Iwein Denayer was tot voor kort hulpverlener op het JAC in Halle. Hij werkte er met jongeren die zich in een kwetsbare leefsituatie bevonden. Nu is Iwein aan de slag als preventiewerker bij CAW Halle Vilvoorde.
Af en toe schrijft Iwein de dingen die hij als sociaal werker meemaakt van zich af. “Veel mensen zijn zich niet bewust van de emotionele rollercoaster waarop wij hulpverleners soms zitten. Door mijn teksten te delen, geef ik graag inkijk in die dagelijkse realiteit.”
lex #1
De armen vol tatoeages en dikke stretchers in beide oren. Heel waarschijnlijk zit er geen grammetje vet aan deze kerel. 21 is hij.
Ik zie dat hij wat onwennig heen en weer beweegt op zijn stoel. Zo gaat het meestal, bij jonge mensen die de eerste keer een babbel hebben met iemand van het JAC, of een hulpverlener tout court.
Eenmaal mijn gebruikelijke praatje over de werking van het JAC erop zit, neemt hij aarzelend het woord. Hij vertelt me dat hij een beetje in de rats zit. Hij kan moeilijk een job houden. Hij zit in een vicieuze cirkel waarin faalangst, onzekerheid, vermoeidheid en concentratieproblemen ronddansen in zijn hoofd.
Daar komt nog bij dat hij zich mislukt en dom voelt omdat hij zijn middelbaar diploma niet heeft kunnen behalen. “Ik had toen te veel aan mijn hoofd”, klinkt het.
Alex vraagt hoe ik kan helpen. Dat kan op verschillende manieren… Met de nodige ondersteuning, motivatie en mij als supporter, kan hij misschien toch nog zijn diploma halen. Of we zoeken samen naar een opleiding die hij kan volgen, zodat hij sneller aan de slag kan in een job die hem meer boeit dan die die hij tot nu toe had. We kunnen ook samenzitten met een organisatie die hem kan begeleiden in het vinden van een gepaste job. Er is wel wat mogelijk in België, land der kansen.
We nemen nog een aantal andere opties door en praten wat over koetjes en kalfjes.
Tristesse
Tijdens het gesprek bekruipt mij echter een bijzonder gevoel van tristesse.
Alex, de getatoeëerde spierbundel, kijkt mij sporadisch aan met een donker, doch helder stel ogen. Ik heb het gevoel dat die ogen nog een ander verhaal willen vertellen. Zijn het tranen die klaarzitten? Heb ik inkijk in de vensters van een zwaar gepijnigde ziel?
Het gevoel laat mij niet los. Maar ik krijg geen kans om het te benoemen of een plaats te geven. Alex heeft een afspraak bij de VDAB en moet vertrekken. Snel geef ik hem nog de kans een nieuwe afspraak te maken. Daar gaat hij niet op in, maar als het nodig is zal hij contact opnemen.
Alex #2
Een paar weken later. Uit het niets, zonder aankondiging, staat Alex voor de deur. Hij vraagt of ik even tijd voor hem kan maken.
Ik word onmiddellijk geraakt door hetzelfde gevoel waarmee ik het vorige gesprek afsloot. Ik voel nu zelfs een intense gewaarwording van dringende noodzakelijkheid. Op zo’n moment zijn eten en middagpauzes niet aan de orde. We zoeken snel een lokaal en zetten ons neer.
Alex start zijn relaas met de boodschap dat hij wel een goed gevoel had bij het vorige gesprek. Ik bedank hem en grijp het moment aan om te zeggen dat ik onze eerste ontmoeting afsloot met het akelige gevoel dat hij met iets zat waarover hij niet durfde te vertellen.
Touché.
Merkwaardig genoeg komt er een bizarre rust over Alex, die hem de nodige moed geeft zich bloot te geven en zijn relaas te doen. Ik zet me schrap voor de rit.
Mama
In het midden van alles staat mama.
Mama die nu opgescheept zit met een partner die in feite niet echt om haar geeft. De thuis van Alex en zijn moeder is voor die man een plek van gratis onderdak en gratis eten. Er is geen sprake van liefde. Er is geen plaats voor troost, voor een lach of gesprek. Er is gewoon veel leegte.
Alex wil dat ze hem dumpt. En vooral, dat ze nu gewoon van mannen wegblijft. Want die betekenen niet veel goeds, in zijn ogen. Hij vertelt vervolgens dat zijn jeugd één lange ooggetuigenis was van geweld en agressie, met zijn vader in een misselijkmakende hoofdrol.
