Sinds de lange lockdown in 2020 loopt leren moeilijker. Zeker bij leerlingen die tijdens corona de overstap naar het secundair maakten. Leraar Davy grijpt in met gedigitaliseerde leerstof, differentiatie en extra individuele ondersteuning. “Het kostte ons bloed, zweet en tranen, maar de resultaten maken ons hoopvol.”
Davy Leers, leraar Natuurwetenschappen: “Al vanaf de eerste coronagolf anticipeerden we zo goed mogelijk op leervertraging. Digitalisering was voor ons de sleutel. Als laptopschool hadden we in het Sint-Jozefscollege in Aarschot een streepje voor. Leerlingen maakten zelfstandig oefeningen via het online platform van ons handboek.”
“Maar iets essentieels ontbrak: de instructie van de leraar. Die gaven we via Teams. Soms ging het mis: een deel van de klas was meteen mee, terwijl andere leerlingen veel meer uitleg nodig hadden.”
Lessen gaan niet meer on hold
“Voor onze vakgroep Natuurwetenschappen bouwde ik daarom zelf een website voor de leerlingen van de eerste graad.
Ze vinden daar leerpaden met instructievideo’s die door ons
ingesproken en visueel ondersteund zijn, interactieve oefeningen, externe links, testmomenten, verbetersleutels, reflectie-
opdrachten en leertips.”
“Wij kunnen perfect monitoren hoe een individuele leerling vordert. Sterke leerlingen leid ik naar verdiepingsoefeningen. Hebben leerlingen problemen met de leerstof? Dan bekijken we samen waar ze vastlopen en krijgen ze remediëringsoefeningen.”
“Die digitale leerwegen ontstonden als een noodmaatregel. Ons antwoord op afstandsonderwijs. Maar in de klas plukken
we daarvan nu pas echt de vruchten. Als de lesinhoud dat toelaat, zet ik elke leerling zelfstandig aan het werk op een online
leerpad.”
“Heeft een leerling vragen of problemen, dan kan ik
die meteen individueel begeleiden of feedback geven. Vroeger moest mijn les daarvoor on hold. Nu er meer ruimte is om te differentiëren, verliest geen enkele leerling zijn focus en valt het leren nooit plat.”
“Nog een voordeel: de online lessen blijven overeind wanneer een leraar ziek is of in quarantaine moet. Geen verloren uren meer. Ook op die manier benutten we alle lestijd effectief. En omdat de hele vakgroep met hetzelfde materiaal werkt, kunnen we vaker co-teachen.”
Balans via blended leren
“We blijven de juiste balans zoeken tussen offline en online onderwijs. Lesinhoud en leerdoel bepalen of we het digitale leerpad verlaten. In het tweede jaar werken we rond gistingsprocessen. Daar horen praktische proefjes bij waarin leerlingen in kleine groepjes wijn maken.”
“De fonkelende ogen bewijzen dat het hen iets doet om samen verantwoordelijk te zijn voor een product en succes te ervaren. De computer verdwijnt dan wat meer naar de achtergrond. Dat is het fijne aan blended leren: je kan er als leraar slim mee spelen.”
Uitleg tussen de boterham
“Hoe hard we in de klas inzetten op differentiatie en digitale leerwegen, toch kunnen we niet alle leervertraging wegwerken binnen de gewone lesuren. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, stappen tijdens hun middaguur naar ons Leerlab. Dat is een open ruimte waar ze hun boterhammen eten terwijl ze individueel of in kleine groepjes geholpen worden door vakleraren.”
“Dat zijn niet per se hun eigen leraren: sommige leerlingen maken de klik pas wanneer een nieuw gezicht de leerstof op een andere manier uitlegt. Wie een weekje ziek was of met een vraag zit, kan vrijwillig naar het Leerlab komen.”
“Wanneer we tijdens de les of op toetsen een stevige achterstand vaststellen, leggen klassenraden of vakleraren een aantal sessies in ons Leerlab op. We hopen dat ze op die manier hun achterstand snel bijbenen. In een logboek noteren we wie welke begeleiding kreeg. Zo kan het hele team volgen. Het Leerlab bestond al vóór corona, maar draait dit jaar op volle toeren.”
