Effectloze effectentaks laat grootste vermogens ongemoeid

PVDA-volksvertegenwoordiger Peter Mertens legt uit waarom de meest kapitaalkrachtige Belgen geen of nauwelijks effectentaks betalen: “De reden is eenvoudig: de allerrijksten hebben hun vermogen niet op effectenrekeningen staan en ontsnappen zo probleemloos aan de taks.”

De effectentaks laat het kapitaal van de allerrijksten in ons land ongemoeid en treft vooral de middelgrote vermogens. Dat blijkt uit cijfers die de PVDA-fractie in de Kamer opvroeg bij minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V).

De linkse partij zet het debat over de fiscale hervorming op scherp. “De regering maakt zich sterk dat ze met haar fiscale hervorming de breedste schouders een eerlijke bijdrage zal vragen. De effectentaks kan die ambitie onmogelijk waarmaken. Ook niet als je het belastingtarief zou verdubbelen, zoals Vooruit-voorzitter Conner Rousseau voorstelt. De regering zal het over een andere boeg moeten gooien, wil ze haar mooie woorden over eerlijke fiscaliteit nakomen. De miljonairstaks van de PVDA dient zich hier perfect toe”, aldus Peter Mertens.

Volgens de website derijkstebelgen.be van journalist Ludwig Verduyn wonen er in ons land minstens 37 miljardairs. De cijfers van minister Van Peteghem tonen hoe zij volledig aan de effectentaks ontsnappen: er zijn nul belastingplichtigen met een vermogen van minstens 1 miljard euro die effectentaks betalen. Ons land kent volgens derijkstebelgen.be ook 187 multimiljonairs met een vermogen tussen de 100 miljoen en 1 miljard euro. Binnen deze vermogenscategorie vinden we amper zeventien belastingplichtigen die een effectentaks betalen.

De effectentaks schiet volgens Peter Mertens op minstens twee vlakken tekort om de grootste vermogens te kunnen treffen: “Met een belastingtarief van amper 0,15% legt de regering sowieso al weinig ambitie aan de dag. Verder is de belastbare basis bijzonder klein. De taks geldt alleen voor effectenrekeningen, niet voor aandelen op naam. Laat het net de miljonairs en de miljardairs zijn die aandelen op naam bezitten. Gevolg: zij ontsnappen in zeer grote mate aan de effectentaks. Dat was onze kritiek bij de invoering van de taks en dat tonen de cijfers van minister Van Peteghem nu zwart op wit”.

De regering ontziet met haar effectentaks de allergrootste vermogens en doet vooral aandeelhouders betalen die effectenrekeningen gebruiken om onder andere aandelen, obligaties en beleggingsfondsen te beheren.

“Wat wél werkt om de allergrootste vermogens te belasten, is onze miljonairstaks. Wij leggen die opnieuw op tafel nu de regering discussieert over een fiscale hervorming”, stelt Peter Mertens. De miljonairstaks die de PVDA naar voren schuift, richt zich zonder onderscheid op alle delen van het vermogen van de allerrijksten. Concreet gaat het om een belasting van 1% op de vermogens boven de 1 miljoen euro, 2% boven de 2 miljoen euro en 3% boven de 3 miljoen euro.

“De miljonairstaks brengt minstens 8 miljard euro in het laatje. Bijna twintig keer meer dan de opbrengst van de effectentaks. Met dat geld kunnen we investeren in pensioenen, gezondheidszorg en openbare diensten”, besluit Peter Mertens.

Hoe lager het inkomen, hoe slechter de gezondheid

Hoe lager het mediaaninkomen van een wijk, hoe slechter de gezondheidstoestand van de inwoners, besluit een grote studie door het Gezondheidsfonds van ziekteverzekeringsfonds Landsbond der Christelijke Mutualiteiten (CM). CM volgde zijn 4,5 miljoen leden in 20.000 wijken en legde een fijnmazig en rechtlijnig verband bloot tussen inkomen en gezondheid. ‘Deze resultaten zijn alarmerend.’

