorbije jaren kwam daar al heel wat kritiek op. Niet alleen omdat invulboeken, die elk jaar opnieuw moeten worden aangekocht, duur en weinig ecologisch zijn, maar onder meer ook omdat ze leerlingen en leerkrachten lui zouden maken. Op verzoek van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts onderzoekt een onafhankelijke werkgroep op dit moment de kwaliteit van invulboeken en andere leermiddelen.

Veel bedrijven die het Vlaamse onderwijs bedienen zijn filialen van multinationals geworden.

Leerboeken hebben niet alleen impact op de lesmethoden waar leerkrachten voor kiezen, maar ook op de manier waarop leerlingen worden getoetst. Bij de meeste schoolboeken zitten tegenwoordig ook toetsen die aan de eindtermen voldoen en meestal digitaal kunnen worden gecorrigeerd. Veel leerkrachten verwachten dat ook, zeker nu ze hun leerstof in korte tijd aan de nieuwe eindtermen moeten aanpassen. Aangezien vooral gesloten en meerkeuzevragen digitaal kunnen worden verbeterd, staan er in dergelijke tests zo goed als geen open vragen.

90 procent van de leerboeken voor Vlaamse scholen wordt aangeleverd door de uitgeverijen Van In, Plantyn, Pelckmans, Die Keure en Averbode. De onderlinge concurrentie tussen die bedrijven is enorm en dus halen ze alles uit de kast om scholen voor hun producten te doen kiezen. Zo huren ze artiesten als Stan Van Samang, Lady Lynn of Raymond van het Groenewoud, stand-upcomedians of pizzachefs in om zo veel mogelijk leerkrachten te lokken naar de evenementen waarop ze hun nieuwe publicaties presenteren.

De grote spelers – Van In ? 7,7 miljoen winst (in 2020)

Uitgeverij Van In bestaat al sinds 1833 en werd in 2004 het overgenomen door het Finse Sanoma Learning, een afdeling van Sanoma Corporation, een beursgenoteerd educatie- en mediabedrijf. Sanoma Learning heeft ruim 2000 werknemers in België, Nederland, Polen, Finland en Zweden. Vorig jaar boekte het bedrijf een omzet van 500 miljoen euro.

Dochterbedrijf Van In is de grootste Belgische educatieve uitgeverij. Het geeft nog altijd gedrukte leerboeken uit, maar zet steeds meer in op digitale leermiddelen. Zo biedt het digitale leerplatforms aan waarop leerlingen onder meer huistaken en oefeningen kunnen maken. In het lager onderwijs is dat Bingel, dat door 86 procent van alle leerlingen wordt gebruikt, en voor het secundair onderwijs Diddit, dat een marktaandeel van 74 procent heeft. Van In heeft zo’n 180 werknemers en behaalde in 2020 7,7 miljoen euro winst op een omzet van 56,8 miljoen.

Uitgeverij Plantyn bestaat al meer dan 70 jaar. Naast gedrukte schoolboeken biedt het bedrijf ook software voor schooladministratie (Informat.be) en educatieve software (Scoodle.be) aan. Plantyn, dat 134 werknemers in dienst heeft, maakte vorig jaar 5 miljoen euro winst op een omzet van 38,8 miljoen.

De uitgeverij maakt deel uit van Infinitas Learning, waartoe ook de educatieve uitgeverijen Noordhoff (Nederland) en Liber (Zweden) behoren. Infinitas Learning was in handen van de Londense investeerder Compass Partners tot die het in juni van dit jaar aan de Nederlandse investeringsgroep NPM Capital verkocht. De enige aandeelhouder van NPM Capital is de holding SHV rond de steenrijke Nederlandse familie Fentener van Vlissingen.

