Hoe kan het dat wij ons eenzaam voelen? Dat wou Marjan Slob weten. De filosofe en schrijfster sloopt in haar zoektocht schijnbare vanzelfsprekendheden over de zogenaamde ‘eenzaamheidsepidemie’.
Er waren twee epidemieën rond die ons verzieken. Tot die conclusie komt een mens die al eens een blik werpt op een krant, nieuwssite of praatprogramma. Of op een koninklijke boodschap aan het volk. De Nederlandse koning Willem-Alexander sprak vorig jaar over het coronavirus en het eenzaamheidsvirus. Landgenote, filosofe en schrijfster Marjan Slob zag het met lede ogen aan.
‘Er klinkt maar één boodschap over eenzaamheid, namelijk dat het een probleem is dat bestreden moet worden. Daar zet ik me tegen af’
In de rest van de wereld klinken de onheilstijdingen niet minder luid. Eenzaamheid wordt ‘de lepra van de 21ste eeuw’ genoemd (volgens The Economist). En als het geen ziekte is, dan is het een ‘stille sluipmoordenaar’. ‘Dubbel zo dodelijk als alcohol’ en ‘net zo schadelijk als 15 sigaretten per dag’. De Duitse psychiater en bestsellerauteur Manfred Spitzer spreekt over een van de urgentste problemen van onze samenleving. En dat was nog voor corona.
Alleen maar nóg meer alarmbellen sinds de intrede van covid-19: volgens de nieuwste gezondheidsenquête van Sciensano voelt bijna een derde van de volwassen Belgen zich heel eenzaam (29%). Om de eenzaamheid te sussen, organiseren gemeentes belrondes naar ouderen of stoepbezoekjes (een vrijwilliger belt aan voor een babbeltje aan de voordeur, al dan niet met muziekinstrument en aanmaning om mee te zingen).
Maakt het coronavirus ons eenzamer? Marjan Slob is er helemaal niet zo zeker van. Slob, die ‘formuleren wat ertoe doet’ als haar missie beschouwt, schreef De lege hemel, over eenzaamheid. Het boek haalde de shortlist van de Socrates Wisselbeker voor het urgentste, prikkelendste Nederlandstalige filosofieboek van 2020. (Die wisselbeker kaapte ze in 2017 al weg met Hersenbeest.) Ze dissecteert het begrip, graaft naar een dieper inzicht in wat eenzaamheid eigenlijk is. Onderzoekers, ministers, maatschappelijk werkers … iedereen heeft het over eenzaamheid zonder te weten of te zeggen wat het inhoudt, hekelt ze.
Marjan Slob. Sebastian Steveniers
‘Er klinkt maar één boodschap over eenzaamheid, namelijk dat het een probleem is dat bestreden moet worden. Daar zet ik me tegen af. Wat eenzaamheid betekent in een mensenleven, of hoe het kan dat wij ons eenzaam voelen, wordt niet geëxploreerd. Eenzaamheid wordt benoemd om het meteen weer toe te dekken met maatregelen, acties, beleidsprogramma’s. Het mag er eigenlijk niet zijn. Heel vervreemdend. Eenzaamheid is een ruim begrip met veel dimensies, onze maatschappij pikt daar maar één of twee stukjes uit en negeert de rest.’
Eenzaamheid wordt gereduceerd tot sociale isolatie.
‘Ja, en dan vooral bij bejaarden of gamende jongeren, die dan geholpen moeten worden. Eenzaamheid is lijden aan een gebrek aan verbinding. Ik negeer dat lijden, die pijn, niet. Maar dat gevoel van verlorenheid is bij momenten onontkoombaar, eenzaamheid hoort bij de menselijke conditie.’
De lege hemel is verre van een zelfhulpboek. Wat wilt u ermee bereiken?