In een persmededeling licht de CM de resultaten toe van een uitgebreide studie onder al zijn leden. Zij wijst op de belofte van de federale regering De Croo om tegen 2030 de gezondheidskloof tussen mensen met de hoogste en de laagste gezonde levensverwachting met minstens 25 procent te verkleinen.

De CM stelt de vraag hoe die doelstelling kan worden gemeten en opgevolgd.  Deze nieuwe studie kan helpen om concrete beleidsmaatregelen te formuleren én te meten. De resultaten zijn gebaseerd op data van alle CM-leden – bijna 1 op de 2 Belgen – en is niet gebaseerd op zelfgerapporteerde gegevens, in tegenstelling tot enquêtes waarin respondenten met lage inkomens vaak ondervertegenwoordigd zijn.

Methode: gezondheidsongelijkheid op wijkniveau

Om een grondige analyse te kunnen maken, deelde de CM België op in 20.000 wijken, die verder werden ingedeeld in tien categorieën op basis van het mediaan fiscaal inkomen (volgens de gegevens van Statbel, het statistiekbureau van de overheid).

Het mediaaninkomen is een veel betere maatstaf om welvaart te meten dan het gemiddelde. Als vijf personen 1100 – 1200 – 1300 – 1400 – 15.000 euro verdienen, totaal 20.000, is het gemiddelde inkomen van deze vijf personen 4.000 euro. Het mediaaninkomen is het inkomen in het midden van deze reeks: 1300 euro (nvdr).

Alle 4,5 miljoen CM-leden werden, op basis van hun adres, ingedeeld in één van deze tien categorieën, waardoor een onderscheid kan worden gemaakt tussen leden die in arme en in rijke wijken wonen.

Vervolgens konden de onderzoekers aan de hand van enkele beschikbare gezondheidsindicatoren en zorggebruik meten hoe de gezondheidstoestand en het zorggebruik verschillen naargelang het inkomensniveau van elk van deze 20.000 wijken.

De onderzoeksresultaten bewijzen dat wie in een arme wijk woont 1,8 keer (of 80 procent) meer kans heeft om binnen het jaar te overlijden (alle oorzaken samen) dan wie in de rijkste wijken woont.

Mensen die in arme wijken wonen hebben daarnaast ook een hoger risico om verschillende chronische aandoeningen te ontwikkelen. Inwoners van de armste wijken hebben bijvoorbeeld 51 procent meer kans op diabetes in vergelijking met inwoners van de rijkste wijken.

Ze hebben ook 59 procent meer kans om minstens dertig dagen arbeidsongeschikt te raken, de zogenaamde ‘primaire arbeidsongeschiktheid’ (het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid, nvdr).

Het risico om in blijvende invaliditeit te verzeilen is zelfs 2,5 keer (150 procent) hoger voor mensen die zich in de meest kwetsbare situatie bevinden, in vergelijking met wie in de rijkste wijken woont.

Laagste inkomens stellen zorg uit en verzeilen uiteindelijk in zware zorg

Mensen die in de armste wijken wonen, stellen preventieve zorg vaker uit. Zij hebben bijvoorbeeld 70 procent meer risico om gedurende drie opeenvolgende jaren geen contact te hebben met een tandarts in vergelijking met bewoners van de rijkste wijken. Daartegenover staat dat arme groepen veel meer beroep moeten doen op  ziekenhuiszorg.

Mensen uit de armste wijken hebben 23 procent meer risico om opgenomen te moeten worden in een algemeen ziekenhuis en 39 procent meer risico om op een spoeddienst terecht te komen in vergelijking met mensen uit de rijkste wijken. Deze resultaten tonen duidelijk aan dat de gezondheidssituatie progressief verslechtert naarmate het inkomen daalt, waardoor er uiteindelijk meer nood is aan zware zorg.

Lage inkomens gaan naar psychiater, hogere inkomens naar psycholoog

Terwijl mensen in de rijkere wijken eerder naar de psycholoog gaan, maken mensen die in arme wijken wonen meer gebruik van een raadpleging bij een psychiater omdat deze zorg financieel toegankelijker is.

