Snelle benoeming is geen mirakeloplossing

In een opinie-artikel, in de Wereld Morgen zegt  Chris Vandeweghe dat een  snelle vaste benoeming het lerarentekort niet zal oplossen, wel in tegendeel.

Weyts wil startende leerkrachten sneller benoemen om hen meer werkzekerheid te geven en zo de job van onderwijs aantrekkelijker te maken. Wat hij er niet bij zegt is dat het om een besparingsmaatregel gaat. Daarnaast is het zeer de vraag of deze regeling niet juist tot sneller ontslag zal leiden.

Averechts effect

Het klopt dat startende leerkrachten op zoek zijn naar werkzekerheid en dat het ontbreken daarvan een belangrijke reden is voor onaantrekkelijkheid van de job. Leerkrachten zullen nu na één jaar al vast benoemd kunnen worden. In de huidige regeling is dat maar mogelijk in de loop van het derde jaar dat men lesgeeft.

In theorie klinkt dat zeer goed, maar de praktijk zou wel eens anders kunnen uitdraaien. Iedereen die het onderwijsveld een beetje kent weet dat het eerste jaar lesgeven vaak heel moeizaam verloopt, vooral maar niet alleen op vlak van klasmanagement. Het duurt vaak twee tot drie jaar of zelfs langer vooraleer een beginnende leerkracht zijn draai echt vindt. Die groeitijd zullen de starters nu niet meer krijgen, want directies zullen nu al na één jaar de definitieve beslissing moeten nemen of ze een starter al dan niet houden.

Vooraleer directies iemand benoemen willen ze terecht zekerheid dat die persoon het ook zal waarmaken in de toekomst. Leerkrachten die het in het eerste jaar moeilijk hadden en hun weg nog aan het zoeken waren dreigen nu sneller dan in het verleden aan de deur gezet te worden. In theorie kunnen ze na één jaar wel werkpunten meekrijgen, maar voor directies is zo’n procedure een heel gedoe. De kans is groot dat zij die procedure alleen in uitzonderlijke gevallen zullen volgen.

Leerkrachten die het in het eerste jaar moeilijk hadden en hun weg nog aan het zoeken waren dreigen nu sneller dan in het verleden aan de deur gezet te worden.

Het gevolg is dat deze maatregel wellicht een averechts effect zal hebben. Enkel die leerkrachten die vanaf het eerste jaar goed presteren zullen kunnen blijven, tenzij de directie weet dat er omwille van de schaarste voor de kandidaat in kwestie geen alternatief is. Dat is dan een negatieve keuze die uiteraard nefast is voor de kwaliteit van het onderwijs.

Een gemiste kans

In het verleden was de NVA faliekant tegen de vaste benoeming van ambtenaren. Het is dan ook hoogst merkwaardig dat Weyts zelf met het voorstel op de proppen kwam om leerkrachten sneller te benoemen. Merkwaardig, tenzij je weet dat het hier om een besparingsmaatregel gaat. Benoemde leerkrachten kosten de Vlaamse regering namelijk minder aan sociale zekerheid.

De maatregel is er gekomen na twee jaar moeizaam onderhandelen met de sociale partners (koepels en vakbonden). Het moet de onderwijsjob opnieuw aantrekkelijker maken. De uitkomst van die onderhandelingen is bijzonder mager en zal de aantrekkelijkheid nauwelijks verbeteren als dat al zal gebeuren.

Om die aantrekkelijkheid op te krikken is er heel wat meer nodig en in die zin is het gesloten akkoord een volledig gemiste kans.

Om de aantrekkelijkheid van de onderwijsjob op te krikken is er heel wat meer nodig en in die zin is het gesloten akkoord een volledig gemiste kans.

Knelpuntberoep

De realiteit is dat de aantrekkelijkheid van de onderwijsjob een dieptepunt heeft bereikt. Leerkrachten Frans, wiskunde of aardrijkskunde zijn bijna niet meer te vinden en heel wat interims geraken niet meer ingevuld. Bij de start van dit schooljaar geraakten 1000 jobs[1] niet ingevuld, tegen 2024 kan het tekort oplopen tot 7000.