Mama die met haar haren van de trap wordt gesleurd. Mama die seks moet hebben, wanneer hij het wil. Mama die klappen krijgt als ze probeert niet in te stemmen met die eis. Mama die drie operaties aan haar kaak nodig heeft, nadat ze door papa onwaarschijnlijk hard het ziekenhuis in gemept werd. Mama die zichzelf snijdt zodat ze de andere pijn dan niet moet voelen.
Mama die in de tuin niet kan mee voetballen omdat ze met vijf gekneusde ribben zit. Mama die nooit meer normaal zal kunnen stappen door de verbrijzelde enkel die je krijgt als je echtgenoot daar in een dronken woedebui maar blijft op trappen. Mama…
Uiteindelijk en na heel veel valse starten, vluchtte mama met Alex. Maar echt helemaal zullen ze nooit van die man verlost zijn, zelfs al ligt hij onder de zoden. De schim hangt in het huis. In elke thuis. En voor Alex: “What has been seen, cannot be unseen.”
De tranen die vorige keer al klaarzaten, laat Alex nu de vrije loop. Het lucht hem op. Het lucht mij op. Een scherpe sensatie van verlossing en verademing maakt zich meester over hem en mij. Hij vertelt me dat dit het was. Het zat hem al jaren dwars. Hij had het opgesloten in de donkerste kerker van zijn ziel.
Alex #3
Na nog een paar heftige gesprekken wil Alex zijn mama mee uitnodigen. Hij wil haar iets vertellen. Ik stem in. Alex belt zijn mama met bibberende stem op en vraagt haar volgende keer mee te komen naar het JAC. Ook zij stemt in.
Als Alex de volgende keer binnenstapt, zie ik dat hij zenuwachtig is. Wat hij kwijt wil, is niet zomaar iets. Ik heb er met hem grondig over gepraat en we hebben afgesproken hoe hij het zal aanpakken. Ook ik ben nerveus als ik de mama binnenlaat. Met welk gevoel staat zij hier? Voelt ze zich verplicht? Is ze bang? Is ze boos of geërgerd? Het maakt me onzeker en een beetje angstig.
Ik begroet haar en zie een heel fragiele, kwetsbare vrouw. Maar ik zie ook iemand die met een open en zorgzame blik naar binnenstapt. Haar ietwat scheve stapje en de littekens op haar gezicht bevestigen wat Alex mij toevertrouwde. Niettemin gaat elke beweging van de dame gepaard met een zekere kracht en fierheid.
Wanneer ze het lokaal binnenstapt waar Alex zit, verandert de sfeer in de ruimte. Alex kan zijn tranen met moeite bedwingen en mama komt hem tegemoet met een heel gemeende en liefdevolle knuffel. Iedereen gaat zitten. Alex neemt het woord.
Ik zie u graag
“Mama, er is iets wat ik u al heel veel jaren wil zeggen. Ik heb al veel nagedacht over hoe ik het u moet vertellen, maar ik vind geen manier. Daarom heb ik het opgeschreven.”
Alex haalt een verfrommeld A4’tje boven. Hij geeft het met trillende handen aan zijn mama. Moesten de woorden op dat stukje papier gewicht toegemeten krijgen, dan zou zelfs een leger spierbundels als Alex het niet van de grond krijgen.
Mama bekijkt haar zoon met een blik waarmee ze te kennen geeft dat ze al vermoedt wat ze lezen zal. Ze heeft haar ogen nog niet naar het blad gericht, of de eerste tranen maken zich los.
Ze leest luidop: “Mama, ik wil u zeggen dat ik u nog altijd heel graag zie. Papa heeft heel lelijke dingen met u gedaan en gij hebt heel veel pijn gehad. Ik had u moeten beschermen en voor u vechten, maar ik kon dat toen nog niet doen. Ik wilde wel, maar ik was te klein en ik was bang van papa. Ik heb mij daar altijd schuldig voor gevoeld, dat ik u niet kon helpen. Kunt ge mij vergeven mama?”
Tranen
Mama legt het briefje naast zich neer en barst in tranen uit. Ze staat op, stapt naar Alex en pakt hem vast zoals alleen een met hart en ziel bezorgde moeder haar zoon kan vastpakken.
“Gij moet u niet schuldig voelen. Gij waart nog een klein manneke. Gij kon daar niets tegen doen en ik zie u ook nog altijd heel graag.”