Hoe armer de wijk waarin men woont, hoe hoger het risico op gebruik van antidepressiva (26 procent hoger dan in de rijkste wijken) of antipsychotica (160 procent hoger). Daarnaast is het risico op een psychiatrische ziekenhuisopname 2,8 keer hoger in de armste wijken dan in de rijkste.

Het risico op een opname in een Initiatief voor Beschut Wonen (IBW) is 14,7 keer hoger, maar zelfs tot 31 keer hoger als we kijken naar het risico op opname in een Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT), voornamelijk voor mensen die in de armste wijken wonen.

Een Initiatief voor beschut Wonen (IBW) wordt voorzien voor volwassenen en ouderen met langdurige ernstige psychische problemen. Een IBW biedt begeleiding op vlak van zelfzorg, wonen, werken of alternatief voor werken, leren, ontspanning, sociale contacten, budgetbegeleiding, hulp bij administratie, huishouden, mobiliteit… (nvdr).

‘We zien dat mensen die zich in een economisch kwetsbare situatie bevinden, moeilijker de toegang vinden naar geestelijke gezondheidszorg,’ verklaart CM-voorzitter  Luc Van Gorp. ‘Zij krijgen vaker psychologische problemen. Het is voor ons belangrijk dat geestelijke gezondheidszorg zo wordt georganiseerd dat deze mensen gemakkelijker toegang vinden tot de juiste hulp.’

Gezondheidsongelijkheid aanpakken

CM Gezondheidsfonds pleit er tevens voor een federale methodiek om gezondheidsongelijkheid aan te pakken met meetbare doelstellingen (SMART). Die doelstellingen moeten worden bereikt om de collectieve inspanning op alle beleidsterreinen beter te coördineren (Health in All Policies).

‘Daar willen we als gezondheidsfonds graag mee onze schouders onder zetten,’ zegt Luc Van Gorp. ‘De data die uit zulke methodiek voortvloeien, kunnen we als gebruiken om de gezondheid van onze leden te verbeteren.’

Bijkomend moet er worden nagedacht over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, want hoewel er maatregelen zijn om de toegankelijkheid van de zorg te verbeteren (zoals het VT-statuut, maximumfactuur, statuut chronische aandoening, enz.), moet iedereen betalen naargelang hun draagkracht.

Het VT-statuut (Verhoogde Tegemoetkoming) voorziet voor lage inkomens een hogere tussenkomst voor gezondheidszorg. De maximumfactuur is de financiële bovengrens voor de jaarlijkse uitgaven voor onderwijs en ziekteverzekering (nvdr).

Er wordt momenteel enkel een onderscheid gemaakt tussen mensen met of zonder Verhoogde Tegemoetkoming. Deze dualiteit strookt niet met de reële behoeften van de bevolking.

Tot slot pleit CM voor een omvattende Health in All Policies-aanpak door er in de eerste plaats voor te zorgen dat iedereen over de middelen beschikt om zelf in de eigen basisbehoeften te voorzien (huisvesting, voeding, verwarming, gezondheidszorg).

Het is immers duidelijk dat gezondheid niet op zichzelf staat: het beschikbaar inkomen, de arbeids- en huisvestingsomstandigheden, de kwaliteit van de directe omgeving (met name de beschikbare diensten of de mate van vervuiling), het sociale netwerk, het vermogen om vrijetijdsactiviteiten te financieren, zijn allemaal factoren die een rol spelen bij de gezondheidstoestand.

Gezondheid moet daarom volgens de CM net heel breed worden bekeken en niet worden verengd tot één bevoegdheidsdomein. De impact op gezondheid moet in eender welk beleidsdomein doorslaggevend zijn. Voor de volledige studie, zie: Hervé Avalosse, Clara Noirhomme en Sophie Cès (CM-Studiedienst), Ongelijk in gezondheid: Kwantitatief onderzoek van economische ongelijkheden op vlak van gezondheid en gebruik van gezondheidszorg door CM-leden.