‘Vooral meer inzicht. Allereerst voor mezelf, zo egocentrisch ben ik dan wel als filosoof. Maar ik hoop ook dat een groep mensen er wat troost in vindt, in die zin dat ze zich herkennen in hoe ik het beschrijf. Ik hoop hen te laten zien: je bent daarin niet alleen. Ik ken dit lijden ook. Ik ben geen ander mens dan jij en dus horen we bij elkaar. Wat ik hoop uit te dragen, is het spiegelbeeld van de montere goeddoeners die de zielige ander komen helpen, zonder te kijken in hoeverre ze zelf eenzaam zijn en hoe ze vanuit hun eigen eenzaamheid verbinding kunnen leggen.’
‘Eenzaamheid is een talent’, schrijft u. Dat klinkt een beetje als: zalig zijn de armen van geest.
‘Je moet flink wat in huis hebben om je eenzaam te kúnnen voelen. Je moet snappen dat het jou aan iets ontbreekt. Het vergt (zelf)reflectie. Je hebt een idee van iets dat er hier en nu niet is. Daar is abstractievermogen voor nodig. Eenzaamheid is een diepmenselijke gave om te lijden aan wat er níét is. Het is een van de dingen die ons mensen uitzonderlijk maken.’
‘Dieren kunnen wel lijden, ze kunnen zich wellicht ook alleen voelen. Maar allenigheid is niet hetzelfde als eenzaamheid. Het eerste is een emotie, het tweede een gevoel. Emoties wellen op uit het lichaam, ze zijn vrij primitief, ze komen voort uit een snelle gewaarwording van je toestand. Het gaat over vrij basale dingen als bang, boos, blij, afschuw. Elk sociaal dier zal lijden als het zijn kudde kwijt is. Mijn hondje ook. Maar mijn hond reflecteert niet over haar allenigheid. Mijn hond heeft emoties, maar geen gevoelens. Ze neemt geen afstand van zichzelf om na te denken over haar situatie, haar positie in de wereld. Een gevoel is een duiding van een emotie. Eenzaamheid is een inschatting en waardering van het eigen lot. Het is het besef dat het niet zo had hoeven te zijn, dat er een andere situatie mogelijk, denkbaar, voorstelbaar is.’
Daar staan we dan met ons talent: alleen, verscheurd, wanhopig.
‘Ja, soms wel. En soms helemaal verheugd. Het is niet alleen ellende. Het is een packagedeal. Bij het vermogen tot zelfonderzoek krijg je dit type lijden.’
U schrijft vanuit een bevoorrechte positie. Is uw eenzaamheid niet een privilege, in vergelijking met die van door de maatschappij en het leven aan de kant geschoven eenzamen?
‘Een luxe-eenzaamheidje? Deels wel. Ik heb in mijn eigen leven eenzaamheid gekend en ik zal ze in de toekomst vast nog kennen. Maar ik ben blind als ik niet zou zien dat er mensen zijn voor wie eenzaamheid een veel groter lijden is. Het was een van de moeilijkste zaken tijdens het schrijven van dit boek: de juiste toon vinden. Pak ik anderen hun echte eenzaamheid niet af, terwijl ik zelf met een soort homeopathisch verdunde eenzaamheid zit? Ik was er constant voor op mijn hoede. Ik annexeer het lijden van anderen niet in een soort dramatisch gebaar, dat zou gênant zijn. Maar het is nu eenmaal zo dat iedereen eenzaam kan zijn. Ik zou geen vriend willen die zegt zich nog nooit eenzaam te hebben gevoeld. Hoe kun je zo zelfgenoegzaam met je eigen bestaantje samenvallen dat je nooit eens lijdt aan een gebrek aan verbinding? Dat moet haast zijn omdat je niet gevoelig genoeg bent om het op te merken. Alleen wezens die in staat zijn tot eenzaamheid, kunnen iemand liefhebben. Wie een gemis voelt, staat open voor verbinding.’
