De CD&V is sinds de laatste peiling de kleinste partij van Vlaanderen: het wanbeleid heeft het ‘stabiele midden’ weggeveegd.
Diegenen die de crisis bij CD&V herleiden tot een slechte communicatie, gaan voorbij aan een breder fenomeen. Het ‘stabiele midden’ en de vroegere machtspartijen gaan overal in Europa onderuit. In Frankrijk haalden de traditionele rechterzijde en de PS beiden minder dan 5% in de presidentsverkiezingen. Het jarenlange besparingsbeleid heeft niet alleen de sociale, maar ook de politieke stabiliteit ondergraven.
CD&V was jarenlang de machtspartij bij uitstek, gebaseerd op verschillende standen en een inplanting onder verschillende bevolkingsgroepen. Van de bazen over de boeren tot de werkende klasse, overal had CD&V tentakels. De afgelopen jaren werd dat steeds moeilijker. De beroepspolitici van CD&V zijn managers van het systeem en verantwoordelijk voor de vele tekorten. De managers staan mijlenver van de dagelijkse realiteit van brede lagen van de bevolking.
Wouter Beke leek er bij zijn ontslag oprecht van overtuigd dat hij het goed had gedaan en wees met een vingertje naar de media. Er valt veel te zeggen over de rol van de traditionele media – inclusief de door de Vlaamse regering en CD&V-minister Dalle kapot bespaarde openbare omroep. Maar hoe wereldvreemd kan je zijn om na de rampzalige toestanden in de woonzorgcentra en de kinderopvang niet door te hebben dat mensen dat niet vergeten?
Alle onderdelen van het departement ‘welzijn’ botsen op tekorten. Een beetje schuiven met middelen en hier en daar wat oplapwerk veranderen niets aan het globaal beeld van ellende. Waar CD&V vroeger sterk stond bij zowel verantwoordelijken als personeel van de zorgsector, kan dit vandaag niet meer verwacht worden. Dat heeft niets met communicatie te maken, maar alles met het gevoerde beleid van de afgelopen decennia.
In de hoogdagen van de christendemocratie haalde de CD&V scores van 40% en meer. Dit was enkel mogelijk op basis van een beleid van klassenverzoening waarbij verschillende standen bediend werden. Te scherpe kantjes van het burgerlijke beleid werden afgevijld om het verzet van de arbeidersbeweging af te kopen. De afgelopen jaren waren er geen middelen meer voor het afkopen van sociale vrede. Bovendien deden de CD&V-kopstukken amper pogingen om zelfs maar de schijn van enige sympathie voor de ACV-standpunten hoog te houden. Bij CD&V volgen ze aandachtiger wat er bij N-VA gebeurt dan bij het ACV. Deze opstelling maakt dat zelfs doorgaans loyale ACV-leiders CD&V niet langer zien als de enige politieke partner en al helemaal niet als een bondgenoot waarmee ze iets kunnen afdwingen.
Als alternatief voor de falende managers Beke en Coens wordt de hoop nu gevestigd op Sammy Mahdi. Die moet Connor-gewijs de partij op de kaart zetten. Bij Vooruit heerst er euforie naar aanleiding van de peilingen die de partij op 15% zetten, nog steeds een pak onder de resultaten die tot in de jaren 1990 werden gehaald. De Connor-score heeft weinig met enthousiasme voor enig politiek project te maken, maar eerder met entertainmentoptredens van de voorzitter. Wellicht hopen sommige strategen in Rousseau of Mahdi een nieuwe Macron te vinden. Ook bij dat voorbeeld moet echter worden opgemerkt dat het enthousiasme op een erg diep niveau staat en dat Macron er niet in slaagt een stabiele formatie uit te bouwen.
Wat alleszins vaststaat, is dat er met Sammy Mahdi geen grotere opening richting arbeidersbeweging komt.
Mahdi verklaarde dat CD&V “meer Daensistisch” moet zijn. Hij lijkt meer te verwijzen naar het succes van de Studio 100-musical dan naar de harde sociale strijd van de Aalsterse werkende klasse tegen uitbuiting en onderdrukking. Eerder omschreef Mahdi zichzelf als conservatief en als staatssecretaris van Asiel en Migratie liet hij zich opmerken als de hardvochtige politicus die hongerstakers nog liever de dood injoeg dan er mee te praten. Uiteindelijk stuurde hij de actievoerende mensen-zonder-papieren met holle en nadien gebroken beloften de kerk uit. In zijn eerste interviews als toekomstige CD&V-voorzitter verklaarde Mahdi onder meer dat verplichte gemeenschapsdienst voor werklozen een speerpunt van zijn partij wordt. Wat zou Daens denken van onbetaalde dwangarbeid in plaats van degelijke contracten en goede arbeidsvoorwaarden?
Mahdi bevestigt uitdrukkelijk dat er geen inhoudelijke breuk komt. Met Coens had hij naar eigen zeggen altijd een heel goed contact, “we hebben alleen een andere manier van aanpak en communicatie.” Dat legde hij verder uit: “Uiteraard is het belangrijk om op een eenvoudige, volkse manier te ‘klappen’. Het heeft geen zin om mensen te overtuigen met de conventie van Genève of de wet-Renault van ‘96. Je moet het gevoel van de mensen meer aanspreken. En je mag de impact van de beeldcultuur op jongeren niet onderschatten. Authentiek communiceren op sociale media is de opdracht.” (Het Nieuwsblad 9 mei) Dat Mahdi de wet-Renault (1998) over collectieve afdankingen verwart met de loonwet van 1996 die onze lonen op een dieet zet, is overigens een indicatie van hoe ver hij van de arbeidersbeweging staat.
Beeldcultuur is inderdaad belangrijk. De beelden van onze ouders en grootouders die aan hun lot overgelaten werden in verschrikkelijk dure woonzorgcentra of de beelden van wantoestanden in de ondergefinancierde kinderopvang zullen niet zomaar naar de vergeethoek gecommuniceerd worden. Uiteindelijk kan ook de meest hippe communicatie niet voorbij aan de sociale realiteit van een ongeziene kloof tussen arm en rijk, waarbij een kleine toplaag stinkend rijk is terwijl steeds meer mensen uit de boot vallen. De managers van die kleine toplaag krijgen het niet meer uitgelegd aan bredere lagen van de bevolking. Dat is de achtergrond van de neergang van traditionele partijen als CD&V.
De arbeidersbeweging kan niet rekenen op de traditionele partijen. Ze moet zelf haar belangen verdedigen en politieke eisen op de agenda zetten voor de koopkracht van de werkende klasse, massale publieke investeringen in openbare diensten (als zorg, onderwijs, openbaar vervoer, sociale huisvesting …) en een rationeel geplande groene transitie om de planeet leefbaar te houden.