De prijs van het brood stijgt zienderogen. Ook andere voedingsmiddelen worden duurder. De Verenigde Naties luiden zelfs de alarmbel over de voedselsituatie in de wereld. Volgens de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de VN, geraken in de komende maanden nog maar eens 13 miljoen extra mensen ondervoed, vooral in Afrika en Azië.
Het internationaal economisch weekblad The Economist overdreef niet toen het op zijn voorpagina sprak over de “komende voedselcrisis”. Net als vele andere kranten en tijdschriften die het nu over die voedselcrisis hebben, legt The Economist het verband met de oorlog in Oekraïne. Sterker nog, door een voedselcrisis te veroorzaken zou de oorlog “ontelbare levens kosten ver van het slagveld”. Daarmee gaat men toch wat kort door de bocht.
Een langdurige crisis
De huidige oorlog is dan misschien wel de aanleiding, maar is niet de oorzaak. De voedselcrisis is niet dit jaar ontstaan. Tot enkele jaren geleden leek het erop dat de honger in de wereld verminderde. Het aantal mensen met ondervoeding daalde van 811 miljoen in 2005 tot 607 miljoen in 2014. Maar sindsdien gaat het opnieuw de verkeerde richting uit: 650 miljoen in 2019 en weer naar 811 miljoen in 2020.
Deze evolutie heeft niets te maken met een absoluut gebrek aan voedsel. Integendeel, de wereldwijde voedselproductie stijgt al een halve eeuw sneller dan de bevolkingstoename. De graanoogst was vorig jaar de grootste ooit. Bovendien schijnt er geen link te zijn tussen de honger op wereldschaal en de voedselprijzen op de wereldmarkten. Het aantal mensen met honger begon te stijgen in 2014-15, toen de voedselprijzen laag waren.
Kortom, er schort iets fundamenteel aan de manier waarop het voedselsysteem in elkaar zit. Het gaat om een combinatie van factoren die er samen voor zorgen dat de honger toeneemt en de voedselsituatie voor een deel van de wereldbevolking zeer kwetsbaar is.
1. In de eerste plaats zijn veel landen voor hun voedselvoorziening afhankelijk gemaakt van de internationale markten. Sinds de koloniale tijden is de voedselconsumptie geharmoniseerd, zodat vier teelten (graan, rijst, maïs en soja) zorgen voor 60% van alle calorieën die verbouwd worden. Sindsdien is de voedselproductie op grote schaal geïndustrialiseerd met chemische meststoffen en pesticiden. De ontwikkelingslanden werden aangespoord om zich te specialiseren in de teelt van bepaalde landbouwproducten voor de export. Ze konden dan de voedingsmiddelen invoeren.
Sindsdien is de voedselconsumptie van veel landen zeer afhankelijk van de import. Meer dan 20% van de calorieën gaan minstens één grens over voor ze geconsumeerd worden. Vier op de vijf mensen wonen in landen die zelf meer voedsel invoeren dan uitvoeren. Zij zijn dus afhankelijk van de wereldhandel voor hun voedselconsumptie.
In “normale” omstandigheden is dat voor veel landen niet zo’n groot probleem. Europa is bijvoorbeeld op het niveau van het continent zelfvoorzienend en Europese landen hebben voldoende buffers om schommelingen op te vangen. Toch merken we nu bij ons in onze portemonnee ook al de prijzen van de wereldhandel. Men kan zich makkelijk inbeelden dat arme landen nog veel kwetsbaarder zijn.
2. Met de prijzen van voedsel is er ook iets eigenaardig aan de hand. Die worden niet bepaald door de wet van vraag en aanbod. Op de wereldmarkt stijgen de graanprijzen al sinds 2020 en toch is er nog nooit zoveel graan geoogst. Van een tekort is geen sprake. Het probleem is dat de hele markt gedomineerd wordt door enkele gigantische monopolies. Vier bedrijven – ADM, Bunge, Cargill en Dreyfus – controleren 70-90% van de wereldhandel in granen. Deze bedrijven kopen zich nu ook in in andere sectoren: zaden, meststoffen, distributie, enz.
