De hoge energieprijzen veroorzaken een veel grotere schok voor gezinnen met een laag inkomen. Hun uitgaven stijgen een kwart sneller dan die van rijkere consumenten.
België gaat gebukt onder de hoogste inflatie in vier decennia. In januari schoot ze naar 7,59 procent. Ons land is daarmee een van de koplopers in Europa. De immense klim van de inflatie jaagt in elk gezin de uitgaven stevig de hoogte in. Maar niet overal komt de klap even hard aan, leert een berekening van de Nationale Bank.
De reden voor het verschil is dat niet elk gezin op dezelfde manier geld uitgeeft. Families met een hoog inkomen besteden een groter deel van hun budget aan cultuur, vrije tijd, meubelen, kledij en horeca, zegt Jana Jonckeere van de Nationale Bank. Bij de laagste inkomens wegen de kosten voor energie en huur zwaarder door.
Omdat de inflatie vandaag vooral wordt aangevuurd door hoge gas-, olie- en elektriciteitsprijzen, voelt het kwart armste gezinnen in zijn uitgaven een gemiddelde prijsstijging van 8,7 procent. Bij het kwart rijkste gezinnen is dat 7 procent.
Omgekeerde situatie in lockdown
Dat inflatie armere huishoudens zwaarder treft, is geen wetmatigheid. Jonckheere heeft de cijfers onderzocht sinds januari 2020, omdat ze de impact van de coronaschok in kaart wilde brengen. Tijdens de eerste lockdown hadden vooral rijkere gezinnen last van prijsstijgingen.
Ook dat had vooral te maken met de energieprijzen, die toen kelderden. De prijs van een vat ruwe olie ging in april 2020 even onder nul, omdat de opslagkosten duurder waren geworden dan de olie. De inflatie was toen laag, maar voor consumenten met een lager inkomen was ze nog een tikkeltje lager.
De automatische loonindexering vergroot de ongelijkheid in absolute termen.
Wellicht komt bij arme gezinnen de klap vandaag harder aan dan de inflatiecijfers suggereren, zegt Tim Goedemé, onderzoeker aan het Centrum voor Sociaal Beleid – Herman Deleeck van de Universiteit Antwerpen. Wie geen hoog inkomen heeft, heeft doorgaans ook minder ruimte om buffers op te bouwen.
Bovendien vergroot de automatische loonindexering de ongelijkheid in absolute termen. Lonen en uitkeringen stijgen procentueel mee met de oplopende winkelprijzen. Een inflatie van 8 procent doet een uitkering of een pensioen van 1.000 euro stijgen met 80 euro, terwijl wie 2.000 euro krijgt 160 euro per maand extra krijgt. ‘De indexering is bedoeld om de relatieve koopkracht in stand te houden,’ zegt Goedemé, ‘waardoor de absolute ongelijkheid wat groter wordt.’
Armere gezinnen besteden een groter deel van hun budget aan energie dan rijkere consumenten.
De eerste groep ervaart vandaag een inflatie van 8,7 procent, een kwart meer dan de 25 procent rijkste gezinnen.
Omdat de indexering van lonen en uitkeringen procentueel gebeurt, is de echte impact wellicht nog hoger.
Armoede-experts betreurden vorige week dat de federale regering de energiesteun voor gezinnen niet gerichter heeft ingezet. Een tijdelijke btw-verlaging en een algemene verwarmingspremie zijn te botte instrumenten, zei Wim Van Lancker (KU Leuven).
‘Een hogere maar gerichte verwarmingspremie was beter geweest’
Goedemé deelt die mening. De verwarmingspremie van 100 euro zou dat volgens hem temperen als ze niet aan de elektriciteitsfactuur gekoppeld zou zijn. Want daardoor krijgen mensen die een woning delen met anderen en op dezelfde meter zijn aangesloten allemaal samen maar één premie, terwijl iemand met een huis en een tweede verblijf ze twee keer krijgt.
Voeding veroorzaakt volgens de Nationale Bank geen grote verschillen in inflatie tussen armere en rijkere gezinnen. Het bedrag dat ze daaraan besteden, is in verhouding tot hun totale budget vrij consistent. Vermoed wordt dat consumenten naarmate hun inkomen stijgt hun eetpatroon aanpassen en duurdere dranken en voeding kopen. Bron: De Tijd