Attitudevertraging
“Of onze aanpak werkt? De kerstexamens doen het beste vermoeden. De resultaten halen weer het normale peil. Leerlingen hebben wel vaker stress en angst voor grote evaluaties.”
“Die zorgen probeer ik preventief te verkleinen door regelmatig herhalingstoetsen te verwerken in leerpaden. Zo ontdekken ze welke leerstof essentieel is en hoe we die opvragen. Ik stimuleer hen ook om meer visueel te studeren. Wie principes kan uitleggen met een afbeelding of video, heeft de leerstof meestal goed begrepen.”
“Natuurlijk is er meer dan alleen cognitieve leervertraging, zeker bij tieners. Zelfzorg is op school een belangrijk aandachtspunt en onze studiecoaches draaiden overuren om leerlingen meer zelfvertrouwen en structuur te geven.”
“Als leraar vind ik het belangrijk om mijn leerlingen te blijven aanmoedigen. Niet alleen als ze leervertraging inhalen, maar ook op attitude. Wanneer een leerling spontaan maatbekers afwast of een klasgenoot helpt bij een oefening, deel ik altijd complimenten uit. Die pluimen moeten we blijven geven. Nu nog meer dan vroeger.”
Bron: Klasse
CD&V roept Weyts op draagvlak voor centrale toetsen te zoeken
‘Als we willen dat dit slaagt, moeten we echt op zoek gaan naar draagvlak. Bij de ouders, bij de leerkrachten, bij de hele samenleving.’ Dat zei Loes Vandromme van CD&V in het Vlaams Parlement bij een debat over de Vlaamse toetsen.
De Vlaamse regering heeft eind januari de conceptnota van Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) over de invoering van centrale toetsen goedgekeurd. Bedoeling van die centrale of Vlaamse toetsen is om te testen of de leerlingen de eindtermen beheersen en of scholen er in slagen om leerwinst te boeken. De toetsen zouden er vanaf het schooljaar 2023-2024 komen, in het vierde leerjaar en zesde leerjaar basisonderwijs en het tweede en zesde jaar van het secundair onderwijs.
De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) uitte al kritiek op de nota. Zo dreigt er volgens de Vlor een ranking te ontstaan tussen de scholen op basis van de testresultaten.
Volgens CD&V ontbreekt er op dit moment draagvlak. ‘We moeten heel helder beginnen communiceren over wat er op tafel ligt, en daarvoor hebben we echt een decretale basis nodig’, zei Vandromme. ‘We moeten ook duidelijk de boodschap brengen dat de scholen architect van het onderwijs blijven en dat die toetsen daarbij kunnen helpen. Het mag geen controlemiddel zijn.’
Open Vld waarschuwde, net als de Vlor, voor het gevaar van rankings. ‘Als je naar een ranking evolueert, verdwijnt het hele idee achter deze toetsen’, zei Jean-Jacques De Gucht. ‘We moeten er over waken dat we dat niet in de hand werken.’
‘De toetsen moeten bijdragen tot goed onderwijs in elke school, geen dynamiek creëren van goede versus slechte scholen’, vond ook Hannelore Goeman van Vooruit.
Ongezonde concurrentie
Om ongezonde concurrentie te vermijden, stelde Johan Danen van Groen voor om af te zien van de centrale toetsen en te gebruiken wat er vandaag al bestaat. ‘Vandaag wordt er al veel getoetst’, zei hij. ‘Wij pleiten ervoor om wat nu al bestaat beter in te zetten in functie van een betere onderwijskwaliteit.’
Volgens Weyts zal er geen sprake zijn van publieke rankings, maar is er wel een grote vraag naar informatie, ook bij de scholen zelf. ‘Waar bent u nu eigenlijk bang van’, vroeg hij. ‘Op systeemniveau willen we weten hoe het zit met de onderwijskwaliteit en ik denk dat de scholen het ook wel willen weten als ze minder of beter scoren dan andere scholen.’
