De straten van Frankrijk zijn al meer dan drie maanden lang voor miljoenen Franse arbeiders dé plaats om een vuist te maken tegen de nieuwe pensioenwet van president Macron. Hoewel de wet er inmiddels op autoritaire wijze is doorgedrukt, is de strijd tegen Macrons regering nog niet gestreden.
Door Luca Bonsangue in Socialisme.Nu
Al in zijn eerste ambtstermijn beloofde Macron de pensioenleeftijd te verhogen, maar kreeg dit uiteindelijk in het Franse parlement niet voor elkaar. Volgens peilingen is een ruime meerderheid van de Fransen, tussen de 60 en de 66 procent, tegen Macrons nieuwe pensioenwet. Als reactie op die peilingen zei Macron dat democratische legitimiteit bij het parlement lag en niet bij de publieke opinie. Toen een maand later bleek dat hij ook niet op een meerderheid kon rekenen in het parlement, gooide Macron het over een andere boeg. Op 16 maart drukte hij zijn wetswijziging tegen de wil van een parlementaire meerderheid toch door, daarbij gebruikmakend van een ondemocratisch grondwetsartikel.
Dit tot grote woede van de Franse arbeidersklasse: meer dan 80 procent van de Franse bevolking keurde de autoritaire handelswijze van Macron af. Op 15 april keurde het Constitutioneel Hof de wet goed, met als gevolg dat de wet vanaf september van kracht zal zijn. Diezelfde avond trokken honderdduizenden woedende Fransen de straten in: er waren spontane protesten in Lyon, Rennes, Nantes en Parijs, waar demonstranten vlakbij het zwaarbeveiligde parlementsgebouw wisten te komen. De demonstraties werden met traangas, massa-arrestaties en bruut geweld uiteen geslagen. Deze escalatie van politiegeweld had niet het beoogde effect, want nog altijd steken protesten en stakingen overal in Frankrijk de kop op.
Pensioenstelsel
De woede van de Fransen is volledig terecht. De pensioenwet is niets anders dan een neoliberale aanval op de meest kwetsbare groepen arbeiders. Toch heerst er het idee dat Fransen zich druk maken om niets of werkschuw zijn. De verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 lijkt op het eerste gezicht nog laag, zeker omdat die leeftijd in Nederland straks op 67 jaar ligt. Franse arbeiders hebben echter een totaal ander pensioenstelsel dan wij. Zo kent Frankrijk geen AOW. Terwijl werkenden in Nederland vanaf hun 15de iedere maand AOW-rechten opbouwen, moeten Fransen alles zelf zien te financieren. Hierdoor houden werkenden die met pensioen gaan in Nederland gemiddeld 90 procent van hun laatstverdiende inkomen over, terwijl hun Franse lotgenoten slechts 75 procent overhouden.
Een nog belangrijker verschil is dat de pensioenleeftijd in Frankrijk een ondergrens is. Je krijgt alleen een volledige pensioenuitkering als je op de pensioengerechtigde leeftijd minimaal 42 jaar lang hebt gewerkt en pensioenpremies hebt afgedragen. Als je na je 20ste begint met werken, dan moet je voor een volledig pensioen dus alsnog langer doorwerken, tot de bovengrens van 67. Dat is exact dezelfde pensioenleeftijd voor de Nederlandse AOW vanaf 2024. Gemiddeld genomen kan een gepensioneerde hier 2.800 euro per maand verwachten. In Frankrijk is dat slechts 1.500 euro en voor vrouwen vaak zelfs maar 1.050. Fransen die vroeg begonnen zijn met werken, worden dus bijzonder hard geraakt door een verhoging van de pensioenleeftijd. Arbeiders met een fysiek zwaar beroep die niet tot hun 64e door kunnen werken, zoals bouwvakkers en mensen in de thuiszorg, zijn ook de dupe. Vaak zijn het de laagstbetaalde arbeiders die het vroegst beginnen en het zwaarste werk moeten doen.
Macrons bewering dat de pensioenwet nodig zou zijn om de staatsschuld te beteugelen is een grove leugen. Terwijl de levensverwachting van de Fransen al decennialang zou stijgen, is het percentage van de begroting dat voor pensioensuitkeringen gereserveerd wordt ongeveer gelijk gebleven, zo rond de 13,6 procent. Overigens sterft volgens een onderzoek van statistiekbureau Insee ruim een kwart van de allerarmste Fransen vóór hun 62ste. Je levensverwachting is immers sterk afhankelijk van je vermogen.