2. Distributeurs van schoolboeken

Steeds meer scholen besteden de aankoop en verdeling van leerboeken uit. Sommige schakelen een distributeur in die de boeken van verschillende uitgeverijen in bulk of in pakketten levert en bezorgen die dan zelf aan hun leerlingen, maar er zijn ook heel wat secundaire scholen die ouders vragen om de huur- en koopboeken zelf bij een extern bedrijf te bestellen. Vooral die laatste optie is de laatste jaren in trek. Niet alleen besparen scholen op die manier veel tijd, ze hoeven zich ook niet langer met de (onbetaalde) facturen bezig te houden, want ouders betalen rechtstreeks aan het distributiebedrijf. Bovendien krijgen scholen in veel gevallen een commissie op de verkoop.

Vandaag krijgt bijna de helft van de Vlaamse leerlingen schoolboeken van de grootste boekendistributeurs Iddink en Studieshop.be. Standaard Boekhandel, tot voor kort ook een belangrijke speler, stootte de verdeling van schoolboeken in het voorjaar af. De distributie voor het secundair onderwijs kwam bij Studieshop.be terecht. De bediening van het basisonderwijs, waar scholen verplicht zijn om alle boeken zelf aan te kopen, werd overgenomen door het Nederlandse ICT-bedrijf Cloudwise, dat daartoe Schoolsupply.be oprichtte. Net voor de start van het nieuwe schooljaar sloegen bijna vierhonderd lagere scholen alarm omdat de boeken die ze via Schoolsupply hadden besteld nog niet waren aangekomen.

Ook bedrijven waarbij leerlingen uit het secundair onderwijs zelf hun boeken moeten bestellen, leveren niet altijd de beloofde service. Op sociale media dook de afgelopen weken weer een rist klachten op over boeken die niet, verkeerd of beschadigd werden geleverd.

Sommige van die distributeurs proberen scholieren ook allerlei spullen aan te smeren die ze niet echt nodig hebben. Op hun site wordt dan bijvoorbeeld gesuggereerd dat je in een bepaalde studierichting ook een dure atlas of speciaal tekenmateriaal moet hebben terwijl dat helemaal niet zo is. Vaak staat dat schoolmateriaal zelfs standaard aangevinkt.

Een andere bezorgdheid is dat die bedrijven er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hun facturen zo snel mogelijk worden betaald. Vaak krijgen ouders na een paar herinneringen al een incassobureau achter zich aan. Blijft een factuur onbetaald, dan komen ze op een zwarte lijst terecht en kunnen ze het volgende schooljaar geen schoolboeken meer bestellen. Ook niet voor hun andere kinderen. Leerkrachten krijgen van hogerhand dan vaak de dwingende vraag om die leerlingen ook geen fotokopies te geven. Het gevolg is dat sommige kinderen de les amper kunnen volgen en achterop dreigen te raken.

Iddink is sinds 2004 in ons land actief en levert lesmateriaal en schoolboeken aan bijna 120.000 Vlaamse leerlingen uit het secundair onderwijs. Het bedrijf maakt deel uit van de Nederlandse Iddink Group, die meer dan 300 medewerkers in dienst heeft en ook in Spanje actief is. In 2018 had het bedrijf een omzet van 142 miljoen euro.

Iddink Group was onderdeel van de Nederlandse holding NPM Capital, dat sinds kort de eigenaar van uitgeverij Plantyn is. Maar in 2018 werd Iddink verkocht aan Sanoma Learning, de onderwijspoot van het Finse beursgenoteerde educatie- en mediabedrijf Sanoma. In Nederland wordt op dit moment onderzocht of de overname van Iddink door Sanoma niet tot oneerlijke concurrentie leidt.

Studieshop is een onderdeel van het Nederlandse bedrijf The Learning Network, de grootste Nederlandse distributeur van lesmateriaal en studieboeken. In België en Nederland heeft het bedrijf ruim 350 medewerkers. Vijf jaar geleden werd The Learning Network opgekocht door de Brits-Amerikaanse investeringsmaatschappij TowerBrook, waarvan de veelbesproken miljardair George Soros een van de grootste kapitaalverstrekkers is. TowerBrook zou daar 300 miljoen euro voor veil hebben gehad.

Vaak krijgen ouders na een paar herinneringen al een incassobureau achter zich aan. Blijft een factuur onbetaald, dan kunnen ze het volgende schooljaar geen schoolboeken meer bestellen.

