Schooldirectrice Christine Hannes en onderwijsdeskundige Tim Surma schreven hun visie in De Tijd.
Christine Hannes (42), Afkomstig uit Schoten. Directeur van de GO! Spectrumschool.
Tim Surma (41), Afkomstig uit Sint-Niklaas. Onderzoekshoofd Expertisecentrum voor Effectief Leren (ExCEL) aan Thomas More, dat zich toelegt op effectieve instructie in het onderwijs.
Met een acuut lerarentekort, corona-achterstand en een tanende kwaliteit waait een perfecte storm door het Vlaams onderwijs. En al die problemen zijn niet van elkaar los te denken, zeggen schooldirectrice Christine Hannes en onderwijsdeskundige Tim Surma.
Als Christine Hannes en Tim Surma donderdagmiddag aan tafel schuiven in de refter van Surma’s hogeschool Thomas More in het centrum van Antwerpen, is het al de tweede keer deze week dat ze elkaar ontmoeten. Maandag gaf Surma een bijscholing aan de bijna 200 leerkrachten van de GO! Spectrumschool in Deurne en Borgerhout, waar Hannes directrice is. De pedagogische studiedag ging over de basics. ‘Didactiek. Lesgeven. Heel simpel’, zegt Surma. ‘Als je de problemen in het onderwijs wil aanpakken, is de allerbelangrijkste factor waarop je vat hebt de kwaliteit van wat er gebeurt in een lesuur. Die zeven keer vijftig minuten, daar gebeurt het. Die tijd van interactie met een leerkracht die zijn best doet om dingen bij te brengen is zo kostbaar. En op dat moment is elke leerling gelijk, terwijl de tijd buiten de schooluren extreem ongelijk is.’
Het klinkt evident, en dat is het ook, zegt Surma. ‘Soms zijn dingen zo vanzelfsprekend dat ze in de praktijk vergeten worden. Een goede uitleg van wat een leerling te weten moet komen, veel vragen, veel herhaling, en veel activering van voorkennis. Met een stuk of tien bouwstenen kan je zo een goede lessenreeks maken. Maar die evidente zaken zijn voor een stuk verdwenen uit ons onderwijs door een internationale stroming in de onderwijs- didactiek die een heel romantisch beeld van onderwijs nastreefde: laat een kind zijn wie het is, laat het alles zelf ontdekken zonder begeleiding van experten, en dan lukt het wel. Maar dat lukt dus niet hé.’
Nadat hij zelf 18 jaar als wiskundeleraar voor de klas heeft gestaan, leidt Surma vandaag het expertisecentrum ExCEL. In die hoedanigheid zetelt hij ook in de commissie Beter Onderwijs die minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) in het leven riep na alweer tegenvallende scores in de internationale rangschikkingen en die volgende week een langverwacht rapport voorstelt. Surma wil vooral op onderzoek gestoelde didactische principes naar de praktijk brengen. Evidence informed teaching, heet het. ‘Alles gebeurt in slingers en golven. Die romantische idee van onderwijs komt uit een sociaal-constructivistische stroming: ‘Waarheid is relatief, kennis construeer je zelf’. Dus waarom zou een leerkracht je die nog moeten aanreiken? Op zich is er met die stroming niet zo veel mis, kinderen leren ook bij in sociale interactie. Maar een leerkracht is daardoor wat buitenspel geraakt.’
Voor het eerst in tien jaar voor de klas
‘Voor ons zijn het heel bruikbare adviezen’, zegt Hannes. De studiedag was een succes. De Spectrumschool van Hannes is een TSO- en BSO-school van 1.200 leerlingen die, zoals ze zelf omschrijft, onderaan het watervalsysteem staat. Ze wordt geconfronteerd met het acute lerarentekort. De voorbije weken gaf Hannes, juriste van opleiding, voor het eerst in de bijna tien jaar dat ze directrice is zelf weer les. Bij gebrek aan een leerkracht Nederlands. Vorige week had ze drie vacatures openstaan, waardoor haar kwetsbare leerlingen veel tijd in studie doorbrachten. De nieuwe leerkracht Nederlands is gevonden, nu nog iemand voor islam en voor elektriciteit.
‘Voor elektriciteit was het altijd al moeilijk. Dat is typisch een vak voor zij-instromers. Vanochtend sprak ik met iemand die al 20 jaar bij een Antwerps chemiebedrijf werkt en het onderwijs ziet zitten. Hij had me gemaild omdat hij me in ‘Terzake’ had gezien. Hij zou morgen kunnen beginnen, maar moet ontslag nemen, beginnen aan de lerarenopleiding en wachten op de erkenning van zijn nuttige ervaring. Hij mag maar acht jaar anciënniteit meenemen, dus hij zou nog lang een veel te laag loon krijgen. Dat zijn heel wat obstakels. Het zou al een quick win zijn om die mensen meteen een rechtmatig loon te geven.’