De wet dient op alle manieren de belangen van de kapitalisten. Door een verhoging van de pensioenleeftijd zijn arbeiders langer beschikbaar op de arbeidsmarkt. Niet alleen zijn kapitalisten hierdoor relatief minder geld kwijt aan pensioenen maar het vergroot ook het aanbod op de arbeidsmarkt. Voor neoliberale politici als Macron is de verhoging van de pensioenleeftijd een middel om de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal in het voordeel van de kapitalistische klasse te houden. Een groter aanbod op de arbeidsmarkt heeft een drukkend effect op de lonen, omdat arbeiders makkelijk te vervangen zijn en daardoor minder snel eisen stellen. Op die manier helpt de verhoging van de pensioenleeftijd om de lonen laag en de winsten hoog te houden, of in de woorden van Marx: om de uitbuitingsgraad te verhogen.
Nadat Macron zijn wet had doorgedrukt, volgde een escalatie van politiegeweld tegen demonstranten door heel Frankrijk. Tientallen demonstranten maakten meldingen van gebroken botten. Een man die een gevallen jongen probeerde overeind te helpen verloor zijn oog. Door het politiegeweld liggen inmiddels drie demonstranten in kritieke toestand in het ziekenhuis en nog twee liggen in coma. De Franse politie mag overigens nog altijd met hun 52e met pensioen.
Net als bij de protesten van de Gillettes Jeunes enkele jaren geleden was dit een poging om de protestbeweging en de vakbonden te breken. Dat is niet gelukt. De verscherping van het geweld illustreert vooral dat de legitimiteit van de regering is weggevallen: het is inmiddels zonneklaar dat Macron een minderheid vertegenwoordigt en het verzet van de meerderheid met geweld probeert te onderdrukken. Sinds het omzeilen van het parlement heeft Macron elke democratische legitimiteit verloren en dat maakt hem in potentie zeer kwetsbaar.
Strategische vraagstukken
Nu Macrons pensioenwet is doorgedrukt, is de protestbeweging in een nieuwe fase beland. De acties zetten zich door en draaien steeds meer om de val van de regering. Dat stelt de beweging voor een nieuw strategisch vraagstuk.
Op dit moment wordt de strijd voortgezet op dezelfde wijze als voorheen. Vakbonden CFDT en CGT hebben een volgende nationale stakingsdag afgekondigd voor 28 april en er wordt breed gemobiliseerd voor demonstraties door het hele land op de dag van de arbeid. Het probleem met deze strategie is dat het ontbreken van een serieus plan om Macron weg te krijgen ertoe leidt dat de opkomst bij acties terugloopt. Het gevaar is dat de beweging verloopt.
Tegenover de huidige poging om de strijd voort te zetten, zijn er voorstellen om de strijd op straat en in de bedrijven zo snel mogelijk te staken en binnen juridische kaders ‘voort te zetten’. De meest gematigde delen van de beweging dringen aan op een campagne om een referendum ter heroverweging van de pensioenwet te organiseren. De campagne voor het referendum is een initiatief van de reformisten in het Franse parlement, met name de Groupe Socialiste waar de sociaal-democratische Parti Socialiste de grootste van is. Ook vakbonden en de Franse Communistische Partij (PCF) steunen de campagne.
Maar zo’n campagne voor een referendum zal maanden gaan duren, waardoor het op korte termijn vooral afleidt van de strijd. Bovendien is het weinig geloofwaardig dat een president die het parlement buiten spel zet en een grote meerderheid van de bevolking negeert ineens wel naar een niet-bindende referendumuitslag zal luisteren. De inzet op een referendum lijkt vooral aan te sturen op een nederlaag.
Naast deze twee strategieën wordt er opgeroepen tot een escalatie van de strijd door een algemene staking voor onbepaalde tijd af te kondigen. Met andere woorden: om het hele land stil te leggen tot de regering valt. Een initiatief tot zo’n staking is echter niet zomaar genomen en vraagt om een grote druk op de leiding van de vakbonden. Tot slot stelt de pensioenstrijd de Franse arbeidersklasse voor een belangrijk politiek vraagstuk. De belangrijkste oppositiepartij in Frankrijk is nog altijd Le Pens Rassemblement National. Die partij werd actief geweerd op vakbondsacties. Bovendien heeft de partij veel steun onder politieagenten die zij niet wil verliezen, waardoor de partij het politiegeweld niet afkeurt. Mede daardoor is extreemrechts in Frankrijk er niet in geslaagd om van de massale woede over Macrons autoritaire optreden en asociale pensioenwet te profiteren. Desondanks is het van groot belang dat er ook een sterkere linkse politieke vertegenwoordiging komt. Het klassenbewustzijn, zelfvertrouwen en de ervaring die de Franse arbeidersklasse in de strijd heeft opgedaan komt goed van pas om zich verder te gaan organiseren.