Verschillende redenen liggen aan de grondslag van die onaantrekkelijkheid. Vooreerst is er de werkdruk. Uit een grootschalig tijdsonderzoek van 2018 blijkt dat leraren zeer hard werken, harder dan in de meeste andere sectoren. In het secundair onderwijs werkt een leerkracht gemiddeld bijna 42 uur, berekend over een volledig kalenderjaar, de vakantieperiodes inbegrepen dus. De gemiddelde werkweek van een leerkracht ligt m.a.w. vier uur hoger dan de ‘normale’ 38-urenweek, met pieken van tegen de 50 uur in een gewone lesweek.

Die overbevraging eist een zware tol. Van alle beroepen zijn de leraars het meest vatbaar voor burn-out: één op acht leraars loopt kans om opgebrand te geraken.

De gewijzigde pensioenregeling heeft ook zwaar ingehakt op de aantrekkelijkheid van de job. Leerkrachten die aan het begin van hun loopbaan staan, zullen 5 tot 8 jaar langer moeten werken. Als alle geplande maatregelen uitgevoerd worden, zullen ze maar liefst 400 à 600 euro netto per maand minder pensioen krijgen.

De lonen in het onderwijs zijn, bij gelijk diploma, een stuk lager dan in de privé en op voordelen zoals een bedrijfswagen, aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, laptop, smartphone enz. moeten ze niet rekenen.

Dat werd tot voor kort gedeeltelijk gecompenseerd door een goede pensioenregeling en de vaste benoeming. Als die benoeming nu niet meer zo vast lijkt te zijn en de goede pensioenregeling vervalt, dan vallen belangrijke ‘voordelen’ van het onderwijs weg en dat heeft serieuze gevolgen voor de kwaliteit van de instroom.

In plaats dat de beste mensen worden aangetrokken in het onderwijs dreigt leerkracht een afvalberoep te worden, met alle gevolgen van dien voor het niveau van ons onderwijs.

Op dit moment is de lerarenopleiding al vaak de tweede keuze voor jongeren. Onderwijs wordt meer en meer een negatieve keuze bij jongeren, of op latere leeftijd als noodoplossing wegens ontslag elders. In plaats dat de beste mensen worden aangetrokken in het onderwijs dreigt leerkracht een afvalberoep te worden, met alle gevolgen van dien voor het niveau van ons onderwijs.

Herwaardering job dringend nodig

Om het onderwijspeil op niveau te houden/krijgen en een acuut lerarentekort te vermijden zal een sterke herwaardering van de lerarenjob nodig zijn. Daar komt heel wat bij kijken en het zal niet in een handomdraai gerealiseerd zijn. Minstens drie zaken zijn onontbeerlijk om tot zo’n herwaardering te komen: werkzekerheid voor de starters (dat is niet hetzelfde als een snelle benoeming en dat wordt ook niet bevorderd door snellere ontslagprocedures), gunstige eindeloopbaan- en pensioenregelingen, en tenslotte een betekenisvolle daling van de werklast, zodat leraars zich opnieuw kunnen focussen op hun kerntaak: lesgeven.

Het is duidelijk dat het aantrekkelijker maken van de onderwijsjob niet kan binnen een besparingslogica, waarin de huidige onderhandelingen nu zitten.

Eens daar werk is van gemaakt zal de instroom opnieuw verbeteren en kan men de lerarenopleiding ook kwalitatief gaan opkrikken. Het is duidelijk dat deze drie zaken niet kunnen binnen een besparingslogica, waarin de huidige onderhandelingen nu zitten. Zonder extra middelen zal de onderwijsjob niet opnieuw aantrekkelijk kunnen gemaakt worden en zal de kwaliteit van ons onderwijs verder achteruit blijven boeren.

Chris Vandeweghe is leerkracht in een middelbare school.