Ook in Vlaanderen kortere zomervakantie?

Ook in Vlaanderen kortere zomervakantie?

Sinds 1 september leven Franstalige scholieren op een ander ritme dan hun Vlaamse leeftijdsgenoten. Neemt Vlaanderen straks de hervormde schoolkalender over?

Terwijl zo’n 1,2 miljoen Vlaamse leerlingen van een welverdiende paasvakantie genieten, moeten hun Franstalige leeftijdsgenoten nog krap twee weken op de tanden bijten. Pas op 1 mei breekt in Wallonië en Brussel een lesvrije periode van twee weken aan, die niet langer paasvakantie maar lentevakantie heet. De asymmetrie is het gevolg van een ingrijpende kalenderhervorming die dit schooljaar in het lager en secundair onderwijs van de Franstalige Gemeenschap wordt uitgerold.

Door de zomervakantie met een kleine twee weken in te korten, konden zowel de herfst- als krokusvakantie tot twee weken worden uitgebreid. In combinatie met de verschuiving van de lentevakantie naar begin mei ontstond zo een strak geritmeerd programma: zeven weken les gevolgd door twee weken rust. Pedagogisch onderzoek wijst uit dat de nieuwe kalender beter aansluit bij het biologisch ritme van de leerlingen. Even belangrijk: een kortere zomervakantie helpt om cognitief zomerverlies tegen te gaan.

‘Deze hervorming heeft dertig jaar in de steigers gestaan’, zegt Jean-François Mahieu, woordvoerder van onderwijsminister Caroline Désir (PS). ‘Idealiter hadden we dit gecoördineerd met de Vlaamse Gemeenschap zodat de vakantieperiodes bleven overlappen. Helaas, op het kabinet van Vlaams onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) hoorden we telkens weer dat er geen draagvlak was. Daarom zijn we maar solo gegaan, tenslotte staat deze hervorming in ons regeerakkoord.’

Voor definitieve conclusies is het te vroeg, maar de tussentijdse balans is positief. ‘Koepels, directies en ouderverenigingen zijn enthousiast over het mentale welzijn van de leerlingen’, zegt Mahieu. ‘Zelfs de toeristische sector is vol lof over de extra opties tijdens het schooljaar.’ Geen draagvlak, dat is nog altijd de reactie op het kabinet van Weyts. ‘Uit alle opiniepeilingen blijkt dat hier geen consensus over bestaat’, zegt woordvoerder Michaël Devoldere, die beaamt dat de hervorming niet meer op de agenda van deze Vlaamse regering komt. ‘Daar kan alleen polarisering van komen, het laatste wat ons onderwijs nu kan gebruiken.’

Ignace Glorieux, professor sociologie aan de VUB, ervaart een aha-erlebnis. Dertig jaar geleden leidde hij in opdracht van de socialistische onderwijsminister Luc Van den Bossche een breed opgezet onderzoek over de kwestie. ‘Koepels, directies, pedagogen, ouders, alle visies werden meegenomen’, zegt hij. ‘Zo kwamen we uit bij drie scenario’s waarvan er één boven uitstak. Dat zogenaamde ritmeringsvoorstel komt nagenoeg perfect overeen met de nieuwe kalender die nu in de Franstalige Gemeenschap wordt uitgerold. Ik herinner me nog de voorafgaande discussies die soms een ideologische draai namen. Vanuit bepaalde katholieke kringen werd een vrijzinnig complot vermoed, omdat in het ritmeringsvoorstel de paasvakantie werd losgelaten. Dat het alternatief lentefeest zou heten en bovendien op de Dag van de Arbeid zou starten, werd als bewijs gezien.’

Beleidsmatig werd er niks mee gedaan, onderwijsminister Van den Bossche had de studie wel besteld maar toonde geen interesse in de conclusies. Toch zijn er weinig studies waaruit de voorbije dertig jaar zo vaak geciteerd werd. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) heeft er opnieuw naar verwezen toen toen minister Weyts hem vorig jaar om advies vroeg, naar aanleiding van de hervorming in het Franstalige onderwijs.