De emotionele spanning maakt plaats voor een overdonderende opluchting. De lading zinderende openhartigheid die door merg en been gaat, laat niemand onberoerd. Alle drie zijn we aan het wenen.
Het duurt een tijdje vooraleer mama Alex loslaat. Alex is eventjes de gelukkigste jongeman ter wereld.
Ik ben blij dat ik deze straffe kerel heb mogen begeleiden. Ik hoop dat het zijn littekens minder ruw zal maken. Al is het maar een klein beetje.
Bron: Sociaal.net
‘Hulpverleners hebben nooit een groot verschil gemaakt’
Nick De Ridder (34) bracht bijna zijn hele jeugd in de jeugdhulp door. Nadien zat hij negen jaar in de gevangenis. Vandaag gaf hij zijn leven een nieuwe draai en heeft hij één belangrijke boodschap: het kan anders. “De jeugdhulp heeft bij mij gefaald.”
Niemand hoorde me
Toen ik nog in de wieg lag, kwam ik al in de jeugdhulp terecht. Mijn ouders waren allebei drugsverslaafd. Mijn moeder was in de handen van mannen die haar prostitueerden. Ze was continu op de dool. Mijn vader was regelmatig in opname of hij zat in de gevangenis.
Wanneer ik negen was, kreeg mijn vader het hoederecht en ging ik weer bij hem wonen. Hij had een relatie met een lieve vrouw. Heel even had ik een stabiele thuissituatie. Maar dat liedje duurde niet lang.
Al snel herviel hij in oude gewoontes: drugs, agressie, emotionele terreur. Wanneer mijn stiefmoeder na twee jaar wegvluchtte, stond ik er helemaal alleen voor. Ik kreeg geen kleren, geen eten. Naar school gaan hoefde niet.
Ik liep regelmatig weg van huis omdat ik bang was van mijn vader. Hij ging me niet eens zoeken. Ik was vaak meerdere dagen weg. De politie vond me op een nacht tussen de sparren naast een weg, volledig onderkoeld. Het was allemaal een schreeuw om hulp, maar niemand hoorde me.
Criminele feiten
Mijn vader pleegde criminele feiten om aan drugs te geraken. Ons huis stond vol met gestolen goederen. Na een tijdje begon ik ook dingen te mispeuteren. Ik stal bijvoorbeeld merkkleren omdat ik het beu was om kledij van de rommelmarkt te dragen.
Wanneer ik op een keer wegliep van huis, dwaalde ik rond en deed ik enkele inbraken. Ik weet niet zeker of ik het deed om te overleven. Ik kende gewoon niets anders. Ik was geen beroepscrimineel, ik was een kind, overgelaten aan zijn lot. De politie pakte me op.
Op mijn twaalfde vond de jeugdrechter me oud genoeg voor een gemeenschapsinstelling. Ik verbleef er vier maanden. Dan mocht ik weer naar ‘huis’. Mijn vader had er niets beter op gevonden dan een huis te kraken. Ik zat er letterlijk tussen afval, gestolen goederen, gebruikte naalden en uitwerpselen.
Snel oordeel klaar
Niemand bekommerde zich om mij. Mensen hebben snel een oordeel klaar. Ze vonden me marginaal. Terwijl ik eigenlijk heel kwetsbaar was. Ik ging weer stelen. Dat ging van kwaad naar erger. Het duurde niet lang voor ik weer in de gemeenschapsinstelling zat.
Tot mijn achttien ben ik er in het totaal acht keer beland. De eerste keer omwille van de verontrustende opvoedingssituatie, maar daarna door als misdrijven omschreven feiten. Elke keer ik vrijkwam, was ik blij. Maar na twee weken miste ik de instelling al. Alleen al omdat ik er een warm bed, eten en vrienden had. In de buitenwereld had ik die niet.
Je went aan die gesloten omgeving, de regels, de lange gangen met slaapkamers. Het wordt je comfortzone. Als ik er nu op terugkijk, stak ik misschien onbewust feiten uit om terug te mogen keren naar die veilige zone. Terwijl het op lange termijn niet zo’n goede plek is om je jeugd door te brengen. Je gaat bijvoorbeeld niet naar school. Er is wel les, maar het levert geen diploma op.
Telkens ik vrijkwam, werd wel gezocht naar een school voor mij, maar overal werd ik buitengesmeten. Niemand wilde me. Waarom? Ik had van kleins af aan het gevoel dat ik het zwarte schaap was. Ik voelde me in de steek gelaten. Dat uitte zich in asociaal en agressief gedrag. Zelfs bij alternatieve trajecten om een diploma te halen, werd ik buitengesmeten. Dat zegt wel iets over hoe erg het was.
