De crisis maakt de uitgaven opnieuw groter dan de besparingen. Hebben we die luxe nog met een deficit van 31 miljard euro of is bloedrood het nieuwe normaal? ‘De eerlijke analyse dat er op korte termijn geen paniek nodig is, maakt de politiek blind voor de lange termijn.’
Met de opmaak van de begrotingen van 2023 en 2024 staat de Vivaldi-regering voor zijn laatste grote afspraak voor de verkiezingen. Premier Alexander De Croo (Open VLD) wil na een ontsporing van het budget 1,7 miljard euro saneren, maar de focus van de linkse Vivaldi-partijen ligt eerder op koopkracht. ‘Ik vind het vandaag belangrijker dat de begroting van de mensen klopt, dan die van de regering’, zei Groen-voorzitter Jeremie Vaneeckhout deze week in ‘Villa Politica’. Een Twitter-stormpje was zijn deel. Vaneeckhout pleitte er niet voor de teugels helemaal te vieren, maar ‘de ultieme doelstelling is gezinnen en bedrijven door de crisis loodsen. We hebben nu geen nood aan een boekhoudersmentaliteit.’
Er zijn tijdens een oorlog en een prijzencrisis inderdaad andere bezorgdheden denkbaar dan besparen. Maar econoom Geert Noels (Econopolis) vindt de uitspraak symbool staan voor de ‘lichtzinnigheid waarmee vandaag naar de overheidsfinanciën wordt gekeken’. ‘De rente op de Belgische overheidsobligaties steeg in een jaar van nul naar 2,7 procent. Als dat pakweg 4 procent wordt, komt er op termijn 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan uitgaven bij. De vergrijzing is goed voor bijna 4 procent van het bbp extra uitgaven. En daar komt nog de verhoging van het defensiebudget en de nood aan investeringen bij. Hoe we dat gaan betalen? Is daar een plan voor? Ik zie het niet. Alleszins niet met langetermijnbuffers, want die zijn opgebruikt.’

In 1981 stonden alle economische indicatoren na de oliecrisis en jaren van instabiliteit diep in het rood. Onder druk van het Internationaal Monetair Fonds begon de regering Martens V met een herstelbeleid, maar intussen liepen de rentelasten op tot 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
De sanering werd pas serieus aangepakt na het Verdrag van Maastricht. Om te kunnen toetreden tot de eurozone ontvouwde Jean-Luc Dehaene zijn Globaal Plan, met onder andere de gezondheidsindex en de loonnormwet.
Onder Guy Verhofstadt daalde de staatsschuld naar 87 procent, maar de paarse regeringen misten de kans om te hervormen. ‘Paars heeft toen de kosten van de sociale zekerheid laten ontsporen’, gaf Karel De Gucht (Open VLD) in 2017 toe.
Door de banken- en schuldencrisis gingen de begroting en de schuld in het tijdperk van Yves Leterme en Herman Van Rompuy opnieuw in vrije val. Die periode viel samen met grote politieke instabiliteit.
De regering-Di Rupo werd na 543 dagen formatiecrisis gevormd onder druk van de financiële markten. De langetermijnrente was opgelopen tot 6 procent. Er werd volop gespeculeerd tegen België. Elio Di Rupo trok de leeftijd van het vervroegd pensioen op.
De paars-gele regering van Charles Michel bereikte in 2018 bijna een begrotingsevenwicht, maar dat was dankzij een truc met voorafbetalingen. De verhoging van de pensioenleeftijd was de belangrijkste hervorming in jaren.
In 2020 nam het begrotingstekort door de coronacrisis een duik richting 9 procent. Vooral de structurele problemen komen boven water, versterkt door een verhoging van de minimumpensioenen.
Geert Noels vergelijkt de uitspraak met de bekende quote van Guy Mathot (PS) dat het begrotingstekort vanzelf zal verdwijnen. ‘Toen waren er tenminste nog eerste ministers die er anders over dachten. Vandaag heerst een sfeertje alsof het er allemaal niet toe doet, waardoor er ook geen draagvlak wordt gecreëerd voor de broodnodige hervormingen, die niet gebeuren. Mensen die wel nog wijzen op de gevolgen daarvan, zijn ‘drama queens’. Populaire media berichten nog maar weinig over begroting, en de bevolking krijgt de indruk krijgt dat zelfredzaamheid en zelf buffers aanleggen geen zin meer heeft.’
Geert Noels: ‘Vandaag heerst een sfeertje alsof het er allemaal niet toe doet, waardoor er ook geen draagvlak wordt gecreëerd voor de broodnodige hervormingen, die niet gebeuren.’
Mathot, de gewezen begrotingsminister van de regeringen-Martens IV en -Eyskens deed zijn uitspraak begin jaren 80, toen België na de oliecrisissen en jaren van politieke instabiliteit de zieke man van Europa was geworden. Met als dieptepunt een tekort van bijna 16 procent van het bbp in 1981 en een schuldgraad van 138 procent in 1993, als gevolg van de explosie van de rentelasten. Pas na een devaluatie van de frank, enkele indexsprongen, het Verdrag van Maastricht en het Globaal Plan van Jean-Luc Dehaene, raakte de toestand weer onder controle.
Met een tekort van ruim 5 procent en een schuldgraad van 107 procent zitten we nog niet in de regionen van toen, maar her en der leeft de vrees dat de geschiedenis zich dreigt te herhalen. Gouverneur Pierre Wunsch van de Nationale Bank noemt de energieschok groter dan de oliecrisis. Een door de automatische indexering aan- gedreven loon-prijsspiraal dreigt onze concurrentiepositie te ondermijnen. Door een gebrek aan buffers heeft de overheid weinig ruimte voor beschermende maat- regelen. En intussen begint de befaamde spread, het renteverschil tussen België en Duitsland, weer op te lopen.
Voor de ratingbureaus is het genoeg dat België zijn schulden kan aflossen. Maar voor het land is dat niet genoeg. Daarom is er geen druk om te hervormen.
Tegelijk zien we dat heel Europa kampt met hoge inflatie en tekorten, en dat de financiële markten zelfs niet in paniek slaan als extreemrechts de macht grijpt in Italië, een land met een schuldgraad van 150 procent. De vraag is of we nog gealarmeerd moeten zijn, of is bloedrood het nieuwe normaal? Bron: de Tijd