Ook de VLOR wierp het ontbreken van een draagvlak op. De Sociaal Ecomische Raad van Vlaanderen (SERV) wees in zijn advies op de complexiteit van zo’n hervorming en drong aan op extra onderzoek. Is het uitstel terecht?

Glorieux: Niemand trekt het nut van een hervorming in twijfel, maar de timing is cruciaal. Volgens de VLOR was er wel een momentum, maar helaas op het verkeerde moment. (lacht) Dat klopte vorig jaar wel, de corona-epidemie was niet het moment om de schoolkalender om te gooien. Ik ben absoluut gewonnen voor een hervorming, maar laat me toch even advocaat van de duivel spelen en wijzen op de complexiteit. De schoolkalender in het lager en secundair kan niet los worden gezien van het hoger onderwijs. Er zijn ingrijpende, buitenschoolse gevolgen, denk aan toerisme of aan vrijetijdsbesteding zoals jeugdbewegingen en sportclubs. De schoolkalender is een van de structurerende elementen in ons tijdsgebruik, zo simpel is het. Toch moet en zal die hervorming er ooit komen. Laten we nog even wachten tot we lessen kunnen trekken uit de ervaringen van de Franse Gemeenschap. Wallonië als gidsland, zo zou je het kunnen voorstellen.

Zijn er de voorbije dertig jaar kansen gemist om de hervorming door te voeren?

Glorieux: Nee, het heeft er nooit echt ingezeten. Het Vlaamse onderwijs is erg conservatief, vooral de vakbonden verzetten zich tegen iedere poging tot hervorming. Ik herinner met dat de CD&V op een congres een proefballonetje opliet. Nog diezelfde avond werd het idee door een furieuze ACOD-woordvoerder afgeschoten. Terwijl het niet eens om een concreet voorstel ging! Zo zitten we nog altijd opgescheept met een kalender die zijn oorsprong heeft in ons agrarische verleden, met echo’s uit de 19e eeuw, toen kinderen alleen naar school gingen als ze op de boerderij konden worden gemist. Ik vind het onbegrijpelijk als je de inzet beseft. Het terugdringen van zomerverlies is een sociale maatregel, want het zijn kinderen met een kwetsbare achtergrond die tijdens te lange zomervakanties leer- en taalachterstand oplopen.

Intussen bereidt de Franse Gemeenschap al de volgende stap voor: een grondige kalenderhervorming in het hoger onderwijs.

Glorieux: Logisch, want de verschillende onderwijskalenders moeten op elkaar aansluiten. Probeer als Franstalige ouder nu maar een gezinsvakantie te plannen als je kinderen in zowel het secundair als in het hoger onderwijs hebt. Maar de geplande hervorming heeft vooral pedagogische voordelen, alweer dankzij een doordachte ritmering. De examens in het eerste semester vallen in december, zodat studenten de kerstvakantie niet langer als een verkapte blokperiode maar als een echte rustpauze ervaren. Het tweede semester stopt na de examens op 23 mei. Wie in eerste zit slaagt, heeft uitzicht op drie maanden vakantie. Ook voor de anderen is de regeling gunstig: ze krijgen een maand om te remediëren voor de herexamens begin juli. Daarna schieten er nog altijd zes weken echte vakantie over, ideaal om zich te heroriënteren mocht dat toch nodig zijn.