Minister Weyts stelde deze week een lijstje met andere quick wins voor om het lerarentekort aan te pakken. In welke geloven jullie?
Tim Surma: ‘Het zijn vooral blusmaatregelen. Er zijn er die op korte termijn een effect kunnen hebben, zoals zij-instroom makkelijker maken. Of een rasleerkracht die heel graag lesgeeft niet verplicht met pensioen sturen. Maar ik denk niet dat ze naar de essentie van het probleem gaan. Als je de uitstroom van je startende leerkrachten drastisch verkleint, los je al een groot deel van het probleem op.’
Christine Hannes: ‘Daarom zou sneller en meer stage in de lerarenopleiding ook goed zijn. Ik merk dat veel beginnende leerkrachten een verkeerd beeld hebben van het onderwijs. De vlakke loopbaan maakt de job minder aantrekkelijk. Kunnen doorgroeien als leerlingenbegeleider, technisch adviseur of ondersteuning voor gelijke kansen, zoals hier, kan niet overal.’
Als leerkrachten meer naar de kerntaak kunnen, zullen er minder uitvallen.
Hoe komt het dat het tekort net nu zo nijpend is?
Surma: ‘Over het lerarenkorps zijn een hoop moderniseringen uitgerold. En daarover zijn dan nog eens allerlei actieplannen en de digisprong, om de achterstand in digitalisering in te halen, gegoten. Ik denk dat dat te veel is.’
Hannes: ‘Lesgeven is je hoofd boven water houden in een zwembad dat steeds dieper gevuld wordt. Dan gooien ze een energiedrankje toe – zoals de uren voor extra bijlessen – maar als je aan het verdrinken bent, kan je dat niet aanpakken.’
Surma: ‘Het speelt al veel langer, natuurlijk. Wat nu ook bewezen wordt: snelle, kortdurende investeringen in het onderwijs leiden altijd tot een herverdeling in activa. Je vindt amper leerkrachten Nederlands omdat die ingeschakeld worden voor bijlessen tegen de coronaleerachterstand. Op zich een fantastisch idee, maar je kan leerkrachten maar één keer gebruiken.’
Geven veel leerkrachten er ook de brui aan omdat ze bezwijken onder taken die niet met lesgeven te maken hebben?
Surma: ‘Bijna alle lezersbrieven en opinies van leerkrachten en directies die je nu leest, zijn een pleidooi om naar de kerntaak te gaan: lesgeven. De maatschappij verwacht soms niet-realiseerbare dingen van het onderwijs. We moeten aflijnen wat we van een school verwachten. Is dat goed kunnen lezen en schrijven, en bekwaam zijn voor de toekomst? Dan moeten we dat helder stellen en leerkrachten daarmee bezig laten zijn. Leerkrachten moeten nu steeds meer zorg bieden aan specifieke leerlingen, maar daar zijn ze vaak niet voor opgeleid. Laat staan dat het de reden is waarom ze in het onderwijs gingen. Of ze moeten zich juridisch indekken tegen beroepscommissies, of zich administratief voorbereiden op een schoolinspectie. Dat heeft niets met lesgeven te maken. Als leerkrachten meer naar de kerntaak kunnen, zullen er minder uitvallen.’
Hannes: ‘Ik was vroeger als leerkracht in de vakantie een week bezig met het opstellen van een vorderingsplan. Dat is een hele jaarplanning, van les tot les. Natuurlijk moet je aantonen welke leerstof je wil zien en hoe je dat wil spreiden. Maar uiteindelijk gebeurt daar de rest van het schooljaar niets mee. Het is het eerste dat ik als directeur vereenvoudigd heb, al had de inspectie daar vragen bij.’
Surma: ‘Er hangt een geest van verantwoordingsplicht in ons onderwijs. We moeten constant documenteren waarmee we bezig zijn. Logisch, maar daar is een enorm gewicht aan gegeven, terwijl dat ook op een A4’tje kan.’
Weyts versnelde dit jaar de vaste benoeming. Gaat dat helpen tegen het lerarentekort?
Hannes: ‘Dat is contraproductief. Vorig schooljaar kreeg ik drie leerkrachten die ik voorrang moest geven omdat ze vastbenoemd waren, maar op hun eigen school geen uren meer hadden. Die hadden nog nooit in Antwerpen lesgegeven en hadden moeite met de context van onze school. Daarvoor moest ik wel een goede tijdelijke leerkracht aan de deur zetten, die bewust had gekozen voor onze school. Mensen gaan sneller benoemd raken en sneller boventallig zijn.’
Surma: ‘De vaste benoeming versnellen is inderdaad geen maatregel tegen het lerarentekort. Hij draagt bij tot de hinderpalen voor een succesvol hr-beleid.’