Scoren
De wereldwijd gebruikte UCLA Loneliness Scale heet een meetinstrument te zijn om eenzaamheid te ‘scoren’. Daarvoor worden stellingen gebruikt als ‘er zijn mensen met wie ik goed kan praten’ of ‘mijn sociale contacten zijn oppervlakkig’. De bevraagden moeten antwoorden met ja, soms of nee.
‘Eenzaamheid is ten prooi gevallen aan de “wetenschappelijke” drang tot berekenen en vergelijken’, zegt Slob ontgoocheld. ‘Er wordt een soort statistiek bedreven op basis van heel ruwe data. Hoe die eenzaamheid zich voordoet, of wat die eenzaamheid betekent voor de persoon in kwestie, daar kom je niet bij in de buurt. Maar mensen wier taak het is om eenzaamheid te lenigen, moeten wel kunnen zeggen: het is met 2,8 procent afgenomen of zo. Dan denk ik: je doet het voor jezelf en niet voor die eenzame mensen.’
‘Ik zou geen vriend willen die zegt zich nog nooit eenzaam te hebben gevoeld. Alleen wezens die in staat zijn tot eenzaamheid, kunnen iemand liefhebben’
Slob is wel zo dwars om die kwantitatieve studies aan te wenden om eenzaamheidsclichés onderuit te halen. ‘Volgens die onderzoeken voelen mensen zich niet eenzamer dan vroeger, zijn ouderen niet eenzamer dan mensen uit andere leeftijdsgroepen en is er ook geen relatie tussen individualisme en eenzaamheid – de individualistisch ingestelde Scandinaviërs zijn de zonnigste van alle Europeanen, terwijl collectivistisch opgegroeide Oost-Europeanen zich het eenzaamst zeggen te voelen.’
Ook van eenzaamheidsbeleid door de overheid hebt u geen hoge pet op.
‘Ik geloof wel in de goede bedoelingen, maar niet in de praktijk. Die eenzaamheidsprogramma’s, waarbij wijkteams bijvoorbeeld buurtbewoners uit hun isolement moeten halen, hebben bar weinig effect, dat blijkt ook uit de cijfers. Het zal vast weleens lukken dat zo’n bijeenkomst waarop eenzamen samen worden gezet met een kop koffie en een activiteitenbegeleider enkele individuen blijer maakt. Maar doe alstublieft niet alsof eenzaamheid daarmee verholpen is, je bereikt slechts een bepaald clubje.’
Is dat problematisch? Er wordt tenminste geprobeerd om eenzamen te helpen.
‘Het is problematisch als je daarmee denkt eenzaamheid te hebben getackeld. De verschillende manieren waarop eenzaamheid zich kan voordoen bij verschillende mensen wordt niet erkend. Zo’n eenzijdige lezing kan net eenzaamheid versterken. Voor mij is het horror te denken dat ik later in een verzorgingstehuis door een opgewekt iemand, zo’n aanpakpersoon, aan de hand word meegesleurd naar de bingoavond. Rot op! Dat mensen vooruit hollen omdat ze denken dat ze de eenzaamheid van een ander wel kunnen oplossen, daar word ik wat narrig van.’
‘Eenzame mensen leven korter.’ ‘Ze zijn ongezonder dan mensen die dagelijks 15 sigaretten roken.’ De persberichten die de relatie tussen eenzaam en ongezond benadrukken, zijn legio. Er gaan zelfs stemmen op om eenzaamheid op te nemen in de DSM als psychiatrische stoornis. Waarom wordt eenzaamheid zo gemedicaliseerd?
‘Zodra je iets als een medisch probleem formuleert, is ook duidelijk wat de oplossing is, die is dan ook medisch.’
Er zal toch nooit een pil tegen eenzaamheid komen?
