Onlangs kopte De Standaard: “Tien dagen ouderschapsverlof, daarmee moeten jonge vaders het vandaag doen.” Hoewel het sentiment achter deze kop, namelijk het feit dat jonge ouders beter verdienen, zeker te verdedigen valt, zitten er een aantal fouten in verborgen.
Socialezekerheidsregelingen mogen (en moeten!) met een kritische blik benaderd worden, maar we moeten ervoor oppassen dat we geen kritiek geven op de verkeerde punten, en geen aanpassingen eisen die de facto een verslechtering van de situatie tot gevolg hebben. Om het juiste te kunnen vragen, is wat juridische context nodig.
Laten we even de terminologie bekijken. Rond het ouderschap zijn drie soorten ‘verlofstelsels’ van belang:
Moederschapsrust: dit is het geheel van rustperiodes waar een zwangere werknemer recht op heeft. De moederschapsrust bestaat uit twee onderdelen: de voorbevallingsrust (prenatale rust, gewoonlijk zes weken) en de nabevallingsrust (postnatale rust, gewoonlijk negen weken).
Geboorteverlof: de biologische vader of de tweede ouder (dit is de partner van verschillend of hetzelfde geslacht die op het ogenblik van de geboorte gehuwd of samenwonend is met de moeder) kan tien dagen gewettigd afwezig zijn van het werk in de loop van vier maanden na de bevalling. Vroeger heette dit het ‘vaderschapsverlof’. Omwille van de progressieve benadering van wie de tweede ouder kan zijn, werd deze term aangepast in de wetgeving.
Ouderschapsverlof: biologische of tweede ouders die meer tijd willen om bij hun kind(eren) te zijn, kunnen ouderschapsverlof opnemen. Het ouderschapsverlof kan door elk van beide ouders worden opgenomen voor een voltijdse periode van vier maanden, maar kan ook deeltijds opgenomen worden (bijvoorbeeld halftijds gedurende acht maanden).
De kop in de Standaard gebruikt dus eerst en vooral foute terminologie (‘ouderschapsverlof’ in plaats van ‘geboorteverlof’). Het klopt dat het geboorteverlof slechts 10 dagen bedraagt, maar het klopt allesbehalve dat “jonge vaders het daarmee moeten doen”. Er is naast het geboorteverlof namelijk ook nog het ouderschapsverlof. Trouwens, het enkel en alleen verwijzen naar een vader als mogelijke tweede ouder is anno 2024 op zijn minst achterhaald te noemen.
Merk op dat hierboven voor de verschillende afwezigheden verschillende termen worden gebruikt, namelijk verlof en rust. In essentie wijzen beide termen op het feit dat een werknemer gedurende een bepaalde periode afwezig blijft van het werk. De semantiek van de termen is echter volledig verschillend. In het geval van ‘verlof’ ligt de nadruk op het vragen van toestemming aan de werkgever om afwezig te blijven van het werk. In het geval van ‘rust’ ligt de nadruk op de noodzaak om te rusten, te bekomen na een periode van ziekte, inspanning of vermoeidheid.
Wanneer we het ouderschap bekijken in de wet, vinden we samenstellingen met de term ‘rust’ logischerwijze enkel terug wanneer de afwezigheid van het werk de moeder betreft die zwanger is en bevalt van het kind. Voor de vader of de tweede ouder vinden we samenstellingen met de term ‘verlof’. Deze termen zijn door onze wetgever bewust gekozen bij het opstellen van de eerste socialezekerheidsregelingen, en weerspiegelen in die tijd gangbare maatschappelijke ideeën.
Hoewel dus bij aanvang de nadruk werd gelegd op de rust die de vrouw nodig had om zich voor te bereiden op de bevalling, en achteraf om te herstellen van de zwangerschap en de bevalling, is de aandacht in de loop van de tijd verschoven. De moederschapsrust is er niet enkel omwille van de medische consequenties, maar geeft ook aan de jonge moeder de mogelijkheid om een band op te bouwen met haar kind. Vanuit die gedachte kon de redenering dat ook de vader of de tweede ouder van gelijk welk geslacht diezelfde mogelijkheid dient te krijgen, niet uitblijven. Dit is een zeer positieve evolutie. In deze sfeer (de mogelijkheid om een band met het kind op te bouwen) stellen dat enkel moeders moederschapsrust nodig hebben, is discriminatoir! Men erkent vaders en tweede ouders dan niet in hun rol als ouder. Beide ouders staan hier op gelijke voet, en zouden dezelfde mogelijkheden moeten krijgen. Voorstellen die een uitbreiding van het geboorteverlof beogen, zijn dus zeker aan te moedigen.
Men mag echter niet uit het oog verliezen dat wat het medische aspect (de zwangerschap en de bevalling) betreft, de ouders niet op gelijke voet staan. De vrouw die bevalt van het kind, heeft, naast de mogelijkheid om een band op te bouwen met het kind, ook nog steeds de nood aan lichamelijk herstel. Haar dit ontzeggen of afnemen, is ook discriminatoir! In veel landen zien we gebeuren dat het geboorteverlof en ouderschapsverlof voor de vaders en tweede ouders sterk uitgebreid wordt. Dit wordt dan meteen kritiekloos aanzien als iets positief, een na te streven doel, ook voor België. Maar vervolgens stellen we vast, dat in deze landen het geboorteverlof enkel en alleen kan uitgebreid worden doordat de moeder een stuk van haar nabevallingsrust opgeeft aan de vader of tweede ouder, of dat het ouderschapsverlof gedeeld moet worden onder de ouders, en zij bijgevolg niet allebei recht hebben op de volledige periode. Het staat mooi om als land te zwaaien met schijnbaar positieve mogelijkheden voor jonge ouders om meer tijd met hun kind(eren) door te brengen, maar de moeder nabevallingsrust afnemen ten gunste van de tweede ouder, of het ouderschapsverlof laten delen onder de ouders is allesbehalve positief te noemen. Een werkelijke uitbreiding van het geboorteverlof voor de tweede ouder zou een beter streefdoel zijn.
We moeten beter willen voor onze jonge ouders! Laten we niet in de val trappen van schijnbaar positieve maatregelen. Voor een sociale zekerheid die mogelijkheden geeft aan iedereen die daar nood aan heeft, en die niet enkel mogelijkheden kan geven aan een groep door ze van een andere groep af te nemen!
Bron: SOCIALISME.BE