• 29 augustus 2023

Alles herstelbaar maken, geldt dan niet enkel voor producten, maar ook voor bouwprojecten en de ecosystemen errond. En indien het niet herstelbaar is, dan mag het niet worden gemaakt, gebouwd, verkocht.

Het klinkt alvast goed, het ‘Right to Repair’ voorstel dat de Europese Commissie publiceerde op 22 maart 2023. Met dit voorstel wil ze de eerste aanzet geven voor gemeenschappelijke regels om het recht op herstel van goederen te bevorderen. De volgende stap is nu aan het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie om amendementen voor te stellen en tot een akkoord te komen met de Commissie.

Alle Europese burgers samen consumeren een massa aan goederen en laten ook een massa aan afgedankte goederen achter. Zowel de producenten als consumenten zijn verantwoordelijk voor deze afvalberg van 35 miljoen ton per jaar in de EU, maar dit voorstel moet vooral duidelijk maken dat het recht op herstel een andere manier van produceren en van consumeren moet inluiden. En daar maakt de EU best snel werk van omdat het voorstel niet alleen de Green Deal van Europa activeert, maar ook omdat het kan bijdragen tot een essentiële verandering van ondernemen en consumeren op korte termijn.

Het ‘Right to Repair’ voorstel heeft betrekking op twee periodes: tijdens en na de garantieperiode. Tijdens de garantieperiode heeft elke fabrikant de plicht om gratis te repareren wanneer reparatie goedkoper blijkt dan vervangen. Ook wanneer de schade duidelijk is veroorzaakt door de consument, is er recht op herstel, maar de kosten zijn dan wel voor de consument. De Europese Commissie blijft vasthouden aan de wettelijke garantieperiode van twee jaar. Dit is natuurlijk erg kort en een mogelijk amendement zou kunnen zijn om deze termijn te verlengen. Bovendien is het onduidelijk wie gaat bepalen of herstel nog mogelijk en goedkoper is dan vervanging. Onderdelen zijn vaak heel duur in verhouding tot de aanschaf van een nieuw product zodat de berekening snel gemaakt is.

Na de garantieperiode worden een aantal maatregelen voorgesteld om herstel te faciliteren, zoals verplichting tot het herstellen van goederen, tot tien jaar na de aankoop afhankelijk van het type toestel, en het informeren van consumenten via een online platform. Voorlopig slaat de ‘Right to Repair’ na de garantieperiode op een beperkt gamma aan elektronische producten die in de EU verkocht worden, zoals televisies, (vaat)wasmachines, stofzuigers, koelkasten. Op termijn zal dit uitgebreid worden naar tablets en gsm’s wanneer de Ecodesign Richtlijn is aangenomen. Vooral bij deze producten is de nood het hoogst, want geplande veroudering en de verleiding om steeds de nieuwste versie aan te kopen, zijn precies het grootst bij gsm’s en tablets.

Het ‘Right to Repair’ voorstel geeft een eerste aanzet in de richting van een drastische breuk met de oude cultuur van produceren en consumeren. Echter, alle producten zouden vanuit een herstelgedachte moeten worden geproduceerd en geconsumeerd. Dit vraagt uiteraard om een geheel nieuw business model waarbij verkopers opnieuw inzetten op het herstellen van de producten en waarbij kopers zich bij de aanschaf op de eerste plaats afvragen hoe makkelijk het product kan worden hersteld bij een defect en wat de kostprijs zal zijn.

Alle EU-landen kunnen het voorbeeld nemen aan Frankrijk waar sinds 2021 een index bestaat die aangeeft in welke mate een product herstelbaar is. Dergelijke ’Indice de réparabilité’ is nuttig wanneer de score niet enkel gaat over de praktische mogelijkheden van reparatie, maar ook over de kostprijs ervan. De score zou ook een ideale vergelijkingsbasis kunnen bieden voor verschillende producten. Inspiratie kan alvast worden gevonden in het verplichte energielabel bij de verkoop van auto’s, elektrische apparaten, lampen en gebouwen of bij de vrijwillige Nutriscore, dat de voedingswaarde van voedsel en dranken visualiseert. Met een systeem van rood tot groen, waarbij rood staat voor een zeer slechte reparatiescore wegens te duur en te moeilijk, zullen consumenten meer geneigd zijn om te opteren voor een product met een groene score. Producenten kunnen hierdoor positief worden gestimuleerd om in te zetten op betaalbare reparatie.

Zo ver zijn we echter nog niet, want de industrie loopt niet warm voor een dergelijke herstelscore. Ook voor de consument is het nog steeds veel eenvoudiger, goedkoper en sneller om een nieuw product te kopen, dan te wachten op herstel. Herstel moet dicht bij de bron gebeuren, is dus lokaal waardoor rekening moet worden gehouden met Europese arbeidskosten die veel hoger zijn dan de arbeidskosten van de landen waar de toestellen worden gemaakt. In vele Europese landen is er ook geen echte reparatiecultuur meer. Bovendien zet het onderwijssysteem steeds minder in op het aanleren van deze vaardigheden waardoor consumenten geen andere uitweg hebben dan een ander product aan te kopen en dat is meestal een nieuw.

Momenteel kiest ruim 65% van de Europeanen ervoor om hun product te vervangen in plaats van het te laten herstellen, ondanks de vele initiatieven die bottom up zijn ontstaan en reeds lang in verschillende EU-landen actief zijn, zoals de Repair Cafés. Het eerste Repair Café zag het licht in Amsterdam in 2009. Ondertussen is dit een wereldwijde organisatie geworden die als doel heeft om reparatievaardigheden te behouden en om herstelbare producten te promoten. De stichtster Martine Postman had de EU niet nodig om een beweging te starten die herstel van alle producten beoogt en die inzet op leren van elkaar. Immers, vooral de jongere generatie weet vaak niet of, en hoe, producten kunnen worden hersteld.

Het ‘Right to Repair’ voorstel moet dus een veel bredere scope hebben en alle producten omvatten, inclusief de niet-elektronische. Alleen op die manier kan er werk worden gemaakt van een duurzame verandering van produceren en consumeren. Ieder product moet zo gemaakt worden inclusief recht op herstel. In plaats van geplande veroudering wordt het dan gepland herstel! ‘Planned obsolescence’ ontstond in 1924 toen General Motors kleine designveranderingen voorstelde om de consumenten te overhalen om een nieuwe wagen te kopen en zo een boost te geven aan de verkoop. Bijna 100 jaar later is het meer dan tijd om af te stappen van die productiestrategie en volop te gaan voor ‘Planned Repair’. Alles herstelbaar maken, geldt dan niet enkel voor producten, maar ook voor bouwprojecten en de ecosystemen errond. En indien het niet herstelbaar is, dan mag het niet worden gemaakt, gebouwd, verkocht.

Het Right to Repair voorstel draagt bij tot de doelstelling van de Europese Commissie om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te zijn. De verschroeiende temperaturen en verwoestende stormen in verschillende landen binnen en buiten Europa, tonen dat het sneller moet gaan en dat niet mag worden getalmd om voorstellen in acties om te zetten. Wie van de beleidsvoerders zal nog actief zijn in 2050? En wie zal dan nog tot verantwoording kunnen worden geroepen wanneer de doelstelling niet wordt bereikt? Een eerste actiepunt zou daarom al zijn om niet langer 2050 als einddoel te beschouwen. Met een doelstelling die zo ver weg ligt in de tijd, krijgt de burger vooral het fout signaal dat het nog niet zo dringend is.

Bron: Sampol