‘Nou, farmacologen zoeken al naar stofjes die ingrijpen op de beleving van isolement. Nogmaals: eenzaamheid is niet fijn, als ze lang aanhoudt, is het echt misère. Dus natuurlijk wil je verzachting voor dat lijden. Maar zo’n medische remedie, wie komt dat goed uit? De mensen die die remedie aanbieden én degenen die niet verder hoeven te kijken dan die medische neus lang is. Maatschappelijke of politieke duidingen van eenzaamheid vallen buiten beeld. Het wordt een probleem van een individu, sterker nog: van een lichaam.’
Ik zag het net omgekeerd. Als men spreekt over een eenzaamheidsepidemie, zegt men impliciet dat dit geen toeval is, er wordt wel een soort maatschappelijke verantwoordelijkheid verondersteld. Terwijl u eenzaamheid depolitiseert, daarin lees ik meer individuele verantwoordelijkheid.
‘Als eenzaamheid tot ziekte wordt verklaard, lijkt niemand er verantwoordelijkheid voor te hoeven nemen. Degene die eenzaam is, kan zeggen: ik heb een aandoening, ik hoef niet aan zelfonderzoek te doen. En de samenleving kan zeggen: deze epidemie overkomt ons, we werken met man en macht om een programma te ontwikkelen dat mensen zich minder ellendig laat voelen. Dat is wat anders dan nadenken over hoe het kan dat we onze maatschappij zo hebben ingericht dat zoveel mensen ongelukkig zijn. De prestatiemaatschappij stelt absurde eisen aan mensen. Je móét uitblinken, nieuwe dingen creëren, scoren. Wie gewoon een goed, vredig en fijn leven leidt, wordt niet interessant bevonden.’
‘Maar met de maatschappij de schuld te geven, ook al is het misschien terecht, zul je niet veel bereiken. Je kunt alleen zurig zeggen: jullie hebben het gedaan. Het enige wat empowerend is, is zelf zoeken wat je aan je eenzaamheid kunt doen. Een mens heeft de verantwoordelijkheid om aan zijn gevoelens te werken.’
Econome Noreena Hertz linkt eenzaamheid aan neoliberalisme en individualisme. Niet alleen werkt de maatschappij in op het individu, zij stelt dat het ook omgekeerd werkt. Eenzame mensen zouden vaker xenofoob zijn en ontvankelijker voor complottheorieën en populisme. Eenzaamheid beïnvloedt onze democratie.
‘Eenzame mensen zijn niet ontspannen. Gespannen of angstige mensen maken dat de maatschappij niet kan ontspannen. Het leidt tot verharding. En tegelijk is het net de maatschappij zelf die mensen boos en angstig maakt. Mensen voelen zich verdrongen, klein en onbeduidend. De reactie is dan: ruimte voor jezelf maken door om je heen te slaan. Ze denken dat ze alleen maar gehoord zullen worden als ze boos zijn. Het treurige is dat het wellicht nog waar is ook.’
Sociale isolatie doet wat met je zelfbeeld, je zelfvertrouwen en wellicht ook met je mensbeeld. In die zin is het haast cynisch om eenzaamheid een talent te noemen. Toont het niet meer een gebrek aan andere talenten, zoals sociale vaardigheden?
‘Misschien wel, inderdaad. Wie een hele tijd op zichzelf is, raakt heel gevoelig voor andere mensen. Waar je het meeste naar verlangt, wordt dan eng. Sociaal contact wordt zo belangrijk dat onbevangenheid onmogelijk wordt. Niet zelden maakt het dat je overdreven kritisch wordt, achter elk woord of gebaar iets gaat zoeken – ook al is het onbeduidend voor de ander – en je jezelf voelt falen. Je voelt je veiliger in wat je kent: isolement. Het gezelschap van anderen voelt alsof je wakker wordt vanuit de schemering en het licht is te fel.’
