Opinie – Kolet Janssen

Verwaarlozing en/of mishandeling van kinderen is niet zo ondenkbaar als we met zijn allen hopen of denken. Ook in onze tijd blijft er veel onder de radar.

Het beeld dat me bijbleef van storm Eunice, is dat van de mama die wanhopig worstelde met een omverwaaiende buggy-met-kind in een druk busstation. En hoe het minutenlang duurde voordat er eindelijk een paar omstaanders bijsprongen. Mensen denken spontaan dat ze best wel edelmoedig en dapper zullen zijn, als ze getuige zijn van een noodsituatie. In de praktijk blijkt dat vaak dik tegen te vallen.

Mishandeling is onuitroeibaar

Kinderen komen ook in andere stormen terecht. Een kinderdagverblijf waar dingen gebeuren die niet kunnen. Of nog het vaakst: een thuissituatie die niet ok is. Regelmatig blijven verantwoordelijken en omstaanders in gebreke. Zelfs als er iets gemeld wordt, wordt er lang niet altijd ingegrepen. Het is ook niet gemakkelijk om tussen te komen, om beschuldigingen te uiten, om misbruiken te bewijzen. Natuurlijk moet er gewerkt worden aan betere controle, aan opschortende maatregelen, aan inspectie door onafhankelijke organen. Maar de realiteit is dat er altijd situaties zullen zijn, waarin kinderen gevaar lopen of minstens niet goed behandeld worden.

Baby’s en peuters kunnen veel vragen van ouders en verzorgers. Soms gaat het de krachten van mensen te boven. Dat is nooit een excuus. Wie professioneel met kinderen werkt, moet permanent begeleid worden om schrijnende voorvallen te voorkomen. Wie er in het eigen gezin dreigt onderdoor te gaan, staat nog te vaak alleen.

Speel- en ademruimte

It takes a village to raise a child, dat weten we allemaal. Alleen zijn veel dorpen niet meer wat ze misschien ooit geweest zijn. Mensen ergeren zich snel aan andermans jengelende kinderen. Ze kijken de andere kant op als ouders zichtbaar handen tekort hebben. Het is nog te veel ‘not done’ om andermans kinderen aan te spreken of even een handje toe te steken.

Als vrijwilligster in speelOdroom, een kleinschalige ontmoetingsplaats gelinkt aan het Huis van het Kind, zie ik soms ouders die ten einde raad zijn. Omdat hun baby of peuter niet of heel moeilijk wil slapen of eten. Ze hebben alles geprobeerd en voelen zich leeg. Dan helpt het om even te kunnen ventileren bij andere ouders, om het kind andere kinderen en volwassenen spelend te laten ontmoeten, om te horen dat heel wat ouders worstelen met van alles en nog wat.

Moei u!

Laten we ons met zijn allen weer wat meer gaan gedragen als ‘dorpelingen’ of ‘buren’. We gaan ons gewoon af en toe een beetje bemoeien met elkaars kinderen. Niet om oordelen te vellen, maar om te steunen bij wat ouders en opvoeders met hart en ziel proberen. Om de zaak even te ontmijnen als die dreigt te escaleren. Om met een knipoog en wat gezond verstand even een adempauze te bieden. Zodat kleine ‘monsters’ van kinderen geen ‘draken’ van ouders baren.

Ik schreef enkele verhalen voor kinderen over kindermishandeling. Vaak hoor ik de reactie dat ‘zoiets nu toch niet meer gebeurt’, dat ‘het op school wel zou opgemerkt worden’. Ik weet dat dit niet klopt. Mensen kunnen of willen vaak de signalen niet zien. En als ze iets vermoeden, weten ze nog al te vaak niet wat ze kunnen doen. Zo dikwijls hopen ze dat het vanzelf wel voorbijgaat. En dat kan, maar niet altijd.

Met zijn allen niet wegkijken, het kan een begin zijn.

Kolet Janssen is oud-lerares, (pleeg)moeder en oma, auteur van ‘Andreas en de draak’ (prentenboek over kindermishandeling), en vrijwilligster in speelOdroom

Bron: dewereldmorgen.be