Economie en het goede leven

Economie en het goede leven

Hoeveel geld is genoeg? Om de samenleving te verbeteren heb je geld nodig en dus een economie die floreert. Vertrouwen is daarbij onontbeerlijk: in onszelf, in elkaar, in de toekomst. Je moet ook moedig en beheerst het goede doen: handelen als een goede huisvader (of -moeder). Maar wat betekent dat eigenlijk? In Economie en het goede leven beschrijft Jan Smets sereen en openhartig hoe hij als econoom en bankier dat vertrouwen heeft ervaren en heeft trachten te vergroten, ook op momenten dat het huilen ons nader stond dan het lachen. In zijn lange loopbaan heeft Jan Smets de omwentelingen meegemaakt die ons hebben gevormd tot wie we zijn: de oliecrisis en de inflatie in de jaren zeventig, het einde van de ongebreidelde naoorlogse welvaartsgroei, de val van de Muur, het halen van de Maastrichtnorm, de invoering van de euro, de crash van 2008 en wat erop volgde. Economie en het goede leven leest daardoor ook als een apocriefe geschiedenis van de laatste veertig jaar.

Jan Smets (1951) werkte vrijwel zijn hele loopbaan voor de Nationale Bank, waarvan hij in 2015 gouverneur werd. Hij leidde lange tijd de studiedienst van de Nationale Bank en was ook economisch adviseur van de eerste ministers Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene. Smets was daarnaast internationaal actief, als lid van de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank, bestuurder van de Bank voor Internationale Betalingen en gouverneur van het Internationaal Monetair Fonds. Hij was en is nog steeds actief in bestuursorganen van onderwijs- en zorginstellingen.   ISBN  978-94-6310-437-1

Eerste hulp bij eenzaamheid

Het coronavirus brengt allerlei problemen mee voor de samenleving. Naast de ziektebeelden is er ook veel huiselijk geweld, maar ook veel eenzaamheid.

In  2020 ging 15,5 procent van de oproepen bij Tele-Onthaal over eenzaamheid. Zeven procent van die oproepen kwam van jongeren.  Kortom: depressieve en eenzame gevoelens vieren hoogtij. “We zien een grote diversiteit in onze oproepen”, vertelt Jennifer Pots, coördinator en woordvoerder bij de hulplijn. “Van ouderen die amper contacten hebben, tot tieners die véél contacten hebben maar zich toch eenzaam voelen.”

Voelt u zich soms alleen? Dan kunt u deze stappen zetten: 

1. Probeer eenzaamheid niet meteen te onderdrukken

Jennifer Pots: “Het lijkt een tegenstrijdige boodschap van een hulplijn, maar het is niet heilzaam om eenzaamheid krampachtig te willen oplossen. Je alleen voelen is een heel complexe emotie waar geen toverspreuk tegen bestaat. Aanvaard eerst en vooral dat de eenzaamheid er is, geef het een plaats en sta jezelf – voor even – toe om somber te zijn.” 

2. Ga rustig op zoek naar positieve momenten en emoties

Pots: “De coronacrisis legt voortdurend een grauwe filter op onze gevoelens, waardoor soms álles lijkt mis te lopen. Probeer dat gevoel tegen te gaan door rustig te zoeken naar positiviteit. Stel jezelf bij gevoelens van eenzaamheid open vragen: op wie kan ik wél terugvallen als het moeilijk gaat? Wat loopt wél goed voor mij? Wat loopt eventueel beter, ondanks de lockdowns? Die denkoefening verlegt je focus en leert je dat niet alles kommer en kwel hoeft te zijn.

“Ga ook op zoek naar waar je deugd van hebt bij een eenzaam gevoel: waar word ik vrolijk van? Wie of wat heeft mij in het verleden geholpen? Hoe kan ik mij beter voelen? Durf jezelf daarbij te belonen. Voor sommigen helpt een gesprek met een hulplijn, voor anderen is dansen op muziek een opsteker. Word je gelukkig van chocolade? Eet dan chocolade.”

3. Weet dat elk contact betekenisvol kan zijn

Pots: “Kleine ontmoetingen, hoe oppervlakkig ook, kunnen betekenisvoller zijn dan je denkt. Van een dagelijks gesprekje met de krantenboer tot gekeuvel met de buurman: korte ontmoetingen kunnen ankerpunten vormen om een dag meer kleur te geven.

“Probeer zulke momenten te stimuleren als die je een beter gevoel geven. Geniet van die ene Zoom-meeting met je collega’s of probeer die digitale les bewust mee te maken. En waarom zou je niet elke dag naar de supermarkt gaan als de glimlach van de kassierster je een plezier doet? Lang niet elk gesprek hoeft diepgaand te zijn. Een babbel over het mooie lenteweer kan ook deugd doen.” 