De voedingssector is sterk verbonden geraakt met de financiële sector en de prijzen worden nu vooral bepaald door speculatie. Dat betekent dat de handel in “futures” de prijs van vandaag bepaalt. Men verhandelt vandaag op de wereldmarkt de oogsten van morgen en zelfs van de volgende seizoenen. Als iedereen verwacht dat de situatie op de wereldmarkt in de toekomst zal verslechteren, gaan de prijzen nu omhoog. Vandaar ook dat de periode van de coronacrisis gekenmerkt werd door stijgende voedselprijzen hoewel er voedsel in overvloed was.
Volgens een recent Oxfam-rapport stegen de voedselprijzen tussen maart 2021 en maart 2022 met 30%, meer dan ooit in dezelfde tijdspanne. Tezelfdertijd hebben de superrijken achter de voedingsmultinationals zich enorm verrijkt. De familie die de graangigant Cargill bezit, kon dagelijks 20 miljoen dollar aan het familiefortuin toevoegen. Ze tellen nu twaalf miljardairs in hun rangen, vier meer dan in 2020.
3. Een deel van de gewassen die verbouwd worden, zijn niet beschikbaar als voedsel. Denk aan de markt van biobrandstof. Men schat dat de calorieën aan voedsel die in brandstof verwerkt worden binnenkort gelijk zijn aan het equivalent van de voedingsnoden van 1,9 miljard mensen. En dan is er de dierenvoeding. Ongeveer 40% van het graan dat geoogst wordt in de EU, wordt door koeien opgegeten. En dus zorgt een stijging van de prijs van één product ook voor prijsstijgingen op andere vlakken: als de brandstofprijzen stijgen, zal nog meer biobrandstof geproduceerd worden. En de stijging van de graanprijzen zorgt dan weer voor nog hogere prijzen van dierlijk voedsel.
4. Ten slotte speelt de klimaatverandering een rol. Die veroorzaakt een toename van extreme weerfenomenen. Denk aan de extreme hittegolf die India nu kent. Men schat dat dergelijke hittegolven honderd keer waarschijnlijker geworden zijn door de klimaatverandering. Elk extreem weerfenomeen heeft telkens een effect op de voedselprijzen.
De invloed van de oorlog
Het is belangrijk de onderliggende crisis te verkennen om te begrijpen waarom de huidige oorlog de prijzen nog eens extra de hoogte in jaagt. Rusland en Oekraïne zijn belangrijke exporteurs van graan. Samen zijn ze goed voor 30-35% van de export. Rusland neemt daarvan het grootste deel voor zijn rekening.
Oekraïens graan raakt het land nauwelijks uit, maar Rusland kan ondanks de sancties wel nog graan verkopen op de internationale markt. Daardoor is er op de wereldmarkt slechts een geringe terugval van graan. Het probleem is dat 50 landen wel zeer afhankelijk zijn van Russisch of Oekraïens graan. Voor landen als Egypte, Eritrea en Somalië is dat zelfs meer dan 50%. Wat op wereldvlak een rimpeling op het wateroppervlak is, betekent voor hen een vloedgolf.
Voor een product als zonnebloemolie ligt dat anders. Oekraïne is verantwoordelijk voor meer dan de helft van de wereldproductie en bijgevolg voelen we de gevolgen ook bij ons in Europa. Maar indirect zijn ook andere producten belangrijk voor de landbouw. Rusland is ook een van de grootste exporteurs van chemische meststoffen. Bovendien heeft de landbouw ook nood aan aardolie, die nu veel duurder geworden is.
Op zo’n moment heeft speculatie een sneeuwbaleffect. In Het Nieuwsblad verklaarde de Nederlandse landbouweconoom Bart De Steenhuijsen Piters hoe de grote vier monopoliebedrijven nu de prijzen de hoogte in jagen: “Zij proberen er nu natuurlijk voor te zorgen dat hun handel ook in de toekomst verzekerd blijft. Zij verzamelen dus zo veel mogelijk tarwe voor hun afnemers in het Westen, zodat hun winstgevendheid niet verminderd wordt. Dat fenomeen heeft een véél sterkere impact dan de werkelijke tekorten die er zouden zijn door de oorlog in Oekraïne. Want doordat die bedrijven graan vastleggen voor hun rijke klanten, wordt het duurder en kunnen armere landen – of tenminste: bedrijven in armere landen – het niet meer betalen.” De aandelen van de genoemde bedrijven bereikten op de beurs recordhoogtes sinds de oorlog.