David Bowie, de verlosser
‘Die eenzaamheidsprogramma’s, waarbij wijkteams bijvoorbeeld buurtbewoners uit hun isolement moeten halen, hebben bar weinig effect’
Slob verkent eenzaamheid in de verschillende stadia van het leven. Van onze geboorte: ‘Voortaan ben je op jezelf in een veel te overweldigende wereld.’ Over puberteit, met de adolescent die zichzelf stileert maar worstelt om een rol te vinden die hem past. Tot de midlifecrisis: ‘Een voortschrijdende afname van mogelijkheden’, waarbij je kampt ‘met de “geesten” van de levens die je had kunnen leiden, maar die je aan je voorbij hebt laten gaan’. En de rest van ons bestaan dat getekend is door sterfelijkheid. Eenzaamheid bestond niet echt voor de 19de eeuw, niet alleen was het onmogelijk om níét tussen anderen te leven, er was altijd de alomtegenwoordige God. Sinds we van God afscheid hebben genomen, zijn we ‘gekatapulteerd in een kosmos zonder zin, die de menselijke maat te buiten gaat’. ‘Wie ben je nog als niemand naar je kijkt?’
Slob groeide op in het dorpje Giessenburg, in de Biblebelt. Ten huize Slob geen Bijbellezingen aan de keukentafel, maar rebellen waren haar ouders ook niet. Marjan ademde de sfeer in van de strenggelovige zwarte kousen en de ‘doe maar gewoon en val niet op’-mentaliteit. ‘Die benauwende cultuur gaf alles vorm. Mensen bleven hun leven lang in de polder waar ze geboren waren. Ze reisden niet, lazen amper en ook films of kunst kwamen er nauwelijks aan te pas. Woorden voor een innerlijke beleving waren er niet. Ik spreek nu wel over decennia geleden. Ik miste er verbeeldingskracht. Het idee dat mensen heel klein zijn, was er wel, maar het besef dat de wereld heel groot is, was er niet. Ik voelde van alles, peinsde diep, maar vond nergens weerklank. Bescheidenheid was er de allergrootste deugd. Mijn ideeën en verlangens waren niet bescheiden. Dat werd daar bepaald niet als een verdienste beschouwd, het waren te grote woorden, te arrogant. Ik was een freak die een te grote broek aantrok.’
Ook dat is eenzaamheid: beseffen dat er versies of manifestaties van jezelf zijn waar je niet aan toekomt, die je niet zult leren kennen. ‘In die zin miste ik mezelf.’
Daarbij komt het besef dat de ander jou ook nooit zal zien voor al wat je bent en alles wat in je leeft. De blik van de ander pint je vast op een van de rollen die je aanneemt. ‘Je verschijnt aan anderen – en je ziet jezelf weerspiegeld in hun blik – altijd in een of andere daadwerkelijke, actuele vorm. Nooit als het vat vol potentie dat je bent. Dat kan niet. Potentie is niet te zien’, schrijft Slob.
Filosofie gaan studeren verloste haar van die vorm van eenzaamheid. En er was ook wijlen David Robert Jones. Aka David Bowie. Aka Major Tom. Aka Ziggy Stardust. Aka nog een stuk of wat persona’s die de rockster aannam. Nóg meer dan Blaise Pascal, Jean-Paul Sartre of Daniel Dennett is hij een held voor Slob.
‘Waar ik zo van geniet, is dat hij een overdaad suggereert. De ene keer is hij dit, de volgende keer dat, en daarna nog iets anders. Hij is het allemaal. En het is niet simpelweg een spelletje, het is echt verbonden met wat hij belangrijk vindt en waar hij voor wou staan. Het is én gestileerd én authentiek. Bowie is de soevereine curator van zijn zelf. Die speelsheid, beweeglijkheid en fluïditeit bewonder ik nog het meest in Bowie. Hij eist de vrijheid op om altijd méér te zijn dan wat hij kan of wil laten zien. Daarmee vestigt hij de aandacht op het surplus dat wij altijd zijn. Hij demonstreert hoe je kunt ontsnappen aan de scripts die de maatschappij voor je heeft klaarliggen. Hij laat zien dat we nooit vast te pinnen zijn op één identiteit.’