De werkdruk in de lerarenopleiding is gigantisch.
Volgende week wordt het rapport van de commissie Beter Onderwijs voorgesteld over de almaar slechter wordende kwaliteit. Is die problematiek rechtstreeks gelinkt aan het tekort aan leerkrachten?
Surma: ‘Je kan dat niet los van elkaar zien. De kwaliteit komt in het gedrang door het lerarentekort. Maar dat is eveneens een symptoom van de dalende onderwijs- kwaliteit. De maatschappelijke perceptie van het onderwijs daalt omdat mensen zien dat de kwaliteit achteruitgaat.’
Zag u de neergang van ons onderwijs 15 jaar geleden als leerkracht wiskunde?
Surma: ‘Absoluut. Ik zag in het eerste jaar secundair dat leerlingen dingen niet meer konden die ze zeven jaar daarvoor wel nog konden. Bijvoorbeeld meteen weten hoeveel 7 maal 5 is. Leerlingen zeiden: ‘Hoe zou ik dat moeten weten? Ik heb toch geen rekenmachine bij me?’ Dat soort respons begon je te krijgen. Dat is geen steen in de richting van de leerkracht lager onderwijs. Die zeiden me dat ze dat gewoon niet meer mochten aanleren. Als ik met een sterke klas uitdagende oefeningen wilde doen, kreeg ik onder mijn voeten van de pedagogische begeleiding of de inspectie.’
Hannes: ‘Ergens snap ik vanwaar dat komt. Als je de lat te hoog legt en daarop evalueert, zou dat fout zijn. Ik vind het heel goed dat de overheid zegt: dit zijn de eind- termen, dat moet iedereen kunnen en daarop evalueren we. Het kan niet de bedoeling zijn dat jongeren uitvallen omdat de lat bij de start al te hoog ligt. Er moeten groeikansen zijn.’
Surma: ‘Absoluut, maar het gaat voor mij verder dan concrete eindtermen. Het gaat om de ideologie die door die instanties verspreid werd. Die is traceerbaar in tijdschriften, kranten, opiniestukken en cursusmateriaal. In de jaren 90 zag je citaten als: ‘Het lager onderwijs moet niet meer voorbereiden op het secundair onderwijs’. Het werd duidelijk gesteld: dingen kennen is minder belangrijk. Met die kanttekening dat dat natuurlijk niet bewust is gedaan om ons onderwijs kapot te maken.’
Hannes: ‘Ik denk zelfs vanuit het juiste idee dat de hele klas mee moet en dat je moet maken dat je geen elitair onderwijs krijgt. Maar de slinger is doorgeslagen. Ik heb nu schrik dat hij weer naar de andere kant zal doorslaan. Wij zijn een typische watervalschool. De focus op te veel kennis is net een van de redenen waarom leerlingen bij ons terechtkomen. Het traditionele lesgeven met zijn algemene klassikale theoretische toetsen is wat jongeren in de waterval duwt. Ik geloof dat algemene vorming belangrijk is, maar in ons specifieke geval, met al die negatieve schoolervaringen, moet je opletten dat ze niet afhaken.’
Kritisch denken zonder achtergrondkennis is gewoon lastig doen.
Maar weer meer nadruk op kennis is wel een noodzaak?
Surma: ‘Mevrouw Hannes haalt een van de belangrijkste argumenten aan die mensen hebben tegen een kennisrijk curriculum. Dat wordt geassocieerd met een grijze vijftiger die aan zijn bureau zit en vijftig minuten declameert. Maar dat hoeven dus geen synoniemen te zijn. Een kennisrijk curriculum moet worden gebracht op een uitdagende, didactische manier: met oefeningen en interactie, en leerkracht- en leerlinggestuurd. Er wordt soms geponeerd dat we kinderen alleen maar kritisch moeten leren denken. Maar ook daarvoor is kennis van tel. Ik kan bijvoorbeeld heel goed kritisch denken over onderwijs, maar plaats mij tegenover Fernand Huts om het te hebben over belastingconstructies en het gesprek stopt. Kritisch denken zonder achtergrondkennis is gewoon lastig doen.’
Hoe kunnen we nog onze onderwijskwaliteit opkrikken?
Surma: ‘Ik kan niet vooruitlopen op het rapport, maar er zullen een hoop adviezen instaan om de kwaliteit op te krikken. De recepten voor kwaliteitsverbetering moeten van structurele aard zijn. De leraren- opleidingen moeten verbeterd worden, de aanvangsbegeleiding moet goed zijn, er moet gewerkt worden met kennisrijke curricula zodat vakmensen hun ding kunnen blijven doen en de kwaliteit van ons onderwijs moet beter gemonitord worden. Het is toch vreemd dat de onderwijsinspectie niet al 15 jaar geleden heeft gezien dat er iets aan de hand is met ons onderwijs? Nu moeten we telkens wachten op buitenlands onderzoek.’