Wat een vooruitgang ten opzichte van de Vlaamse kalender. Herexamens eind augustus zijn absurd, zeker als het een vak is van het eerste semester. Voor heroriënteren is zo nauwelijks tijd, om nog niet te spreken van het zoeken van een kot in september. Toch willen Vlaamse studenten niet horen van een hervorming. Voornaamste bezwaar is de vroegere start van het academiejaar op 1 september. Ik vind dat kortzichtig.   Bron: Knack

Oorlogskoorts

Oorlogskoorts

Zijn we slaapwandelend op weg naar de Derde Wereldoorlog? De auteurs van dit boek heten niet Madame Soleil. Maar dat hoeft ook niet. Want wie zijn ogen opent, merkt hoe sinds de invasie van Rusland in Oekraïne elk kritisch vermogen in de koelkast is gestopt. Zo van: ‘Wàt, u plaatst kanttekeningen bij de extra miljarden voor vernietigingswapens? Vriendje van Poetin!’ Met dit boek proberen Christophe Callewaert en Ludo De Brabander ons wakker te schudden.

Een ontnuchterende analyse over de oorlog die zich achter deze oorlog verbergt, een regime change in Moskou en het totaal onderschatte gevaar van een nucleaire winter. Maar ook over neo-mccarthyisme, een cultuur van vrede en Jean Jaurès.

BROCHURE kernwapens 2021.pdf (vrede.be)

https://vrede.be/nl/webwinkel/oorlogskoorts

Conner Rousseau wil volgende minister van Onderwijs worden

Vooruit-voorzitter Conner Rousseau wil de bevoegdheid Onderwijs claimen in 2024. Dat zegt hij in “De afspraak op vrijdag”. Rousseau maakt brandhout van het parcours van Ben Weyts (N-VA), de huidige minister van Onderwijs. Om de kwaliteit van het onderwijs opnieuw te verhogen moet de leerkrachtenopleiding versterkt worden en moeten er opleidingen geschrapt worden, zegt hij. Ouders die de Nederlandse taal niet vaardig zijn, moeten volgens Rousseau verplicht op taalcursus gestuurd worden.

“Ik zie geen verdiensten van N-VA, met Vooruit wil ik handen uit de mouwen steken”

Het is sinds 2014 geleden dat Vooruit nog een minister van Onderwijs leverde, maar als het van voorzitter Conner Rousseau afhangt, brengt 2024 daar verandering in. In “De afspraak op vrijdag” geeft hij toe dat hij na de regionale verkiezingen van 2024 met Vooruit de ministerpost Onderwijs wil claimen. “Onderwijs ligt mij nauw aan het hart. De dalende kwaliteit van het onderwijs bedreigt onze welvaart, met Vooruit wil ik de handen uit de mouwen steken en onderwijs op het juiste spoor zetten.”

Volgens Rousseau heeft huidig minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) veel te weinig zijn handen uit de mouwen gestoken. “Ik zie geen verdiensten van N-VA op onderwijsbeleid. Weyts is reeds vier jaar minister en plots ontdekt hij dat er een lerarentekort is en stelt hij een Raad der Wijzen in”, zegt Rousseau gepikeerd over het parcours van Weyts. Die raad onder leiding van onderwijsexpert Dirk Van Damme moet het onderwijs in Vlaanderen uit het slop trekken, de kwaliteit verhogen en nadenken over de leerkrachten van de toekomst. “Ondertussen zijn er leerlingen die geen examen krijgen omdat ze geen les kregen over een bepaald vak. Er is veel te weinig gebeurd.”

Weyts is reeds vier jaar minister, plots ontdekt hij dat er een lerarentekort is en stelt hij een Raad Der Wijzen in. Ondertussen zijn er leerlingen die geen examen krijgen omdat ze geen les kregen over een bepaald vak.

Voorzitter Conner Rousseau (Vooruit)   maakt zich ernstige zorgen over de toestand van het onderwijs in Vlaanderen. “Ik maak me gigantische zorgen over het onderwijs, vooral ook voor de kinderen zelf. Ik weet ondertussen welke kinderen thuis geen Nederlands spreken, zij zijn een vogel voor de kat.” Rousseau maakt zich ook zorgen over de welvaart van ons land, die volgens hem nauw samenhangt met de kwaliteit van het onderwijs. “Wij hebben geen olie, gas of diamant. Wij zijn een kleine open kenniseconomie, onze welvaart hangt voor een groot deel samen met het opleidingsniveau.” Als oorzaak van de kwaliteitsdaling spelen volgens Rousseau twee zaken mee: het lerarentekort en de taalkennis van het Nederlands.