Scholen die achterop blijven, zullen versneld worden doorgelicht door de onderwijsinspectie en krijgen indien nodig een verplicht begeleidingstraject opgelegd. Volgens Weyts is dat legitiem, omdat de grondwettelijk verankerde vrijheid van onderwijs moet worden afgewogen tegen het grondrecht van de leerling op een kwaliteitsvol onderwijs.
De kritiek dat er nog steeds geen decreet is om de toetsen te verankeren, vond Weyts ironisch omdat hij naar eigen zeggen het onderwijsveld en het parlement, op vraag van beide, net wil betrekken bij de uitwerking van een decreet. Bron: Knack
Wat is er aan de hand met het imago van de leraar?
Twee derde van de Vlaamse leraren voelt zich niet gewaardeerd. En niemand wil nog leraar worden. Het imago van het lerarenberoep ligt in de lappenmand. Onderwijssocioloog Bram Spruyt (VUB) legt uit hoe dat komt en wat directeurs en het beleid daaraan kunnen doen.
Bram Spruyt, onderwijssocioloog VUB: “Leraren verdienen respect, maar zullen moeten omgaan met mondige, kritische burgers.”
Leraren behoren al lang niet meer tot de notabelen van het dorp. Hoe komt dat?
Bram Spruyt: “De bevolking raakt steeds hoger opgeleid. Dat zorgt niet alleen voor meer kennis en vaardigheden, maar ook voor een hogere ‘sense of entitlement’: ‘we nemen niet zomaar alles aan wat anderen zeggen’. Door die evolutie gaat de status van alle gezagsberoepen erop achteruit. Niet alleen leraren stellen vast dat jongeren en ouders hen niet noodzakelijk meer geloven. Ook dokters, advocaten … maken dat mee. Terug naar vroeger is een illusie. Uiteraard verdienen leraren respect, maar ze zullen moeten omgaan met een hoogopgeleide, mondige bevolking.”
“Het beroep van leraar krijgt stilaan de kenmerken van een zorgberoep. Iedereen vindt verplegers, leraren … belangrijk, maar weinigen willen het nog worden. En ouders raden het ook hun kinderen niet aan. Daardoor verandert ook de instroom in de lerarenopleiding: vroeger waren dat sterke profielen, nu zijn dat vaker jongeren uit arbeidsmarktgerichte opleidingen. Je krijgt een rollende bal: een beroep met een dalende status en een instroom die zwakker wordt. Desondanks is het maatschappelijk vertrouwen in onderwijs en leraren nog altijd heel hoog.”
Toch voelen leraren zich niet gewaardeerd?
Bram Spruyt: “Klopt! Slechts ongeveer een derde van de Vlaamse leraren vindt dat hun werk appreciatie krijgt. Maar uit het vijfjaarlijkse internationale TALIS-onderzoek (2018) blijkt dat Vlaanderen daarin niet uniek is. In heel veel Europese landen voelen leraren zich niet gewaardeerd. De daling tussen 2013 (46 %) en 2018 (26 %) valt wel op: in geen enkel ander land is die beweging zo groot. Ik ben daar echt bezorgd over. Ze staat op geen enkele manier in verhouding tot objectieve veranderingen aan de job: er is aan het lerarenberoep niet echt iets fundamenteels veranderd.”
“Uit onderzoek blijkt wel dat als de PISA-resultaten dalen, ook de waardering voor het onderwijs daalt. Maar dan nog krijg je daar de fikse daling in Vlaanderen niet mee verklaard. Daarom denk ik – enigszins voorzichtig, maar vastberaden – dat het huidige crisisdenken rond het onderwijs contraproductief werkt. De bezorgdheid over kwaliteit is terecht, maar vraagt een andere aanpak. Leraren worden aangesproken over de dalende onderwijskwaliteit, maar tegelijkertijd hebben ze weinig tools om er iets aan te doen. Dat ontmoedigt en ontraadt. Niemand kiest voor een beroep in een sector in crisis. Hoe trek je mensen aan? Door te zeggen dat het onderwijs een bloeiende sector is die werknemers kansen geeft en waar je het verschil kan maken.”