Intussen kampt India met een hittegolf. Op 13 mei vaardigde India een exportstop uit voor graan. De eerste dag waarop er opnieuw handel was in Chicago (het centrum voor de wereldhandel in voedsel), stegen de graanprijzen met 6%. Enkele dagen later waren ze 39% hoger dan bij de start van de Russische inval in Oekraïne.
En dan zijn er de vooruitzichten: China verwacht een mindere graanoogst dit jaar, de VS kampen met droogte. Rusland heeft problemen om pesticiden en zaden te importeren van Europa wegens de sancties. De sancties maken ook de export van Russische meststoffen onzeker. En de prijs van de olie stijgt zienderogen… Als je weet dat speculatie op toekomstige voedselprijzen de evolutie van de huidige prijzen bepaalt, dan is het eenvoudig te begrijpen dat er een sneeuwbaleffect van speculatie op gang gekomen is, dat de prijzen steeds verder de hoogte in drijft. Waar dat gaat eindigen, weet niemand.
Voor mensen in acute hongersnood komt er dan nog een extra probleem bovenop. De hulporganisaties die voedselhulp verspreiden, kunnen het ook allemaal niet meer betalen. Met de budgetten die hulporganisaties hebben, kunnen ze minder eten betalen om hulpbehoevenden te voeden. Het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties voorzag vorig jaar maandelijks 10 miljoen Jemenieten met voedselhulp en moet dat nu verminderen naar 8 miljoen. In Oost-Afrika zijn de kosten voor voedselhulp met 65% gestegen. Nu die regio opnieuw geteisterd wordt door hongersnood, is dat natuurlijk rampzalig.
Groeiende tegenstellingen en structurele oplossingen
Voedsel in overvloed en toch lijden steeds meer mensen honger. De prijzen van voedsel swingen de pan uit terwijl er gigantische winsten gemaakt worden. Er worden miljardenwinsten gemaakt door enkelen terwijl miljarden mensen het moeilijk krijgen om de eindjes aan elkaar te knopen. Niets legt de absurditeit en de wreedaardigheid van de systeemcrisis zo duidelijk bloot als de voedselcrisis.
Daar komt onvermijdelijk sociale onrust van. Daarom hield de VN Veiligheidsraad op 19 mei al een vergadering over hoe de voedselcrisis verzet aanwakkert. David Beasley, directeur van het Wereldvoedselprogramma, zei daar: “Toen de prijzen in 2007 en 2008 opflakkerden, zagen we protesten en rellen in meer dan 40 landen. Nu zien we al protesten in landen als Sri Lanka, Indonesië, Pakistan en Peru, terwijl de situatie gedestabiliseerd geraakt in Burkina Faso, Mali en Tsjaad. Het zijn tekenen aan de wand voor wat komen gaat.”
Bij diezelfde gelegenheid riep secretaris-generaal van de VN Gutierrez de Veiligheidsraad op om werk te maken van een politieke oplossing voor conflicten en om te investeren in de vrede. “Belangrijkst van al”, zo voegde hij toe, “is een einde aan de oorlog in Oekraïne.” Hoewel die oorlog niet de oorzaak is van de voedselcrisis, zou een einde aan de gevechten inderdaad opnieuw rust kunnen brengen op de internationale voedselmarkten.
Bovendien toont de voedselcrisis aan dat we niet te lichtzinnig mogen omspringen met economische sancties. Zelfs al wordt voedselexport uitgesloten van de sancties, dan nog wordt de export uit Rusland bemoeilijkt door de indirecte effecten van de maatregelen en de sancties op andere producten (meststoffen, olie, …).
Uiteindelijk moeten we er ook voor zorgen dat er meer geld naar de noodhulp van de VN gaat. Nog geen 10% van de noden zijn al gefinancierd.
Maar op langere termijn hebben we natuurlijk nood aan structurele maatregelen. Er moet een verbod komen op voedselspeculatie. Hoewel er na de voedselcrisis van 2007-2008 maatregelen werden genomen om dat fenomeen in te dijken, zijn die ruimschoots onvoldoende om een impact te hebben. Uiteindelijk moet de hele voedseleconomie herdacht worden. Daarbij gaan we wereldwijd opnieuw moeten investeren in diversiteit en voedselsoevereiniteit, zodat lokale gemeenschappen en landen zelf kunnen instaan voor een stabiele voedselvoorziening, zonder al te grote afhankelijkheid van de markt en de grote voedselbaronnen.
Bron: PVDA