4. Maar houd ook contact met wie belangrijk is voor je

Pots: “Blijf verbonden met mensen die belangrijk zijn voor je, fysiek of digitaal. Heb je eenzame gevoelens? Breng dan aan wat ze met je doen en probeer te ventileren. Een simpel gesprek over hoe het met je gaat, kan wonderen doen.

“Maar ook hier: geef niet elk gesprek met dierbaren evenveel gewicht. Soms is het heilzaam om de focus te verleggen. Eenzame gevoelens kunnen als blauwe plekken zijn: hoe vaker je erop duwt, hoe blauwer ze worden. Soms is wat onbezonnen geklets over de tuin of de huisdieren even belangrijk.”

5. Hoe kan ik iemand met eenzaamheid helpen in mijn omgeving?

Pots: “We hebben al te vaak de reflex om een resem oplossingen aan te bieden als iemand zich eenzaam voelt: ‘Kom wat meer buiten’, ‘Babbel wat meer’, ‘Kom meer onder de mensen’. Maar meestal heeft iemand die zich alleen voelt gewoon nood aan een gesprek, om te ventileren. Belangrijk is daarbij dat je een luisterend oor biedt en iemand niet meteen van zijn eenzaamheid af wil helpen.

“Probeer je eigen gedachten en ervaringen even te parkeren en je in te leven. Zet de leefwereld van de persoon centraal en oordeel niet. Stel daarbij voldoende open vragen. Wat zou helpen? Wat kan je voor die persoon doen? Hoe heeft die persoon zich in het verleden beter gevoeld na een dip? Benoem ook de emoties van de persoon, om te laten zien dat je hem of haar begrijpt. Zo laat je zien dat je er bent voor iemand.

Bron:  De Morgen

De effectentaks is te klein

De Vivaldi-regering gaf eind oktober 2020  het startschot voor een nieuwe taks op effectenrekeningen. Op 11 februari 2021 werd de wet taks op effectenrekeningen gestemd, op 26 februari trad de wet in werking. De opbrengst van de taks dient om onze sociale zekerheid te ondersteunen die zwaar onder druk staat door de COVID-crisis.

Een goed begin maar veel te weinig want de  jaarlijkse taks is slechts  0,15% voor bedragen > 1 miljoen euro.

Ruime definitie van het begrip ‘financiële instrumenten’.

De taks wordt gevestigd op de waarde van de financiële instrumenten aangehouden op een effectenrekening. De wet voorziet in een zeer ruime definitie van het begrip financiële instrumenten. Zij omvat niet enkel aandelen of obligaties, maar bijvoorbeeld ook alle soorten afgeleide producten. De ruime definitie maakt het ook mogelijk dat nieuw ontwikkelde financiële instrumenten onmiddellijk door de wet gevat zullen worden.

Hoe wordt de gemiddelde waarde berekend?

De gemiddelde waarde wordt berekend over een referentieperiode van twaalf opeenvolgende maanden. Deze loopt van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende kalenderjaar.

Vier keer per jaar, op het einde van elk kwartaal, wordt er in een referentiepunt voorzien. Deze vier referentiepunten leiden tot een gemiddelde waarde van de portefeuille.

Voor 2021 wordt de eerste foto genomen op 31 maart. Voor de eerste referentieperiode worden er dus drie foto’s gemaakt (31 maart, 30 juni en 30 september) om de gemiddelde waarde van de portefeuille te berekenen.

Wie moet de taks betalen?

•             Belgische natuurlijke personen

•             Belgische vennootschappen

•             Belgische rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (zoals vzw’s en stichtingen)

•             alle personen die geen Belgische inwoners zijn maar wel een effectenrekening in België aanhouden, uitgezonderd zij die beschermd worden door een dubbelbelastingverdrag

De wet voorziet in zo min mogelijk uitzonderingen, om het risico op vernietiging van de wet door het Grondwettelijk Hof te verminderen. Enkel de rechtspersonen die effectenrekeningen aanhouden in het kader van de eigen beroepswerkzaamheid worden uitdrukkelijk uitgesloten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en de pensioeninstellingen.

Wie houdt de taks in?