3. Verkopers van hardware en software

Hoewel er al langer pogingen werden ondernomen om het Vlaamse onderwijs te digitaliseren, was er een pandemie nodig om daar écht werk van te maken. In het kader van de zogenaamde Digisprong, een project dat de digitalisering van het onderwijs moet versnellen, heeft de Vlaamse regering nu 375 miljoen euro vrijgemaakt. Met die middelen moeten scholen onder meer laptops en andere ICT-toestellen voor hun leerlingen aankopen. Meteen stond een hele resem producenten en handelaars klaar om die te leveren, maar tot grote ergernis van de concurrentie is er één bedrijf dat systematisch met de lucratiefste contracten gaat lopen: Signpost uit Kortrijk.

Die onderneming sloot zowel met het Katholiek Onderwijs Vlaanderen als het GO! een raamovereenkomst af voor de levering van laptops en desktops aan scholen. Ondertussen won het ook de laptopdeal van WBE, de belangrijkste inrichtende macht van het Franstalige onderwijs. Begin dit jaar ging Signpost ook nog ‘een strategisch partnerschap’ aan met telecomoperator Proximus. Samen willen ze aan alle digitale noden van Vlaamse scholen tegemoetkomen: Proximus zorgt voor de aansluiting op het glasvezelnet en geeft telecomkortingen aan leraren terwijl Signpost voor het onderhoud en de beveiliging zorgt. Daarbij botsen ze op concurrent Telenet, die scholen via een raamcontract met de Vlaamse overheid al enkele jaren de mogelijkheid biedt om breedbandinternet af te nemen zonder daarvoor een openbare aanbesteding te hoeven uitschrijven. Vanaf dit schooljaar biedt Signpost voor een aantal vakken ook digitale content aan.

De ceo en belangrijkste aandeelhouder van Signpost is Arne Vandendriessche, Open VLD-schepen in Kortrijk. Het bedrijf is marktleider in de aanlevering en het onderhoud van computers in het Vlaamse onderwijs en levert ook software aan scholen. Signpost zet nu ook stappen op de Franstalige markt en ging daartoe een samenwerking aan met Bisoft. Dat bedrijf maakt deel uit van het Nijvelse BDE, een groep die gespecialiseerd is in de installatie en het beheer van IT-infrastructuur en IT-netwerken.

Bij Signpost werken 32 mensen. Vorig jaar boekte het 32 miljoen euro omzet en 1,6 miljoen winst: respectievelijk een verdubbeling en vertienvoudiging ten opzichte van 2019.

In mei vorig jaar wist Signpost een aantal nieuwe investeerders binnen te halen met klinkende namen als Steven Buyse (investeringsreus CVC), Stefan Tournoy (kledingwebwinkel Vente-Exclusive), Xavier Dewulf (energiegroep G&V), Frederic Van den Weghe (vastgoedinvesteerder Amavi) en Janwillem Naesens (investeringsfonds Droia).

4. Onderwijsplatforms

Een digitaal onderwijsplatform is in wezen het verlengstuk van een echt klaslokaal. Leerkrachten kunnen er hun leerplannen opladen, met leerlingen en hun ouders communiceren, opdrachten geven, huistaken ontvangen, feedback geven, punten en rapporten delen, educatieve filmpjes posten en zelfs online lesgeven. Scholen kopen een basispakket aan en kunnen meestal bijbetalen voor extra modules. In Vlaanderen is er in deze sector sprake van een bijna-monopolie: liefst 90 procent van de Vlaamse secundaire scholen en 40 procent van het basisonderwijs werkt met Smartschool. Nogal wat directeurs hebben het daar moeilijk mee omdat ze zich naar eigen zeggen ‘naar de nukken en beperkingen van dat bedrijf moeten schikken’.

Daarnaast wordt er geklaagd over de achterhaalde software, die uit de jaren negentig dateert en waar gaandeweg van alles aan werd toegevoegd. Vandaag biedt het platform een heel degelijk administratief pakket, maar volgens schooldirecties is het niet erg gebruiksvriendelijk en biedt het ook niet genoeg pedagogische meerwaarde meer. Verwacht wordt dat Smartschool de komende tijd zal worden gemoderniseerd en geprofessionaliseerd.