Het cachot
In de gemeenschapsinstelling belandde ik tientallen keren in de isolatiecel. Ik mispeuterde dingen, vocht, was agressief of onbeleefd tegen een opvoeder. Telkens was het antwoord: het cachot. Meestal zat ik er vier dagen, één keer acht.
’s Ochtends vroeg ging de deur open. Je deken en matras werden weggenomen. Dan zat je daar. Met enkel je bed, een klein tafeltje en een stoel, vastgeschroefd in de grond. Pas om negen uur ’s avonds mocht je weer op bed liggen. Je gedachten gaan alle kanten uit. Je creëert fantasiebeelden om je toch een beetje gelukkig te voelen.
Probeer je eens voor te stellen wat dat doet met een kind in volle ontwikkeling. Want je bent nog een kind. Maar als een kind criminele feiten pleegt, dan vergeten mensen snel dat het een kind is. Ja, er is misschien een agressieprobleem, maar fixeren of isoleren maakt dat alleen maar erger.
Eigenlijk zouden we isolatie in de jeugdhulp meteen moeten afschaffen. Pedagogisch heeft het geen enkel nut.
Triestig nieuws
Toen ik veertien was, overleed mijn moeder door zelfdoding. De begeleiders namen me apart: “Nick, we hebben triestig nieuws.” Ik kende haar niet echt. Ik had geen band met haar en heb niet eens gehuild. Ik heb me gewoon in de zetel gezet en heb een uur of zes voor me uit gestaard.
Hulpverleners hebben nooit een groot verschil gemaakt. Met de consulent van de jeugdrechtbank heb ik nooit een band gehad. Zelfs toen ik nog heel klein was, een jaar of negen, voelde het alsof ze me met de vinger wees. In plaats van te vragen hoe het met me ging, sloeg ze mijn dossier open en wees ze me op alles wat ik fout deed. Ik zocht liefde, appreciatie en bekommernis, maar ik voelde me verhoord.
Afstand
Ook de opvoeders gaven me niet wat ik als kwetsbaar kind nodig had. Opvoeders zullen je nooit benaderen zoals hun eigen kinderen. Ze gedragen zich professioneel. Al kan ik daar vandaag wel genuanceerd naar kijken. Hulpverleners lopen zelf tegen de grenzen aan van wat ze kunnen. Ze hebben naast hun job een eigen leven, zorgen en gezin.
Het is niet de bedoeling dat ze na een werkdag gebroken naar huis terugkeren. Daarom bouwen ze een muur rond zich heen. Maar als kind in de jeugdhulp voel je die afstand. En als ik nu terugkijk op mijn gedrag, dan begrijp ik ook dat ze afstand hielden. Ik woog op mijn vijftiende al 80 kilo en deed aan fitness. Met mijn agressief gedrag vormde ik een gevaar voor hen.
Onlangs sprak ik een van mijn favoriete opvoeders van toen. Hij doet de job al vijftig jaar en vertelde me dat ik in de top vijf stond van de moeilijkste jongens in zijn carrière. Ik schrok toch dat het zo erg was.
Re-integreren in de maatschappij
Op mijn achttien liet de jeugdhulp mij volledig los. Maar ik was niet klaar voor een volwassen leven.
Mijn jeugd was er een van tegenslagen, stigmatisering en overleven. Dan kan je moeilijk verwachten dat ik in staat was om te werken, een woning te betalen en mee te draaien in de samenleving. Het klinkt onwezenlijk maar eigenlijk had ik een plan nodig om te re-integreren in de maatschappij.
Ook emotioneel had ik een achterstand. Als kind moet je vreugde beleven, succes meemaken en onbezonnen zijn. Dat is belangrijk voor je ontwikkeling. Het helpt om sterker in je schoenen te staan. Om een ‘ja’ of een ‘nee’ te kunnen accepteren. Om dingen te kunnen relativeren. Dat kon ik allemaal niet.
Ik had geen plan. Ik ging naar het kraakpand van mijn vader, die op dat moment in de gevangenis zat. Toen ik mijn vader wilde bezoeken, kreeg ik het aan de stok met een cipier. Ik sloeg de inkomhal van de gevangenis kort en klein, en daarna pleegde ik enkele ramkraken. De politie pakte me later die avond op.