Waarom voelen leraren zich niet gewaardeerd?
Bram Spruyt: “Leraren komen in contact met heel veel partijen die altijd wel iets te zeggen hebben over onderwijs: je hebt zelf onderwijs gevolgd of je hebt schoolgaande kinderen … Maar als leraren hun klasdeur toetrekken, staan ze er alleen voor en moeten ze de problemen oplossen. Onmiddellijk. De spanning tussen die twee elementen – mensen die denken te weten hoe het beter kan én problemen grotendeels op je eentje moeten oplossen – zorgt ervoor dat leraren zich niet gewaardeerd voelen.”
Welke gevolgen heeft dat?
Bram Spruyt: “Daardoor sluiten ze zich af als groep. Dat is nefast, want het onderwijs heeft nood aan een open houding, waarbij leraren aan de slag gaan met input van experten, leraren-vormers en andere leraren. Wie geen appreciatie krijgt, gaat in een egelstelling: alles wat er op hen afkomt, stoten ze af. Ook goede ideeën. Ze reageren: ‘Als je het zo goed weet, kom zelf dan maar lesgeven’. Bovendien straalt zo’n groep weinig rekruteringskracht uit naar potentiële leraren. Als je mensen hoort zeuren over een beroep, waarom zou je er dan voor kiezen?”
Wat kan de school doen om te tonen dat ze haar eigen leraren waardeert?
Bram Spruyt: “Leraren die betrokken worden en mede-eigenaar zijn van het schoolbeleid, voelen zich meer gewaardeerd. Daar zijn een aantal redenen voor: mee de koers uitstippelen, zorgt automatisch voor meer communicatielijnen tussen de directie, het pedagogisch ondersteunend personeel en leraren. Zorgen gaan gemakkelijker over en weer. Leraren inbedden in het schoolbeleid erkent hen als professional. Je maakt als directeur duidelijk dat leraren een verrijkend perspectief hebben op het beleidsthema’s’ en dat zij het uiteindelijk zijn die de school mee maken’.”
“Bovendien hebben leraren nood aan een directie die achter hen staat. Als ouders komen klagen over eindresultaten, dan proberen sommige directies – om problemen klein te houden of de reputatie van de school te beschermen – een compromis te vinden. Dat is een enorme aantasting van de professionaliteit van leraren en hakt er stevig op in. Een directie moet zeggen: ‘Wij volgen het advies van onze leraren. Die evalueren leerlingen het hele jaar en beslissen, in volle autonomie, na overleg met de klassenraad’. Natuurlijk hebben ouders en leerlingen het recht om bezwaren te uiten, maar directies oefenen beter geen druk uit als er niets aan de hand is. Anders krijgen leraren het gevoel dat ze overruled worden in het domein waarin ze professional zijn.”
Bram Spruyt: “Leraren hebben nood aan een directie die achter hen staat.”
Wat kan het beleid doen om het imago van het lerarenberoep op te krikken?
Bram Spruyt: “Het beleid is in de eerste plaats verantwoordelijk voor hoe ze regelgeving maakt en wanneer ze die overplaatst naar het veld. Als leraren in volle coronatijd een belangrijke structuurhervorming zoals de hervorming secundair moeten waarmaken, vinden ze dat weinig respectvol. Initiatieven om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, zijn een goede zaak. Maar je zou ze moeten invoeren op een moment dat het goed gaat met het onderwijs. Anders interpreteren leraren dat als een motie van wantrouwen. Dat soort elementen wordt onderschat.”
“Daarnaast is het gewoon heel moeilijk om het tij te keren, omdat de evolutie in Vlaanderen deel uitmaakt van een heel brede tendens. De helft van de Europese landen kampt met een lerarentekort. In Nederland is dat nog veel groter dan in Vlaanderen. De statusberoepen krijgen in heel Europa klappen. Het beleid zal moeten werken op kleine punten en veel verschillende maatregelen nemen. Bovendien zal er de volgende twintig jaar een enorm tekort aan arbeidskrachten ontstaan, in alle sectoren. Het lerarenberoep moet niet alleen aantrekkelijk worden, het moet het aantrekkelijker worden dan andere beroepen. En dat is een immense uitdaging.” Bron: klasse
Hoe lossen we het lerarentekort op?