Smartschool werd in 2003 gelanceerd door het Limburgse bedrijf Smartbit, opgericht door de voormalige leerkracht Jan Schuer en zijn broer Geert. Volgens de recentste cijfers werd in 2019 een brutomarge van 2,1 miljoen en een nettowinst van 254.340 euro gehaald. Smartbit heeft een dertigtal medewerkers.

In juni van dit jaar werd Smartbit overgenomen door het Limburgse ICT-bedrijf Cegeka. Volgens zakenkrant De Tijd gebeurde dat omdat het bedrijfje ‘niet de financiële power en het inhoudelijke aanbod had om tegen de reuzen (zoals Google en Microsoft) op te boksen’. Ook de Limburgse Investeringsmaatschappij LRM stapte in het kapitaal. Cegeka haalt een omzet van 640 miljoen euro en 50 miljoen winst en telt zo’n 5000 werknemers. Het bedrijf is in handen van de familie van André Knaepen, die volgens Derijkstebelgen.be een vermogen heeft van meer dan 300 miljoen euro. Het wordt geleid door Stijn Bijnens, ooit met zijn netwerkbeveiligingsbedrijf Ubizen de whizzkid van innovatief ondernemend Vlaanderen.

5. Externe consultants

De laatste jaren trekken scholen steeds vaker externe consultants aan. Die begeleiden en ondersteunen hen onder meer bij de uitwerking van nieuwbouwprojecten, het opzetten van een nieuwe pedagogische aanpak of de coaching van leerkrachten. Dat komt vooral doordat schooldirecteurs steeds meer en complexere managementtaken moeten vervullen en tegelijk op personeel moeten besparen. Bovendien staan de pedagogische begeleidingsdiensten van de onderwijsnetten en -koepels, die scholen traditioneel bijstaan, onder druk door een grote besparingsoperatie.

De eerste consultants die aan het venster kwamen kijken, hadden doorgaans zelf ervaring in het onderwijs. Maar gaandeweg ontdekten ook mensen die tot voor kort advies gaven aan commerciële bedrijven het onderwijs als een interessante markt. Ook zij bieden nu hun diensten aan scholen aan.

De belangrijkste externe consultant is vandaag Schoolmakers, een coöperatieve vennootschap die zeven jaar geleden werd opgericht. Vandaag werken er achttien consultants, die allemaal uit de onderwijswereld komen.

Daarnaast zijn er in de sector vooral kleinere bureaus en eenmanszaken actief. Daardoor valt moeilijk in kaart te brengen hoeveel middelen vandaag naar externe consultants gaan. In elk geval wordt verwacht dat scholen de komende jaren almaar vaker een beroep op hen zullen doen en dat er gaandeweg ook grotere adviesbureaus zullen ontstaan die zich specifiek op het onderwijs richten.

Dit artikel is onder meer gebaseerd op gesprekken met Luc De Man (onderwijsexpert en gewezen hoofd van de pedagogische begeleidingsdienst van het GO!), Sven Dereze (TCM), Olivier De Ryckere (Katholiek Onderwijs Vlaanderen), Kristof De Witte (Leuven Economics of Education Research, KUL), Bert Smits (Schoolmakers), Kristof Van der Stadt (Data News), Colette Victor (vzw Krijt) en de ICT-coördinatoren, aankoopverantwoordelijken en directies van 9 Vlaamse lagere en secundaire scholen.

Waar halen scholen hun geld?

Vlaamse scholen hebben grosso modo drie grote bronnen van inkomsten. Om te beginnen krijgen ze van de Vlaamse overheid algemene werkingsmiddelen, die worden berekend op basis van het aantal leerlingen. Hoeveel ze per leerling precies krijgen, hangt van de onderwijsvorm en de studierichting af. In sommige bso-richtingen, bijvoorbeeld, krijgt een school tot drie keer meer middelen per leerling dan in het aso. Daarnaast worden ook zogenaamde ‘objectiveerbare verschillen’, zoals de thuistaal van leerlingen, het opleidingsniveau van hun moeder en de buurt waarin ze wonen, in rekening gebracht. Die werkingsmiddelen kunnen scholen grotendeels besteden zoals ze willen. Wel moeten ze een begroting opstellen en ter goedkeuring aan hun inrichtende macht voorleggen.