Van pure frustratie sloeg ik mezelf twee blauwe ogen. Dat deed ik wel vaker. De onderzoeksrechter stuurde me naar de gevangenis. Ik zat in een cel samen met mijn vader. Het is de mooiste tijd die ik met hem beleefd heb.
Gangstersyndroom
Ik was niet bang van de gevangenis. Meer nog, het voelde als een avontuur. Net al veel jongeren uit de gemeenschapsinstelling leed ik aan het gangstersyndroom. Ik romantiseerde crimineel gedrag en banditisme. Ik keek op naar beroepscriminelen.
De volgende twee jaar kwam ik vier keer in de gevangenis terecht. Telkens ik vrijkwam, pleegde ik nieuwe feiten. Het ging van kwaad naar erger: ramkraken, overvallen op dealers, auto’s stelen. Op mijn twintigste kreeg ik een gevangenisstraf van negen jaar. Dat was een lange en duistere periode. Na een tijd begon het besef te groeien dat het zo niet verder kon.
Eigen bedrijf
Toen ik uiteindelijk vrijkwam, kreeg ik een job bij een schrijnwerkersbedrijf. Ik werd stevig op de proef gesteld. Het was keihard werken en ik vond in het begin moeilijk mijn draai met de collega’s. De kleinste opmerking werkte als een rode lap op een stier. Normaal zou ik agressief reageren, maar ik wist dat ik dan meteen opnieuw in de gevangenis zou vliegen. Stap voor stap vond ik mijn plek in de groep.
Vandaag heb ik mijn schulden aan de slachtoffers afbetaald. Nu ben ik dakwerker en heb ik mijn eigen zaak. Ik heb een tijdje twee ex-gedetineerden tewerkgesteld. Hun begeleiden was zwaar. Vaak was ik meer bezig met hun leven in orde brengen dan met mijn eigen zaak. Intussen zijn ze alle twee gestopt en werk ik weer in mijn eentje.
Bekeken als dader
Nu ik met wat afstand kan terugkijken, zie ik dat de jeugdhulp bij mij gefaald heeft. Nooit werd er gewerkt rond het kind dat ik was. Ik werd meer bekeken als dader dan als kind. Terwijl ik een slachtoffer was van mijn situatie. Na een tijd dacht ik ook zelf dat ik een crimineel was.
Het moet anders. De faciliteiten in de jeugdhulp zijn top. Maar het blijft een tijdelijke opvang. Je ontwikkeling wordt er on hold gezet. Ik kreeg geen riemen om mee te roeien. Ik had geen hobby’s. Niemand zocht mee naar mijn talenten.
Bovenal had ik een enorme emotionele achterstand. Tot op vandaag heeft dat gevolgen. Mijn vrouw en kinderen zie ik doodgraag, maar gelukkig zijn, ik kan dat niet. Ik kreeg eens de opmerking dat ik over mijn leven praat alsof het een film is. Dat is puur omdat ik als klein kind, om de pijn niet te moeten voelen, geleerd heb om niet vanuit mezelf te praten, maar alsof ik aan de zijlijn sta.
Op een bepaald moment kreeg ik de stempel ‘beperkte empathie’. Maar hoe komt dat, vroeg ik me dan af. Was de jeugdhulp zo empathisch? Stonden jullie open voor mijn gevoelens? Toonden jullie begrip voor mijn situatie? Onder gevangenen zitten veel empathische jongens met een verleden in de jeugdhulp. Maar de samenleving geeft niet om hen. Het is een straatje zonder einde.
Preventief
Vanuit het besef dat het anders moet heb ik vzw Rebron opgericht. We moeten met jongeren uit de jeugdhulp rond hun talenten aan de slag gaan. Ik wil daarom graag een systeem van ervaringsdeskundige buddycoaches opzetten.
Vandaag doet de jeugdhulp veel te weinig beroep op ervaringsdeskundigen. Er zijn nochtans genoeg mensen zoals ik die geleerd hebben uit hun fouten. Wij kunnen voor jongeren een enorme meerwaarde betekenen. We kunnen als buddycoach met hen een traject op maat afleggen.
Als ik op mijn vijftien zo iemand in mijn leven had gehad, had het helemaal anders kunnen lopen. Daar ben ik echt van overtuigd.
Nick werkte net een boek af over zijn leven ‘De grote ontsnapping’. Voor meer info over de verschijningsdatum en waar je het kan bestellen, houd je best de Facebookpagina van vzw Rebron in de gaten.
Bron: sociaal.net