Klasse fileert het probleem van het lerarentekort met 3 experten. Hapklare oplossingen zijn er niet. Maar out of the box zien ze wel heil in meer leraren in een ander soort onderwijs.
“Een verpleger voor de kleuterklas, een sinoloog voor de kangoeroeklas en enkele ouders die de overstap naar de klas en lerarenopleiding maken. We moeten wel creatief zijn, want onze school is voortdurend op zoek naar leraren.” Algemeen directeur Jan Leenaerts van de basisschool Sancta Maria Leuven ontwikkelde door de jaren extra antennes om leraren in spe te selecteren. “Ik voel met wie het gaat lukken. Maar echt kieskeurig kan ik niet zijn, ik probeer met iedereen die op een vacature reageert.”
“Starters zonder lerarendiploma brengen een frisse blik op onderwijs binnen, maar ze zijn natuurlijk nog geen leraren. Daarom geef ik ze in het begin een aangepast takenpakket, absoluut nog niet wat ik van een gekwalificeerde leraar verwacht. Ze krijgen veel coaching en starten met co-teaching om de basis van klasmanagement te leren. Dat vraagt veel van mijn team en weegt op onze school. Maar alles beter dan niemand voor de klas, toch?”
Hoe groot is het lerarentekort?
Sancta Maria Leuven is maar 1 van de vele scholen die kampen met een tekort aan leraren. Hoe groot is het probleem eigenlijk? Een duik in de cijfers. Tot voor kort hadden we jaarlijkse gemiddeld 6000 nieuwkomers nodig om het stijgende aantal leerlingen en de uitstroom van leraren op te vangen.
Tegen 2023-2024 zal dat aantal toenemen tot bijna 8000. Dit schooljaar vielen al grote gaten: vooral scholen in de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen krijgen hun team moeilijk compleet, zeker in de grootsteden. Goed nieuws voor alle sollicitanten? Zo simpel ligt het niet. Regio’s, onderwijsvormen en vakken kijken niet allemaal tegen hetzelfde tekort aan. Ondanks de grote vraag naar leraren vind je soms moeilijk een job.
Bijkomende complexiteit: niet alleen het onderwijs zoekt koortsachtig naar mensen. Door de algemene krapte op de arbeidsmarkt proberen… lees verder via deze link
4 op de 5 leerkrachten van grootste onderwijsvakbond tegen inkorting zomervakantie: “Leidt tot verhoging werkdruk”
Vier op de vijf leerkrachten willen géén kortere zomervakantie. Dat blijkt uit een bevraging van de Christelijke Onderwijscentrale COC bij 5000 van hun leden. De meeste tegenstanders van die inkorting werken in het secundair onderwijs. Zij geven aan dat de lange zomervakantie nodig is om voldoende tot rust te kunnen komen. “Ze hebben daar nood aan en vrezen dat een inkorting zal leiden tot een verhoging van de werkdruk”, zegt Koen Van Kerkhoven van COC.
De Franse Gemeenschapsregering bereikte in mei vorig jaar een opvallend akkoord: vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt de zomervakantie in het Franstalig onderwijs twee weken korter. Het volgende schooljaar zal daardoor van start gaan op 29 augustus 2022 en pas eindigen op 7 juli 2023. In ruil daarvoor krijgen zowel de herfst- als de krokusvakantie er een weekje bij. Bron: NWS
Meer dan 5.000 leerkrachten uit het Franstalig onderwijs betogen in Brussel
In Brussel betogen meer dan vijfduizend leerkrachten uit het Franstalig onderwijs. Het is de grootste manifestatie van het Franstalig onderwijs in meer dan tien jaar tijd. De leerkrachten vragen meer respect voor hun job en kaarten onder meer de hoge administratieve werkdruk en de verslechtering van hun arbeidsomstandigheden aan.