Hipsters, boeddhisten en existentialisten, allemaal verkennen ze hun ‘ware zelf’. De roep tot ‘zelfrealisatie’ is alomtegenwoordig, ‘ga op zoek naar jezelf’ is een heel populair bevel.
‘Buiten de rollen die je speelt, besta je niet als persoon. Er is helemaal geen naakt zelf achter het masker. Naar dat zelf zoeken zal niet tot bevrijding leiden’
‘Nou, doe maar niet. Ik kom tot de conclusie dat het zelf eigenlijk niet bestaat, in die zin dat er niet een ware kern in ons is. Er is geen binnenste dat naar buiten toe moet worden uitgedrukt. Jouw “zelf” groeit op het vlies waar lichaam en wereld elkaar treffen. Een zelf ontstaat pas waar verlangens, impulsen en gedachten tot expressie zijn gekomen. Ik volg socioloog Erving Goffman, die niet over een identiteit praat, maar over rollen die je aanneemt. Dat bevalt mij. Identiteit claimt je ziel en zet je vast tot in de lengte der dagen, dat is wat de huidige identiteitspolitiek zo beklemmend maakt.’
‘Buiten de rollen die je speelt, besta je niet als persoon. Er is helemaal geen naakt zelf achter het masker. Ernaar zoeken zal niet tot bevrijding leiden. Vier je vrijheid liever door naar believen te wisselen van masker.’
Rollen spelen, maskers dragen, dat is in het gangbare discours huichelarij.
‘Identiteit is een performance. Maskers zijn de creatie van een imago dat uitdrukt wat je wilt zijn en in één moeite door verbergt wat je niet wilt of durft te laten zien. Dat is slim gedrag, met een duidelijke stijl kun je jezelf in één beweging zowel manifesteren als verbergen. Maskers maken ons tot schulpdieren. Die schulp is, net als de substantie die ze beschermt, integraal onderdeel van onze natuur. Maskers horen bij je, ze groeien met je mee.’
Een profielfoto op sociale media is een masker. Er heerst bezorgdheid over overvloedig schermgebruik, dat zou digital natives eenzaam maken.
‘Ouwelullenkritiek. Men is bang dat “echt” contact verloren gaat. Het is niet noodzakelijk zo dat digital natives minder mensen in levenden lijve zien. En mocht dat al zo zijn, staat dat niet gelijk aan eenzaamheid. Ik sprak laatst een kunstenaar die me uitlegde dat hij via sociale media meer diepgaande contacten heeft. Bovendien kun je zomaar contact leggen met iemand in Nigeria of Zweden, handig als je een particuliere interesse hebt die je met niemand in je straat of stad deelt. Voor verlegen mensen is de drempel lager, digitale technologie biedt hen een zekere veiligheid: je kunt je ermee op allerlei podia presenteren zonder het risico dat je lijf onbewust tekenen van onzekerheid, angst of jaloezie vertoont die je liever verborgen houdt.’
‘De kritiek is dat de ontmoeting minder direct is omdat er een scherm, een medium, tussen zit. Maar er is altijd een medium, ook in het zogenaamde echte leven. Zelfs taal is een medium, een scherm.’
Neemt u selfies?
‘Soms, maar ik post die niet. Mensen vinden selfies vaak narcisme, ik sluit niet uit dat het zo is, maar ik zie er vooral onmacht in. Waar ben ik eigenlijk? Ben ik er eigenlijk wel? Stel ik wel iets voor? Alsof je een teken van leven aan jezelf nodig hebt. Het is de angst dat je niet volledig genoeg aanwezig bent in je eigen leven. Selfies hebben iets verlorens, iets heel eenzaams. Het is de eenzaamheid die voortvloeit uit het besef dat je jezelf geen gezelschap hebt gehouden tijdens je ervaring, dat je niet echt aanwezig was in je bestaan.’
De lege hemel is uit bij Ambo Anthos.