Ten tweede ontvangen scholen van de overheid ook zogenaamde ‘gekleurde gelden’. Dat zijn middelen die voor een specifiek doel worden toegekend en daar ook aan moeten worden uitgegeven. Wordt dat geld niet opgemaakt binnen een vooropgestelde periode, dan moet het verschil aan de overheid worden teruggestort. Voorbeelden daarvan zijn middelen voor digitalisering of voor de nascholing van het personeel.

Ten slotte wordt de schoolkas ook gespekt door de ouders van de leerlingen. Via de schoolfactuur betalen zij bijvoorbeeld voor uitstappen, T-shirts voor de turnles en fotokopies. In het lager onderwijs bestaat er een maximumfactuur: de school mag hoogstens 90 euro per schooljaar aanrekenen voor activiteiten en materiaal dat niet strikt noodzakelijk is voor het behalen van de eindtermen. Daarnaast kan er over de hele duur van het lager onderwijs ook nog eens 450 euro per leerling worden gefactureerd voor meerdaagse uitstappen. In het secundair onderwijs bestaat er geen maximumfactuur, waardoor de kosten in sommige scholen hoog kunnen oplopen.

Hoe wil Weyts het onderwijs verbeteren?

Nu hij de kopzorgen van het corona-onderwijs van zich af kan schudden, kan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) focussen op de kwaliteit. En op het nijpende lerarentekort. “We willen af van het idee dat iemand na een rist mislukte opleidingen altijd nog leraar kan worden.”

Sinds Ben Weyts in oktober 2019 de Vlaamse minister van Onderwijs werd, heeft hij zich vooral veel bezig moeten houden met de coronacrisis. Niet echt business as usual dus. Toch heeft het er stilaan de schijn van dat de N-VA-minister de onderwijstanker van richting laat veranderen. De praktijktest voor zijn beleid komt pas de komende jaren, maar Weyts kreeg in elk geval de sociale partners zover dat de evaluatieprocedures voor leerkrachten strenger worden. Zo wordt het eindelijk mogelijk om de uitwassen van het systeem van de vaste benoeming in het onderwijs aan te pakken. “Ik denk dat we de fundamenten in een paar grote werven hebben gelegd”, zegt Weyts. “Dat gaat over de vaste benoeming, maar ook over het inschrijvingsdecreet, het Leersteundecreet dat het M-decreet vervangt en de Digisprong.”

Zowel de katholieke onderwijskoepel als het gemeenschapsonderwijs klaagt over een nijpend lerarentekort. Volgens Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs, is dat zelfs het grootste probleem van ons onderwijs. Heeft hij gelijk?

BEN WEYTS. “Voor mij is de kwaliteit van het onderwijs de hoogste prioriteit, al is het lerarentekort daar natuurlijk onlosmakelijk mee verbonden. Zonder voldoende goed opgeleide leerkrachten kun je de onderwijskwaliteit niet garanderen.”

Koen Pelleriaux, de nieuwe topman van GO!, stelt voor dat leerkrachten zich specialiseren in een stukje van hun takenpakket. Kan differentiatie helpen om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken?

WEYTS. “Differentiëren kan al. De discussie over wat de onderwijsopdracht moet inhouden, is al vaker gevoerd. In het secundair onderwijs, vooral in de vakwerkgroepen, kunnen de leerkrachten perfect de taken verdelen. Dat gebeurt ook op verschillende plaatsen.

