Wordt de zorg geprivatiseerd?

Het Antwerps stadsbestuur (N-VA, Open VLD en Vooruit) lonkt naar het privaat kapitaal van beursgenoteerde investeringsmaatschappijen zoals Aedifica en Cofinimmo. Deze maatschappijen hebben de afgelopen jaren hun greep op de Vlaamse woonzorgcentra drastisch versterkt. Op dit moment is 26 procent van de woonzorgcentra in Vlaanderen in handen van winstgerichte bedrijven.  Hun businessmodel draait rond het verwerven van zorginfrastructuur om deze vervolgens aan hoge prijzen door te verhuren aan commerciële zorgketens. Met haar uitgebreid netwerk van woonzorgcentra en serviceflats is het Zorgbedrijf Antwerpen dan ook een interessante vastgoedinvestering.

Al bij de oprichting in 2009 stelde het zorgbedrijf een private kapitaalparticipatie in het vooruitzicht. In 2017 waren er gesprekken om 100 miljoen euro op te halen. Het stadsbestuur en de CEO van het zorgbedrijf wilden daarvoor een aparte vennootschap oprichten om onder meer het zorgvastgoed in onder te brengen. Er was één probleem: de decretale basis hiervoor was onbestaande.

Traditioneel wordt de openbare dienstverlening in België door de overheid of het gesubsidieerde (vaak christelijke) middenveld uitgebaat. Openbare diensten zijn van groot maatschappelijk belang. Ze waarborgen de rechten van iedereen op huisvesting, onderwijs en zorg.

In het Vlaanderen van minister-president Jan Jambon is er echter steeds minder plaats voor openbare diensten. Van werkloosheidsbemiddeling over mobiliteit tot cultuur, onderwijs en de zorgsector: de Vlaamse regering wil zo goed als elk aspect van de samenleving openstellen voor privaat kapitaal en marktwerking.

Een zorgvereniging of zorgbedrijf is een publiekrechtelijke entiteit die verbonden is aan een OCMW en zo verschillende vormen van zorg aanbiedt. Juridisch gezien zijn het ‘welzijnsverenigingen’. Het Vlaams regeerakkoord van 2019 kondigde al de toetreding aan van private partners in de structuren van deze welzijnsverenigingen. Het punt bleef lange tijd onder de radar. Maar in november 2020 – nota bene tijdens de tweede de coronapandemie – schoten parlementsleden van de drie Vlaamse meerderheidspartijen in actie.

Zij dienden een voorstel van decreet in dat welzijnsverenigingen de mogelijkheid moet geven om zelf een vzw of vennootschap op te richten of er deelgenoot van te worden. De welzijnsvereniging kan aan deze privaatrechtelijke structuren dan personeel overdragen of ter beschikking stellen. Ze kunnen daarin ook erkenningen, subsidies en infrastructuur onderbrengen. Als klap op de vuurpijl kunnen private vennootschappen tot 49 procent van het kapitaal inbrengen. Met recht en rede spreken wij daarom van het ‘privatiseringsdecreet’.

Volgens de Europese Unie is de zorgsector een economische dienst die onderworpen is aan de regels van de interne markt. Europa verplicht de Vlaamse overheid op die manier om te voorzien in gelijke subsidies voor de uitbaters van commerciële, non-profit en openbare woonzorgcentra. 

Het verklaart waarom er vanuit commerciële hoek zoveel interesse is voor de ouderenzorg. Door de vaste subsidiestroom is het vanuit winstoogpunt zeer aantrekkelijk – want weinig risicovol – om actief te zijn in de zorgsector. Commerciële zorgketens rekenen op publieke middelen om hun private winsten te garanderen. Dat is de essentie van privatisering.

In Vlaanderen is vooral het onderliggende zorgvastgoed een belangrijke bron van inkomsten en winsten. Investeringsmaatschappijen verwerven woonzorgcentra die ze tegen zeer hoge huurprijzen verhuren aan een andere speler die de uitbating voor zijn rekening neemt. Deze uitbaters – vaak vzw’s die behoren tot een commerciële zorgketen – kunnen deze huurprijzen slechts betalen met overheidssubsidies, door te besparen op personeel of door hoge ligdagprijzen aan te rekenen. Vaak is het een combinatie van deze drie.

Volgens de Socialistische Mutualiteiten bedroeg in 2019 de gemiddelde dagprijs in een openbaar woonzorgcentrum 56,27 euro. In een for profit-rusthuis lag dat met 64,66 euro fors hoger. Bewoners betaalden gemiddeld ook het meest in Brussel, Antwerpen en Vlaams-Brabant waar de for profit-sector net de sterkste opmars maakte.

Voor elke 100 bewoners zetten commerciële rusthuizen 33 personeelsleden in, tegenover 39 in de non-profit vzw-rusthuizen en 44 in de openbare rusthuizen. Dat wreekt zich in de zorgkwaliteit, zeker als het personeel in functie van kostenefficiëntie steeds meer gegevens moet registreren en dus minder aan de eigenlijke zorg toekomt.

Het nieuwe decreet wil de scheiding tussen het zorgvastgoed en de exploitatie van de zorgactiviteit – zo kenmerkend voor de commerciële zorgsector – nabootsen binnen de structuur van de openbare welzijnsverenging.

Dat blijkt uit de herstructurering van Zorgbedrijf Antwerpen waarvoor de gemeenteraad groen licht gaf. De meerderheid neemt met die beslissing een loopje met de juridische werkelijkheid. Het Vlaamse Parlement heeft zich immers nog niet uitgesproken over het privatiseringsdecreet dat dergelijke herstructureringen mogelijk moet maken.