U haalt de lerarenopleiding aan. Wat loopt daar mis?
Surma: ‘Het kennisrelativisme is ook doorgesijpeld in de lerarenopleiding, vanuit het mantra dat het niet meer zo belangrijk is om dingen te weten omdat je het kan opzoeken of vragen. We weten uit de cognitieve psychologie dat de dingen die je weet bepalend zijn voor de kwaliteit en het tempo van toekomstig leren. Als je begint te tornen aan een fundament van menselijke cognitie, moet je niet verbaasd zijn over wat aan het gebeuren is in ons Vlaams onderwijs.’
Hannes: ‘Met een kanttekening: de werkdruk voor de leraren in de lerarenopleiding is gigantisch. Ze krijgen soms absurd weinig tijd om hun vak te geven, zich voor te bereiden of nazorg te bieden.’
Surma: ‘Klopt. Lerarenopleidingen zouden knowledge brokers moeten zijn. Er wordt veel goed wetenschappelijk onderzoek verricht naar onderwijs en didactiek, maar alleen daarmee kom je er niet. Geef docenten de kans om deels in de lerarenopleiding en deels in het secundair les te geven. Zo link je het wetenschappelijke aan het ambacht van het lesgeven.’
Als je echt efficiëntiewinsten wil, moet je drastische wijzigingen doorvoeren. Maar wie durft zich daaraan te verbranden?
Een van de schrijnende vaststellingen is dat weinig landen meer geld steken in onderwijs dan wij, maar toch zakken we in de rankings. Hoe komt dat?
Hannes: ‘De belangrijkste reden is de versnippering. Het is waanzin hoe ons onderwijs georganiseerd is. Je hebt stedelijk, provinciaal, gemeenschaps- en katholiek onderwijs. Binnen het katholieke heb je nog eens groeperingen. Zelfs CLB’s zijn versnipperd. In Deurne zijn vijf scholen. Als een jongere in een jaar naar drie verschillende scholen gaat – en zo zijn er – krijgt die telkens een nieuwe leerlingenbegeleider. Dat is verspilling van geld, energie en talent. Ik snap dat mensen oog hebben voor het pedagogisch project, maar één officieel onderwijsnet zou ik al veel logischer vinden.’
Surma: ‘Schrijf er maar bij: ‘Tim Surma knikt instemmend’.’
Hannes: ‘We laten scholen elkaar beconcurreren met overheidsgeld. We hebben die leerlingen nodig om de lesuren en de leerkrachten te betalen en de school te kunnen verwarmen.’
Surma: ‘Van buitenaf is het raar. Zodra je in het onderwijs zit, is het een normaliteit. Maar je raakt een fundament van hoe ons Vlaams onderwijs opgebouwd is, met een heel lange geschiedenis. Die heeft te maken met de staat, onderwijsvrijheid, neutraliteit, ideologie. Dat is moeilijk aan te pakken.’
Hannes: ‘Begin dan al eens met de CLB’s samen te voegen.’
Er zijn dus efficiëntiewinsten te boeken?
Surma: ‘Ja, maar dat wil niet zeggen dat het besparingen legitimeert. Op zich is het een heel bijzonder signaal dat er nu net op onderwijs bespaard is, terwijl er in de coronacrisis zo veel aandacht was om de scholen open te houden.’
Hannes: ‘Als je echt efficiëntiewinsten wil, moet je drastische wijzigingen doorvoeren. Maar wie durft zich daaraan te verbranden?’
U zei deze week dat er ondanks alle moeilijkheden toch nog veel redenen voor optimisme zijn, meneer Surma. Is dat zo?
Surma: ‘Ja. Er zijn ondertussen scholen waar de directeurs de basisfundamenten herstellen: de inhoud van een vak voorop, aanleerbare doelen en passende didactieken. En wat valt er op? Het werkt. Niets geeft 100 procent garantie, maar er zijn redenen genoeg om optimistisch te zijn.’
Hannes: ‘De meeste mensen in het onderwijs zijn nu eenmaal idealisten. Die willen er ook iets mee doen. En bij mij zijn het mijn leerlingen die mij aanzetten tot optimisme. Er is nergens ter wereld een job waarin je meer verschil maakt dan in onderwijs. In onze school is dat zeker zo. Een van onze oud-leerlingen is Yassine Boubout. Die heeft bij ons een heel moeizaam schoolparcours gekend, maar we hebben met hem hard gewerkt. Nu zit hij in zijn laatste jaar rechten en doet hij heel nuttig werk rond politiegeweld. En zo zijn er veel succesverhalen.’ Bron: De Tijd