“Het is een nobel voorstel, maar de echte sleutel om het lerarentekort aan te pakken is nieuwe profielen aan te trekken. Nadat eerdere voorstellen bij de Raad van State zijn gesneuveld, is het deze regeerperiode gelukt om zij-instromers een beter perspectief te geven. Voor een aantal knelpuntvakken kunnen ze nu al tot acht jaar anciënniteit meenemen naar het onderwijs. Dat levert al snel een loonvoordeel van netto 300 euro op. Voorlopig gaat het om leerkrachten in het basisonderwijs, wiskundeleraars, leraren Frans en Nederlands en wetenschappen. Dit najaar breiden we die lijst met knelpuntberoepen uit.”

Zullen die zij-instromers volstaan om de kwaliteit te verbeteren?

WEYTS. “Het is maar een van de dingen die we doen. Om de vicieuze cirkel van dalende kwaliteit te doorbreken, is het ook nodig de kwaliteit van de lerarenopleiding op te krikken. We willen af van het idee dat iemand na een rist mislukte opleidingen altijd nog leraar kan worden. Daarom wil ik gevolgen koppelen aan de verplichte ijkingsproef voor de lerarenopleiding. Nu maakt het niet uit of je die test ernstig invult, dan wel een tekening van Mickey Mouse maakt. Die toets moet geen echte toelatingsproef worden, maar ik wil wel dat er bij tekorten een engagement wordt genomen om ze aan te pakken.”

U wilt de uitstroom van jonge leerkrachten ook beteugelen door te sleutelen aan de vaste benoeming. Waarom schaft u ze niet gewoon af?

WEYTS. “Je kunt de vaste benoeming vervloeken, maar er zijn ook goede kanten aan. In een scenario zonder vaste benoeming, duw je 150.000 leerkrachten elke zomer in de onzekerheid. Zullen ze wel een volledig uurrooster of volledig loon hebben? Nu heeft een grote groep die zekerheid, terwijl een kleine groep van leerkrachten die nog niet vast benoemd zijn, in de onzekerheid blijft.

“Er zijn inderdaad uitwassen waarbij onkundige en onwillige leerkrachten het systeem van de vaste benoeming misbruiken. Hoewel het onmogelijk leek, heb ik daarover een deal met de sociale partners gesloten. We willen het mogelijk maken dat jonge leerkrachten nu al na een jaar uitzicht krijgen op een de vaste benoeming. Daar staat tegenover dat de evaluatieprocedures aangescherpt worden, zodat de directies niet langer machteloos staan als ze iemand willen ontslaan. Tot op heden was daar geen beginnen aan.”

De tanende onderwijskwaliteit is allicht niet verbeterd tijdens corona. U zult niet de geschiedenisboeken ingaan als de minister die de PISA-scores verbeterd heeft.

WEYTS. “Ik maak me geen illusies. De onderwijskwaliteit verbeteren zal een geleidelijk proces zijn. Maar het probleem erkennen is wel de eerste stap. In het verleden werden de PISA-resultaten weleens gerelativeerd. Toen ik met mijn ministerschap begon, gingen we al voor de zestiende keer achteruit in de rankings. Ik vond dat het tijd was om die tendens eindelijk serieus te nemen.

“Ik zie drie speerpunten. Ten eerste: een focus op het Nederlands. Dat is de basis, waarmee alles begint. Nederlands maakt alle andere vakken mogelijk. We leven in een diversere samenleving dan twintig jaar geleden. We moeten verhinderen dat kinderen aan het lager onderwijs beginnen met een taalachterstand. Wie start met een achterstand zal die alleen maar groter zien worden. Ook in andere vakken. Daarom starten we dit jaar met de taalscreening voor kleuters. Dat is gekoppeld aan een schoolplicht vanaf vijf jaar. Die Koala-taaltest kan worden afgenomen van begin oktober tot eind november. Dat geeft dan een schooljaar om kinderen met een taalachterstand bij te spijkeren. Aan het einde van dat traject kan een klassenraad bovendien adviseren om de overstap naar het lager onderwijs uit te stellen. Ouders hoeven zich daar niet bij neer te leggen, maar wie toch start, kan dat enkel als een taalbad wordt gevolgd. De tijd van vrijblijvendheid is voorbij.