Toch zijn de plannen voor zo’n private participatie reëel. Volgens de krant De Tijd zijn er in Antwerpen al gesprekken met een consortium waartoe naast de Participatiemaatschappij Vlaanderen – met de Antwerpse N-VA-schepen Koen Kennis als voorzitter – ook Aedifica en de commerciële rusthuisuitbater Vulpia behoren.

Investeerders in vastgoed verwachten een rendement. Dat heet de introductie van de winstlogica in het zorgbedrijf. Volgens het stadsbestuur zou de zorg ondergebracht worden in een vzw zonder private kapitaalsinbreng en dus 100 procent publiek eigendom blijven. Maar deze vzw zal wel het zorgvastgoed huren van de vastgoedvennootschap. Kortom: het is de uitbater die betaalt voor de winsten van de private investeerder.

Privatisering zorgt er dus voor dat publieke middelen wegvloeien naar private investeerders. Deze middelen kunnen niet gebruikt worden waarvoor ze bestemd zijn: zorg verstrekken.

Voorstanders van de herstructurering spreken van een realistisch rendement van 3 procent voor de private investeerder. Maar op de markt liggen die rendementen eerder tussen de 5 en 6 procent. Waarom zou een private investeerder dan met minder en dus met lagere huurprijzen genoegen nemen in de Antwerpse structuur?

Ook de besparingsdruk zal in naam van efficiëntie – lees: het rendement van de aandeelhouder – verder oplopen. Het is exact wat het Antwerpse stadsbestuur verwacht, aangezien de toelage aan het zorgbedrijf tegen 2025 met meer dan 10 miljoen euro moet dalen.

Geloof mij: het zorgbedrijf zal gekneld zitten in de dubbele houtgreep van besparingen en private winstbelangen. Een verbetering van de zorgkwaliteit lijkt dan weinig realistisch. Bovendien dreigen de dagprijzen van de woonzorgcentra verder te stijgen. Minder kwaliteit voor meer geld.

Verregaande schaalvergroting is volgens het Antwerpse stadsbestuur de oplossing. Maar het Zorgbedrijf Antwerpen is vandaag al actief in meer dan achttien verschillende gemeenten. De kapitaalsverhoging en haar nieuwe vastgoedvennootschap moet het zorgbedrijf toelaten om overal in Vlaanderen nieuwe eigendommen te verwerven. Deze groei moet er dan voor zorgen dat in Antwerpen betaalbare en kwaliteitsvolle zorg mogelijk blijft.

De zorgbelangen van de Antwerpenaar staan echter niet centraal. Schaalvergroting, omzetgroei en kostenreductie zijn immers elementen bij uitstek van de commerciële zorgsector. Waarom? Investeringsmaatschappijen staan te popelen om zich in te kopen in Zorgbedrijf Antwerpen. Het is een ideale springplank om overal in Vlaanderen zorgvastgoed te verwerven en een graantje mee te pikken van de torenhoge huurinkomsten. Medewerkers en burgers dreigen de rekening te betalen.

De Antwerpse expansieplannen tonen dat Vlaanderen – na de goedkeuring van het nieuwe decreet – deze commerciële logica van schaalvergroting en kostenefficiëntie verder wil doordrukken in de hele welzijnssector. Net daarom belangt deze beslissing ons allemaal aan. Willen we een samenleving waarin lokale besturen en social profit-dienstverleners samen instaan voor zorg die de mens centraal zet? Of dragen we de levensbehoefte die zorg is liever over aan het private winstbejag?

Openbare welzijnsverenigingen zijn het best geplaatst om tegemoet te komen aan de sociale noden van de bevolking, zoals onder meer Nathalie Vallet (Universiteit Antwerpen) ) en Eric Nysmans (directeur van Welzijnszorg Kempen) eerder ook al aangaven. Met een uitgebreid openbaar zorgaanbod kunnen lokale overheden meer greep uitoefenen op de dagprijzen in functie van betaalbaarheid en toegankelijkheid. De controle daarover moet in handen blijven van de lokale gemeenschappen.

Zelfs de meest kleinschalige privatisering zet de ethiek van publieke dienstbaarheid op de helling. De enge notie van efficiëntie die bankiers en financiële investeringsmaatschappijen erop nahouden, is niet op zijn plaats in een openbare welzijnsvereniging. Een financier zal voor elke activiteit apart kijken hoe hij met zo weinig mogelijk middelen zo veel mogelijk winst kan realiseren. De korte termijn primeert.

Een welzijnsvereniging bekijkt efficiëntie op de lange termijn en houdt daarbij rekening met de impact van een besparing in één activiteitengebied op andere taken en opdrachten. Ze kan efficiëntiewinsten ook inzetten om verlieslatende maar daarom niet minder belangrijke zorgactiviteiten te ondersteunen. Private Investeerders hekelen zo’n kruissubsidiëring: wat verlieslatend is, stoten ze af of maken ze ‘gezond’. Vervolgens keren ze de opbrengst van die uitgespaarde kosten uit aan de aandeelhouders.

De leden van het Vlaams Parlement moeten binnenkort een belangrijke beslissing nemen. Kiezen ze voor de verderzetting van het bestaande model met haar unieke mengeling van openbare en social profit-initiatieven? Of geven ze het speelveld volledig over aan vastgoedfondsen en commerciële zorgketens? Ik weet op welke stemknop ik zou drukken.   Bron:  Sociaal.Net