Rousseau hekelt dan ook dat er geen globaal plan op tafel ligt om die problemen het hoofd te bieden en de kwaliteit van het onderwijs terug op te schroeven. “Ik besef ook wel dat je dat niet kan oplossen met een vingerknip”, geeft hij grif toe. “Maar ik ben bezig met een tournee in het buitenland, om te gaan kijken wat we van andere landen kunnen leren.”

Portugal is volgens Rousseau een goed voorbeeld om het leerkrachtentekort mee op te lossen. “In Portugal is men de opleidingen aan het rationaliseren. Dat moeten we in België ook doen, er moeten opleidingen geschrapt worden. Drie verschillende leerkrachten die Grieks geven aan een handvol leerlingen moeten samengebracht in één klas, zo spaar je twee leerkrachten uit. We kunnen niet meer élke school alle lessen laten geven.” Volgens Rousseau is er “op papier” helemaal geen leerkrachtentekort, “maar het evenwicht is zoek”.

In Portugal is men de opleidingen aan het rationaliseren. Dat moeten we in België ook doen, er moeten opleidingen geschrapt worden.

Anderzijds moeten ook de leerkrachtenopleidingen op Portugese leest geschoeid worden. “Te veel jonge leerkrachten vallen uit omdat ze niet hoogopgeleid zijn om de complexe klassen van vandaag de baas te kunnen”, verklaart Rousseau. “Er moeten meer masteropleidingen in het onderwijs komen, waar ze ook een billijke vergoeding voor moeten krijgen.”

Verplichte taallessen en schoolplicht verlagen

De taalachterstand van leerlingen is een ander belangrijk probleem. Uit de koalatest, een taaltest voor vijfjarigen, bleek alvast dat 14 procent van de kleuters in het onderwijs een taalachterstand heeft opgelopen. Ook dat werkt door op de dalende onderwijskwaliteit. “Het begint allemaal bij het begin”, denkt Rousseau. “Onderzoek na onderzoek wijst erop dat kinderen die op vroege leeftijd naar de kinderopvang gaan meer taalvaardig zijn dan kinderen die dat niet doen. We moeten de schoolplicht op drie jaar brengen, want wie thuis niet leert moet dat op school doen.” Momenteel ligt de schoolplicht – in feite de leerplicht, het hoeft niet op school te gebeuren – op vijf jaar.

Je mag verwachten van een ouder dat die de taal beheerst, het belang van de kinderen is het allerbelangrijkste. Vandaar moeten er verplichte taallessen voor ouders komen, die helemaal gratis zijn

Rousseau is dan ook geen voorstander van “het debiele voorstel van minister van Onderwijs Weyts”, zoals hij het letterlijk zegt, om te snoeien in het groeipakket wanneer kleuters een taalachterstand hebben opgelopen. Toch vindt hij het belangrijk dat ouders die de taal niet machtig zijn, bijgeschoold worden in het belang van het kind. “Je mag verwachten van een ouder dat die de taal beheerst, het belang van de kinderen is het allerbelangrijkste”, denkt hij. “Vandaar moeten er verplichte taallessen voor ouders komen, die helemaal gratis zijn. Dat is een investering, op dit moment verliezen we geld.” Ouders moeten “op een toffe manier” het Nederlands machtig worden, “maar als ze dat niet willen, dan moeten we hen verplichten.”

Volgens Neutr-On wordt het tijd dat de politici beginnen te beseffen dat het Vlaams Onderwijs de verkeerde richting uitgaat. Het zijn juist de traditionele partijen die de kwaliteit van het onderwijs onderuit gehaald hebben. Veel kritiek op minister Weyts moeten ze dan ook niet geven. Weyts zal nog veel werk hebben om het verziekte onderwijssysteem terug op de goede sporen te krijgen. Of dat zal lukken is nog een andere vraag.