“Ten tweede zijn er de aangescherpte eindtermen. We leggen de lat hoger. Het zijn de minimumdoelen van wat kinderen moeten kennen en kunnen. Hoe kinderen dat leren, is de keuze van de scholen en de koepels. De vrijheid van onderwijs blijft dus bestaan, maar de lat ligt dus wel hoger.

“Ten slotte zijn er de peilingsinstrumenten. U wilt de leerachterstand door corona kennen? Eigenlijk hebben we als overheid geen instrumenten om dat te meten. De koepels hebben wel eigen instrumenten om de kwaliteit van hun scholen te meten. Uiteraard blijkt daaruit meestal dat ze het wel goed doen. Ik wil dat alle scholen zichzelf een objectieve spiegel kunnen voorhouden. Dat lijkt me een basiselement voor het verbeteren van de kwaliteit. Daarom ontwikkelen we centrale toetsen, die we willen afnemen in het vierde en het zesde leerjaar in het basisonderwijs, en in het tweede en het zesde middelbaar.”

Waarom komen de eerste tests er pas in 2024?

WEYTS. “Omdat uniforme proeven wetenschappelijk gevalideerd moeten zijn. Ik wil vermijden dat discussie ontstaat over de inhoud van die toetsen. De discussie moet gaan over de resultaten, niet over de invoering van het centraal examen. Daarom zijn bij het consortium dat aan die toetsen werkt, zowat alle onderwijsexperts in Vlaanderen betrokken.”

De katholieke koepel verzet zich wel tegen de invoering van de eindtermen. Ze zijn te gedetailleerd, klinkt het. Hebt u daar begrip voor?

WEYTS. “Ik betreur dat. Vlaanderen investeert 15 miljard euro in onderwijs, een kwart van de begroting. Maar de output is niet navenant. Als de kwaliteit niet is wat we verlangen van het onderwijs, dan moeten we ingrijpen. Zijn de aangescherpte eindtermen een garantie op succes? Neen, maar ik weet wel zeker dat alle vrijblijvende recepten uit het verleden niet hebben gewerkt. De tijd van ieder zijn ding laten doen, is voorbij. De belastingbetaler heeft recht op betere resultaten.

“Ik vind het maar normaal dat de Vlaamse samenleving mag bepalen wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Daarvoor betalen we, als maatschappij genoeg. Het is zowat de enige voorwaarde in het contract dat we met ons onderwijsveld afsluiten. De manier waarop kinderen die kennis krijgen, welke handboeken ze gebruiken, welke tijdsbesteding per vak, dat valt allemaal onder de vrijheid van onderwijs.”

Voor u is het dus prima als katholieke scholen de lessen Nederlands verplaatsen naar de godsdienstles?

WEYTS. (lacht) “Als die godsdienstles in het Nederlands doorgaat, zou dat in theorie kunnen. Weet je, ik ben niet doof voor tegenargumenten. Het kan best zijn dat de honderden eindtermen hier en daar te scherp zijn geformuleerd. Alleen is dit werkstuk het resultaat van twee jaar werk van experts en de koepels. Zij hebben de eindtermen uitgewerkt. Maar net om ervoor te zorgen dat de eindtermen met de realiteit sporen, hebben we ook een praktijkcommissie opgericht die de theorie en de praktijk met elkaar moet matchen. Die aanpak kan zelfs leiden tot de aanpassing van bepaalde eindtermen of procedures. Bovendien komt er een gedoogperiode van twee jaar. Scholen krijgen twee jaar de tijd om de eindtermen geleidelijk te implementeren.

“Maar voor de duidelijkheid: talmen heeft geen zin, we moeten absoluut aan de slag met de eindtermen om de lat in het onderwijs hoger te leggen. De schorsingsprocedure die het katholiek onderwijs aanhangig had gemaakt voor het Grondwettelijk Hof, is afgewezen. In een rechtstaat is het vanzelfsprekend eenieders recht om beslissingen aan te vechten, maar niemand heeft baat bij een juridische marathon.”

Het Franstalig onderwijs kiest voor een kortere zomervakantie. Onderwijsexperts vinden inderdaad dat die te lang duurt. Waarom bent u niet gevolgd?