Voor de Belgische effectenrekening is het de aanbieder van de effectenrekening die de nodige inhoudingen zal doen. Voor de buitenlandse aanbieder van de effectenrekening is er geen verplichting, maar zij zullen deze service wel kunnen aanbieden. Indien de taks niet wordt ingehouden door de financiële instelling, is de houder van de effectenrekening verplicht de taks zelf te voldoen.

Niet-tegenstelbaarheid en antimisbruikbepaling

De wetgever heeft voor twee verschillende antimisbruikbepalingen geopteerd. Voor beide geldt een retroactieve werking vanaf 30 oktober 2020.

De specifieke niet-tegenstelbaarheidsbepaling viseert twee welomschreven transacties die nooit tegenstelbaar aan de fiscus zullen zijn. Dit wil zeggen dat u voor deze transacties nooit kan ontsnappen aan de toepassing van taks – ook al heeft u niet-fiscale motieven. De wetgever gaat ervan uit dat voor de geviseerde handelingen de niet-fiscale motieven nooit genoeg kunnen wegen en dat de handelingen fiscaal geïnspireerd zijn. Het gaat  bijvoorbeeld om het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen, wat dus geen zin heeft om de taks te vermijden.

De algemene misbruikbepaling is ruim en kan op alle mogelijke handelingen betrekking hebben. De wetgever hoopt met deze bepaling iedere spitsvondigheid om de taks te ontwijken zowel te ontmoedigen als af te straffen. Het kan hierbij gaan om een handeling waarbij men bewust hetzij een overschrijding van de grens van 1 miljoen wil vermijden, hetzij net opnieuw onder de grens van 1 miljoen wil uitkomen.

Deze antimisbruikbepaling laat de belastingplichtige wel toe om tegenbewijs te leveren. Let wel, indien de fiscus van oordeel is dat een handeling fiscaal misbruik uitmaakt, zal de handeling ook zo worden aangemerkt tot bewijs van het tegendeel. Een zware bewijslast dus, die zowel op de belastingplichtige als de tussenpersoon (de financiële tussenpersoon) een grote druk legt.

Volgens Neutr-On is deze taks toch wel veel te klein en wij zullen blijven ijveren voor een vermogensbelasting van 1% voor bedragen > 1 miljoen euro en 2% voor bedragen > 2 miljoen euro.

Schulden centrumsteden nemen toe

Vlaamse centrumsteden investeren 720 miljoen euro meer dan gepland, waardoor de schulden toenemen.

De Vlaamse centrumsteden hebben hun plannen tijdens de coronacrisis bijgesteld naar boven. Alles samen mikken ze op 6,17 miljard euro voor de komende jaren, 720 miljoen euro meer dan oorspronkelijk beraamd. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams Parlementslid Mercedes Van Volcem (Open VLD) opvroeg bij minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open VLD). “Ze blijven dé motor van investeringen”, zegt Van Volcem.

Nochtans is dat niet evident. Want corona hakte er ook bij de stedelijke financiën stevig op in. En investeringen kosten ook geld. “Begin 2020 was de gemiddelde schuldenlast per inwoner van een centrumstad nog 1.838 euro, terwijl dat begin dit jaar strandde op 1.947 euro.”, zegt Van Volcem. Het verschil in schuld per inwoner is significant. De uitschieter is Mechelen met een schuldenlast van 3.420 euro per inwoner, terwijl dit in Brugge slechts 932 euro is. Enkel Turnhout doet nog beter met 392 euro per inwoner.

Voor het overige blijft grootte een belangrijke rol spelen. Antwerpen, de grootste Vlaamse stad, spant de kroon op het vlak van investeringen met bijna 2,5 miljard euro dat naar allerhande werken gaat. Gent volgt op plaats twee met een kleine één miljard euro, Leuven eindigt derde met bijna een half miljard euro en Brugge sluit de top vier af met 354 miljoen euro. Turnhout investeert met 118 miljoen euro de komende jaren het minst van alle centrumsteden. Ook Genk, Oostende en Hasselt nemen minder risico’s.

Alles bijeen tekenen de centrumsteden voor 35 procent aan totale investeringen van de steden en gemeenten in Vlaanderen. De komende jaren zullen lokale besturen samen 17,44 miljard euro investeren. Dat is 2,6 miljard euro meer dan oorspronkelijk beraamd.