Plaatstekort in B-stroom middelbaar onderwijs groeit
In het buitengewoon onderwijs en in de B-stroom groeit het plaatstekort. Dat blijkt nadat de voorbije week een heleboel ouders in Vlaanderen te horen kregen in welke middelbare school hun kind volgend jaar terechtkan. De Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten trekt aan de alarmbel en vraagt zo snel mogelijk overleg tussen de onderwijspartners om extra plaatsen te creëren.
De voorbije week kregen veel ouders te horen waar hun kind volgend schooljaar het middelbaar kan aanvatten. Voor de meesten was dat goed nieuws: in Gent kan bijvoorbeeld 98 procent van de leerlingen naar een school van voorkeur, in Antwerpen 94 procent.
Maar het loopt niet voor iedereen zo vlot: in de B-stroom in Antwerpen kreeg slechts driekwart van de leerlingen die zich hadden aangemeld, al een school toegewezen. Er is dus een kwart, bijna 500 leerlingen, waarvoor nog geen plaats is vastgelegd. Ter vergelijking: in de A-stroom is dat maar bij 6 procent het geval.
A-stroom en B-stroom uitgelegd
In het gewoon middelbaar onderwijs start je in de A-stroom of B-stroom. De A-stroom is een brede, gemeenschappelijke opleiding die leerlingen voorbereidt om verder te studeren of een beroep van technische aard te leren. De B-stroom is er voor leerlingen die geen getuigschrift hebben behaald in het basisonderwijs, bijvoorbeeld omdat ze het zesde leerjaar niet hebben doorlopen of uit het buitengewoon basisonderwijs komen. Het geeft hen de kans hun leerachterstand in te halen en vanaf het derde jaar te kiezen voor het leren van een beroep of aan te sluiten bij de A-stroom.
Dat kan deels verklaard worden doordat de ouders van sommige leerlingen maar één school of twee scholen van keuze hebben opgegeven. Maar dat is niet het hele verhaal.
Interesse groeit sneller dan aantal plaatsen
Er is ook een nijpend tekort aan (geschikte) plaatsen en niet alleen in Antwerpen. Volgens Evita Willaert, onderwijsschepen van Gent, steeg het aantal leerlingen dat een plaats zoekt in de B-stroom met 10 procent tegenover vorig jaar. Ook over regio’s heen stijgt de vraag: tegenover 2016 steeg het aantal leerlingen in de B-stroom bijna dubbel zo snel als in het secundair onderwijs in zijn geheel.
De scholen kunnen die stijgende vraag niet volgen, zegt Walentina Cools, directeur van de Onderwijsvereniging Steden en Gemeenten (OVSG). “We merken dat scholen niet zo gemakkelijk de stap zetten om meer capaciteit voor de B-stroom te voorzien”. Dat vraagt namelijk meer investeringen van scholen, met aangepaste gebouwen en specifieke opleidingen om leerkrachten voor te bereiden om met deze doelgroep te werken. Ook schepen Willaert merkt dat de scholen niet de nodige middelen hebben om een aanpak op maat te voorzien voor deze groeiende groep leerlingen.
De OVSG maakt zich dan ook grote zorgen over de gevolgen op de studieloopbaan van leerlingen. “Soms blijven leerlingen een jaar langer in het basisonderwijs omdat er geen plaats is in de B-stroom”, zo klinkt het.
Bovendien komen leerlingen voor wie er wél plaats is, soms toch niet op de juiste plek terecht. Vanaf het derde jaar kunnen leerlingen een beroep kiezen om al doende te leren, maar het aanbod hangt af van de school. Sommige leerlingen in de B-stroom kunnen daardoor niet doorstromen naar de studierichting die ze verkiezen. Zo komen ze bijvoorbeeld in een richting metaal terecht, terwijl ze liever een zorgberoep willen uitoefenen.
“Bij een verkeerde oriëntatie verdwijnt de motivatie van de leerlingen snel, waardoor het risico op gedragsproblemen groter wordt”, zegt Cools. Volgens de OVSG zouden de scholen dan ook steeds meer orde- en tuchtdossiers opstarten; tijd die verloren gaat om aan het onderwijs zelf te besteden.
Kortom, volgens Cools gaat er door het plaatsgebrek een pak talent verloren. “Je hebt een grote groep leerlingen die heel graag een beroep aanleert en daar heel goed in is, en waarvan je nu de toestroom naar de opleiding om dat beroep te leren bemoeilijkt en zelfs verhindert”.
Ze heeft dan ook een duidelijke oproep: “We moeten met alle onderwijsverstrekkers aan tafel gaan zitten om te kijken hoe we extra plaatsen kunnen creëren in die B-stroom. En hoe we in elke regio een aanbod kunnen voorzien in verschillende studierichtingen zodat een leerling kan kiezen voor het beroep waar hij voor wil gaan”.
Bron: VRT NWS