WEYTS. “Ik wil geen debat uit de weg gaan, maar nu heb ik andere prioriteiten. Misschien moeten we eerst maar eens het lerarentekort en de onderwijskwaliteit aanpakken. Bovendien overstijgt het debat over de ingekorte vakantie het onderwijs. Je grijpt in op het persoonlijke leven van de ouders en de organisatie van het bedrijfsleven. Ik vind het verkeerd om snel-snel zo’n idee in beleid om te zetten. Ik heb advies gevraagd aan de SERV en VLOR, maar wil niet over één nacht ijs gaan.

“Los daarvan proberen we de zomerscholen structureel te verankeren. Het is een van de positieve gevolgen van corona. Dat geldt ook voor de investering van 385 miljoen euro in de Digisprong. Voor de zomerscholen trekken we nu een budget van 10 miljoen per jaar uit. Vorig jaar was het succes matig, maar dit jaar hebben de zomerscholen wel 11.000 kinderen op 180 locaties bereikt. En het werkt. Leerkrachten zeggen mij dat ze in de klas moeiteloos de kinderen eruit halen die een zomerschool hebben gevolgd.”

Fijn, maar zijn dat dan de kinderen die het ook meeste nodig hadden?

WEYTS. “Uit de eerste resultaten blijkt van wel. We bereiken veel kinderen met een effectieve leerachterstand, waarvan vele niet Nederlands als thuistaal hebben. Maar het is wel een subtiel spel: je wilt de juiste mensen een stimulus geven zonder dat de zomerscholen een stigma worden. Ze zijn geen alternatief voor een herexamen.”

U hebt ook de dubbele contingentering naar de prullenmand verwezen. Vrij vertaald, mogen scholen hun sociale mix weer zelf bepalen.

WEYTS. “Er is een politiek akkoord over de grote principes, maar dat moet nog verder ingevuld worden. Ik denk dat het belangrijk is dat we voor de inschrijving in scholen afstappen van een dwangmatige voorrang voor bepaalde groepen. Dat heeft tot veel frustratie en ergernis geleid. We bieden elke onderwijszone met een capaciteitsprobleem wel nog de mogelijkheid voorrangsgroepen aan te wijzen. Het lokale draagvlak is belangrijk. De gemeenteraad moet zo’n beslissing bekrachtigen. We willen meer de lokale problematiek laten spelen, in plaats van algemene voorrangsprincipes te bepalen.”

Leidt dat niet tot concentratiescholen en inschrijvingsfiles voor de poort van populaire scholen?

WEYTS. “Sommige scholen zullen altijd populairder zijn dan andere. En dat is maar goed ook. Het komt de onderwijskwaliteit ten goede. De scholen waar mensen staan aan te schuiven, zullen altijd de scholen zijn waar de kwaliteit beter is. Dat zie ik niet veranderen.”

Intussen blijft de roep om STEM-profielen luid klinken. Dreigt die aandacht andere richtingen in de verdrukking te duwen?

WEYTS. “Dat denk ik niet. Er is nog altijd een grote vraag naar STEM-profielen. Het onderwijsaanbod moet zich ook richten op wat de samenleving nodig heeft. We stellen vast dat ons actieplan van de afgelopen jaren wel meer meisjes heeft laten kiezen voor een STEM-richting, maar de instroom in de technische en beroepsopleidingen blijft te beperkt. Daar moeten we meer aandacht aan besteden. Daarom werken we samen met Hilde Crevits aan een nieuw STEM-actieplan.”

De regeerperiode is halfweg. Bent u tevreden en wat staat nog op uw todolijstje?

WEYTS. “Uitzichtloze dossiers aanpakken, doe ik graag. Ik denk niet ik de eerste signalen van een opflakkerende kwaliteit deze regeerperiode nog zal meemaken. Realiteitszin verhindert mij om daar te voluntaristisch over te zijn, maar ik hoop wel dat we de fundamenten hebben gelegd. Om te bepalen of ik uiteindelijk tevreden zal kunnen terugblikken, is het nog wat vroeg, maar we zijn de tanker stilaan wel in de goede richting aan het keren.”   Bron:  Trends