Met Rerum Novarum (letterlijk: ‘Over nieuwe dingen’) formuleerde paus Leo XIII in 1891 het katholieke antwoord op het 19e-eeuwse ‘arbeidersvraagstuk’.
Uitgangspunten van de pauselijke encycliek waren een rechtvaardig loon, het recht op eigendom en solidariteit met de zwakkeren. Als instrumenten om deze doelstellingen na te streven, werden zowel overheidsingrijpen als de vorming van vakbonden genoemd.
Het was bedoeld als de tegenhanger van de 1 meivieringen van de socialisten.
Het document bepaalde het katholieke standpunt tegenover de groeiende aanhang van het socialisme. De paus erkende het recht van de arbeiders op eigen organisatie en zelfs ontvoogding, maar dan wel in nauw overleg met – voornamelijk – de burgerij. Zo kreeg de beginnende christelijke arbeidersbeweging kerkelijke legitimering en inhoudelijke onderbouwing. Zo kun je lezen:
“Rerum Novarum is hét feest van onze Christelijke Arbeidersbeweging. In heel Vlaanderen blijft het een krachtig symbool van traditie van sociale bewogenheid. Elk jaar opnieuw is het een dag om feestelijk samen te zijn of om stil te staan bij de nieuwe sociale uitdagingen. We mogen fier zijn op wat we doen en wat we reeds verwezenlijkten. Vandaag tonen we wat we deden, wat we willen, wat we kunnen, wat we doen. Dat is Rerum Novarum.
RN is ook een uitstekend moment om jullie allemaal te bedanken. De duizenden vrijwilligers die in hun eigen buurt werken aan een betere samenleving. En natuurlijk ook jullie hier aanwezig, vriendinnen en vrienden van onze sociale Beweging. Dankzij jullie blijven we een krachtige Beweging!
Sociale bewegingen zijn én blijven noodzakelijk en belangrijk. ACW werkt voortdurend aan een samenleving waar het goed is om te wonen voor iedereen. Wij willen de samenleving in een meer sociale richting sturen. Daarom zullen wij steeds dezelfde kritische vragen blijven stellen: staat de economische ontwikkeling in dienst van de mens en de samenleving? Telt iedereen mee in onze samenleving, ook de zwaksten?”
Bovenstaand, recent citaat is een echo van wat men de ‘sociale leer van de kerk’ heeft genoemd. Met deze encycliek wou de Kerk immers een alternatief aanbieden voor de aantrekkelijkheid van het socialisme. De ambities waren niet min: men mikte op de “zedelijke en stoffelijke verheffing van de werkersstand.” Concreet waren het de ‘petits vicaires’ (onderpastoors) die hiervan werk moesten maken. Niet lang na Rerum Novarum schoten overal in de katholieke wereld werkmans- en studiekringen, allerlei toneel-, zang-, turn- en andere verenigingen als paddestoelen uit de grond. Het opzet? De arbeiders uit de invloedssfeer van het socialisme houden. Ook het vakbondswerk werd in sneltreintempo uitgebouwd. Talloze publicaties, tijdschriften en vanaf 1908 jaarlijkse studiebijeenkomsten in ‘de Sociale Week’, verkondigden het standpunt van de katholieke vakvereniging. Eigen ‘sociale werkers’ werden ingezet om iedereen van deze standpunten te overtuigen. In Gent, de industriestad van het 19e-eeuwse Vlaanderen, groeide dit alles het snelst en werden de eerste patronen getekend van de christendemocratie.
Ondertussen is de christelijke zuil veel van haar eer verloren.
De veelvuldige seksuele schandalen binnen de kerkgemeenschappen, de ARCO-affaire, het winstbejag bij de uitbating van de woonzorgcentra en de manier waarop ze al jaren de werknemers een rad voor de ogen draaien hebben ACW (Beweging.net) en CD&V harde noten doen kraken.
Is de christelijke volksbeweging een vereniging van “gelovigen” of van “goedgelovigen”, een naiëve kudde die hun herders volgen naar de afgrond?
CD&V zakt bij de laatste politieke peilingen tot een dieptepunt met amper 10 procent van de stemmen. De voormalige volkspartij haalde bij de laatste verkiezingen nog 14,2 procent van de stemmen en die score was al een dieptepunt.