Om 10 uur verzamelden zo’n 5.000 leerkrachten uit het Franstalige onderwijs in ons land aan het station van Brussel-Centraal. Vandaar trokken ze naar het kabinet van de Franse Gemeenschap. De leerkrachten – van kleuter- tot hoger onderwijs – staken en betogen onder meer uit onvrede met het sectoraal akkoord over het onderwijs. Dat wordt elke twee jaar onderhandeld tussen de vakbonden en de regering, maar voor de periode 2021-2022 is dat akkoord nog altijd niet rond.
De maat is vol
De vakbonden in het Franstalig onderwijs willen onder andere een aanpassing van de loonschalen. De leerkrachten zelf willen ook meer waardering voor hun job. Dat vertelt Kathleen Van Haeken in “De ochtend” op Radio 1. Zij is leerkracht Nederlands in een secundaire school in Geldenaken, net over de grens in Waals-Brabant.
“Het is de eerste keer in mijn leven dat ik deelneem aan zo’n manifestatie”, begint Van Haeken. “De maat is vol”. Ze komt uit de privé en staat nu al tien jaar in het onderwijs. “Ik heb me altijd verwonderd over de inzet, motivatie en enthousiasme van leerkrachten. Maar ook over de werkdruk van mijn collega’s die toch wel op een andere manier voorgesteld wordt dan in bedrijven”, vertelt ze.
Waalse leerkrachten staken: “We krijgen geen enkele waardering van de regering”
Volgens de leerkracht heeft de onderwijssector al heel wat grote inspanningen geleverd. Des te meer in de afgelopen twee jaar, midden in de coronacrisis. Want werken in die omstandigheden was volgens Van Haeken lang niet evident.
“We hebben sinds het begin met heel weinig middelen afstandsonderwijs moeten organiseren zonder enige ondersteuning. “Online platformen zoals Smartschool of Teams – zoals dat in het Vlaamse onderwijs al is ingeburgerd – hadden veel Waalse scholen niet”, gaat Van Haeken verder. “Er is een digitale achterstand in Wallonië ten opzichte van Vlaanderen”, aldus de leerkracht. En die achterstand moet dringend weggewerkt worden.
Van Haeken en haar collega’s zijn in volle crisis onderwijs blijven aanbieden, maar daar stond nooit iets tegenover vertelt ze. “Er waren CO2-meters beloofd, maar die zijn niet gekomen. Er is geen ventilatie, de ramen staan ook in de winter wijd open. En dat is nog maar het topje van de ijsberg”, gaat ze verder. Volgens haar is er naast een gebrek aan middelen ook een groot gebrek aan waardering voor haar job.
Minister-president Pierre-Yves Jeholet (MR) van de Franse Gemeenschap zei onlangs nog: “De leerkrachten opwaarderen, dat is onbetaalbaar.” Een uitspraak die veel kwaad bloed heeft gezet en bij de Franstalige leerkrachten hard is aangekomen. Van Haeken hoopt dat de bevoegde ministers vandaag zullen luisteren naar de kreet uit het onderwijs en dat er snel een aantal zaken zullen veranderen en verbeteren.
De kwaliteit van ons onderwijs staat onder druk
“De kwaliteit van ons onderwijs staat onder druk. Wat ik niet begrijp is dat wij werken met jongeren die we willen opvoeden tot verstandige, mondige, kritische burgers die recht hebben op kwaliteitsvol onderwijs. Dat we daar geen steun voor krijgen, dat is voor mij echt wel onbegrijpelijk”, gaat Van Haeren verder.
Een delegatie van de onderwijsvakbonden wordt op dit moment ontvangen door minister-president Jeholet. “Ik hoop dat er toch wat redelijkheid en gezond verstand zit bij de Waalse overheid. Het is een roep om de nodige ondersteuning te krijgen om de jongeren een goede en kwaliteitsvolle opvoeding en onderwijs te geven”, besluit de leerkracht Nederlands.